ECLI:NL:RBROT:2022:11444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
9896267 CV EXPL 22-15899
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. Spierings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (hierna: WSV) en [gedaagde01]. WSV heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde geëist, omdat [gedaagde01] een huurachterstand had laten ontstaan van € 4.326,27 tot en met mei 2022. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 676,96 en moet bij vooruitbetaling worden voldaan. WSV heeft de vordering onderbouwd met de stelling dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [gedaagde01] heeft de huurachterstand erkend, maar verwees naar haar financiële situatie, waarbij zij aangaf geen werk te hebben en vanaf 12 juni 2022 een uitkering te ontvangen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand van meer dan drie maanden de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] zijn niet zwaarder gewogen dan het belang van WSV bij een huurder die aan haar betalingsverplichtingen voldoet. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na het vonnis.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat WSV direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9896267 CV EXPL 22-15899
datum uitspraak: 1 juli 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘WSV’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 mei 2022, met bijlagen 1 en 2;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde01] ;
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt op basis van een huurovereenkomst een woning van WSV aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: het gehuurde).
2.2.
De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 676,96 per maand en moet bij
vooruitbetaling worden betaald.

3..Het geschil

3.1.
WSV eist bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan WSV van € 4.933,16 alsmede een bedrag van € 676,96 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] het gehuurde na 31 mei 2022 in gebruik zal houden, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.326,27 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
3.2.
WSV baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 4.326,27 berekend tot en met mei 2022. De hoogte van deze huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Door de wanbetaling van [gedaagde01] zag WSV zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 592,82‬ (incl. btw) komen voor rekening van [gedaagde01] . Daarnaast maakt WSV aanspraak op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, waaronder een bedrag van € 14,07 aan vervallen rente berekend tot de dag van dagvaarding.
3.3.
[gedaagde01] heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de gevorderde huurachterstand erkend en heeft de volgende omstandigheden aangevoerd. [gedaagde01] heeft geen werk maar krijgt vanaf 12 juni 2022 een uitkering. [gedaagde01] wil in de woning blijven en de achterstand betalen, maar kan op dit moment niet zeggen hoeveel ze kan aflossen naast de lopende huur.

4..De beoordeling

4.1.
Aangezien [gedaagde01] het bestaan en de hoogte van de door WSV gestelde huurachterstand van € 4.326,27 berekend tot en met mei 2022 niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen. De door [gedaagde01] aangevoerde financiële en persoonlijke omstandigheden, hoe moeilijk ook, ontslaan haar niet van haar betalingsverplichtingen jegens WSV.
4.2.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Dit deel van de vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vast staat dat sprake is van een huurachterstand en dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan. [gedaagde01] is daarom in verzuim. WSV, althans haar gemachtigde, heeft aan [gedaagde01] een aanmaning van 28 maart 2022 verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu [gedaagde01] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde01] worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde01] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot (volledige) betaling van de in die aanmaning genoemde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 592,82‬ (incl. btw) aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook toegewezen.
4.3.
De gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, waaronder een bedrag van € 14,07 aan vervallen rente berekend tot de dag van dagvaarding, zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
4.4.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierbij kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.5.
Uit rechtsoverweging 4.1 volgt dat [gedaagde01] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens WSV. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan van ruim zes maanden. Als uitgangspunt wordt bij een huurachterstand van meer dan drie maanden de ontbinding van de huurovereenkomst reeds gerechtvaardigd geacht. Van een tekortkoming van geringe betekenis is derhalve geen sprake. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. De door [gedaagde01] naar voren gebrachte financiële en persoonlijke omstandigheden wegen naar het oordeel van de kantonrechter niet zwaarder dan het belang van WSV bij een huurder die (tijdig) aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde worden dan ook toegewezen.
4.6.
Ingevolge artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd tot het treffen van een betalingsregeling zonder toestemming van WSV. Die toestemming is in deze procedure niet gegeven. Voor het eventueel alsnog treffen van een betalingsregeling met WSV, wordt [gedaagde01] verwezen naar de gemachtigde van WSV.
4.7.
De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na dit vonnis worden gesteld.
4.8.
[gedaagde01] zal verder worden veroordeeld tot betaling van € 676,96 per maand of gedeelte daarvan dat zij het gehuurde in gebruik zal houden, met ingang van de maand juni 2022 tot de dag van ontbinding van de huurovereenkomst, en daarna aan gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover de verschuldigde huurpenningen over deze periode nog niet zijn voldaan.
4.7.
[gedaagde01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De verschotten zijn vastgesteld op € 487,- aan griffierecht en € 127,43 aan dagvaardingskosten. Het salaris voor de gemachtigde van WSV wordt begroot op (1 punt à € 249,-) € 249,-.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na dit vonnis het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van WSV niet zijn, te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van WSV te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan WSV te betalen € 4.933,16 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand mei 2022, een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.326,27 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan WSV te betalen een bedrag van € 676,96 per maand met ingang van de maand juni 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van WSV vastgesteld op € 614,43 aan verschotten en € 249,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
37555/54315