ECLI:NL:RBROT:2022:11456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
9866249 CV EXPL 22-14210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure tussen Ziggo Services B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De oorspronkelijke eiser, Ziggo Services B.V. (voorheen UPC Nederland B.V.), had in 2014 een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde01], wegens onbetaalde facturen voor een radio- en tv-abonnement. Ziggo vorderde een totaalbedrag van € 210,42, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. Het verstekvonnis van 23 januari 2015 had de vordering toegewezen, maar [gedaagde01] was het niet eens met dit vonnis en heeft verzet aangetekend.

De kantonrechter heeft in de beoordeling vastgesteld dat de verzettermijn verstreken was. Volgens artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet verzet binnen vier weken na betekening van het verstekvonnis worden ingesteld. Ziggo stelde dat het verstekvonnis op 2 maart 2015 aan [gedaagde01] was betekend en dat er loonbeslag was gelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde01] op de hoogte was van de vordering. [gedaagde01] heeft echter niet inhoudelijk gereageerd op de stellingen van Ziggo en enkel betwist dat Ziggo te laat had gereageerd in de procedure.

De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde01] niet tijdig verzet had aangetekend en daarom niet-ontvankelijk was in zijn verzet. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, vastgesteld op € 37,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9866249 CV EXPL 22-14210
datum uitspraak: 25 november 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Ziggo Services B.V. (voorheen UPC Nederland B.V.),
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht ,
oorspronkelijk eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in verzet,
gemachtigde: mr. G. Grijs, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘Ziggo’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 december 2014, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 23 januari 2015 met zaaknummer 3724671 \ CV EXPL 14-61021;
  • de verzetdagvaarding van 29 april 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek in oppositie.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bij vervroeging bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1.
Ziggo vorderde in de oorspronkelijke dagvaarding van 4 december 2014 samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 210,42 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het gevorderde bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 160,60, rente van € 9,82 (berekend tot 13 november 2014 ) en buitengerechtelijke kosten van € 40,00.
2.2.
Ziggo baseert de vordering op het volgende.
[gedaagde01] heeft met Ziggo een overeenkomst gesloten ter zake een radio en tv-abonnement. Voor de door Ziggo geleverde diensten heeft Ziggo aan [gedaagde01] drie facturen gestuurd (ten bedrage van € 100,48, € 81,75 en € 3,37). [gedaagde01] is, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in gebreken gebleven met de betaling van het totaalbedrag van € 160,60. Doordat [gedaagde01] in verzuim is, is hij tevens wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast heeft Ziggo buitengerechtelijke incassokosten moeten maken, die voor rekening van [gedaagde01] komen.
2.3.
In het genoemde verstekvonnis is de vordering toegewezen. Bij dat vonnis is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 210,42, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 160,60 vanaf 13 november 2014 tot de dag der algehele voldoening, terwijl [gedaagde01] tevens is veroordeeld in de kosten van het geding vastgesteld op een totaal bedrag van € 225,15.
2.4.
[gedaagde01] is het niet eens met dat verstekvonnis en hij voert daartegen het volgende aan. [gedaagde01] betwist dat hij met Ziggo een overeenkomst heeft gesloten. De vordering is bij [gedaagde01] in z’n geheel niet bekend. [gedaagde01] heeft nooit een factuur of aanmaning ontvangen. Hij is pas bekend geraakt met de vordering nadat hij op 7 april 2022 het verstekvonnis per
e-mail heeft ontvangen. Ook de inleidende dagvaarding alsmede het exploot van betekening hebben [gedaagde01] nooit bereikt.

3..De beoordeling

3.1.
Ziggo heeft aangevoerd dat [gedaagde01] niet-ontvankelijk is in zijn verzet tegen het verstekvonnis, omdat de verzettermijn inmiddels ruimschoots is verstreken.
3.2.
Op grond van artikel 143 lid 2 en 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient – kort gezegd – verzet tegen een verstekvonnis ingesteld te worden binnen vier weken na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is of na de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
3.3.
Ziggo heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat het verstekvonnis op 2 maart 2015 aan [gedaagde01] is betekend en op 9 maart 2020 in het kader van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis loonbeslag is gelegd onder de Gemeente Rotterdam. Uit hoofde van dat loonbeslag is volgens Ziggo in de periode van 23 juni 2020 tot en met 24 mei 2022 een totaal bedrag van € 569,29 geïncasseerd.
3.4.
[gedaagde01] heeft niet meer inhoudelijk gereageerd op de stellingen van Ziggo ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet. Hij heeft zich enkel op het standpunt gesteld dat Ziggo de conclusie van antwoord in oppositie te laat heeft ingediend en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten. De kantonrechter heeft Ziggo op de rolzitting van
11 augustus 2022 een laatste uitstel verleend om uiterlijk op de rolzitting van 8 september 2022 te reageren. Beide partijen zijn daarover door de griffier geïnformeerd bij rolbericht van 12 augustus 2022. Ziggo heeft vervolgens op genoemde rolzitting van 8 september 2022 van antwoord in oppositie geconcludeerd, zodat er geen enkele aanleiding is om dat processtuk van Ziggo buiten beschouwing te laten.
3.5.
Nu [gedaagde01] de stellingen van Ziggo niet heeft weersproken, moet de kantonrechter ervan uitgaan dat het vonnis in ieder geval op 23 juni 2020, toen de eerste betalingen ingevolge het beslag zijn geïncasseerd, ten uitvoer is gelegd. [gedaagde01] heeft ruim buiten de termijn van 4 weken te rekenen vanaf 23 juni 2020 verzet aangetekend, zodat geconcludeerd moet worden dat [gedaagde01] niet tijdig verzet heeft aangetekend en hij in dat verzet niet-ontvankelijk is.
3.6.
[gedaagde01] wordt in verzet in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in de verzetprocedure betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Ziggo tot vandaag vast op € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 37,00 tarief).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [gedaagde01] niet-ontvankelijk in zijn verzet tegen het verstekvonnis van
23 januari 205 gewezen door de kantonrechter te Rotterdam (zaaknummer 3724671 CV EXPL 14-61021);
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de kosten van de verzetprocedure, aan de kant van Ziggo tot vandaag vastgesteld op € 37,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
37555