ECLI:NL:RBROT:2022:11473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/10/649709 / KG ZA 22-1070
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verwijdering BKR-registraties in kort geding

In deze zaak vorderde eiser, [eiser01], de verwijdering van twee BKR-registraties en de bijbehorende bijzonderheidscoderingen in het CKI. De vordering werd afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 december 2022. Eiser had in 2018 financieringen afgesloten bij Ford Credit Nederland B.V., een handelsnaam van BNP Paribas Personal Finance B.V. Door achterstanden in de betalingen werden er coderingen geregistreerd. Eiser stelde dat de indeplaatsstellingsovereenkomsten, die hij met BNP had gesloten, betekenden dat hij niet meer aansprakelijk was voor de schulden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de indeplaatsstelling pas rechtseffect had vanaf het moment dat de achterstand volledig was ingelopen, wat pas maanden na de registratie van de coderingen was gebeurd. De belangenafweging leidde niet tot een ander oordeel, aangezien de registraties terecht waren en BNP een maatschappelijke plicht heeft om kredietnemers te beschermen tegen overkreditering. Eiser had geen bewijs geleverd dat de registraties onterecht waren en zijn argumenten over zijn financiële stabiliteit werden niet overtuigend bevonden. De vorderingen van eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van BNP, die op € 676,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649709 / KG ZA 22-1070
Vonnis in kort geding van 30 december 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage,
tegen
BNP PARIBAS PERSONAL FINANCE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam01] ,
Partijen worden hierna [eiser01] en BNP genoemd.

1..Waar gaat de zaak over?

1.1.
[eiser01] vordert verwijdering van twee BKR-registraties, dan wel de verwijdering van de bijzonderheidscoderingen in het CKI. Deze vordering wordt afgewezen, omdat de coderingen terecht zijn geregistreerd op naam van [eiser01] als natuurlijk persoon. De indeplaatsstelling had pas rechtseffect vanaf met moment dat de achterstand volledig was ingelopen. De achterstand is pas maanden na registratie van de coderingen ingelopen. Een belangenafweging leidt niet tot een andere beslissing.

2..De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 20 december 2022, met producties 1 tot en met 17;
  • het e-mailbericht van 21 december 2022 namens [eiser01] , met productie 18;
  • het e-mailbericht van 22 december 2022 namens [eiser01] , met producties 19 en 20;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde power of attorney van BNP;
  • de pleitnota van [eiser01] .
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 december 2022. Op de mondelinge behandeling zijn verschenen [eiser01] , bijgestaan door mr. I.C. Zaad namens mr. De Boorder, en door [naam02] . Namens BNP zijn verschenen [naam01] en [naam03] . Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft BNP na de mondelinge behandeling nog een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van BNP toegezonden.

3..De feiten

3.1.
[eiser01] is in 2018 met Ford Credit Nederland B.V. (een handelsnaam van BNP), twee financieringen aangegaan ten behoeve van zijn vof, met contractnummers 101010202717 (hierna: 17) en 101010202718 (hierna: 18).
3.2.
Op 15 maart 2021 is een A-codering (achterstand) in het CKI geregistreerd voor contractnummer 17. Voor contractnummer 18 is op 26 juli 2021 een A-codering geregistreerd. Op 13 oktober 2021 is bij beide contractnummers een H-codering (herstelde achterstand) geregistreerd.
3.3.
Voor contractnummer 17 is op 1 maart 2021 een indeplaatsstellingsovereenkomst ondertekend, waarin [eiser01] en BNP zijn overeenkomen dat de nieuwe kredietnemer zal zijn [bedrijf01] in plaats van [bedrijf02]. Voor contractnummer 18 is deze overeenkomst op 17 maart 2021 opgesteld.
3.4.
BNP heeft [eiser01] meermaals bericht dat de indeplaatsstelling als gevolg van de achterstand (nog) niet kon worden geëffectueerd.
3.5.
Op 22 juni 2022 is [eiser01] met [naam04] en [naam05] het volgende overeengekomen:
(..)
[eiser01], namens [bedrijf03]
Schuldenaar of hypotheekgever
En
[naam04] en [naam05],
Schuldeiser of hypotheekhouder
Komen het volgende overeen:
In de hypotheekakte [adres01] te [plaats01] d.d. 26 juli 2021 is vastgelegd dat de geldlening van 110.000 euro is verstrekt tot uiterlijk 1 juni 2022. Inmiddels is daarvan 10.000 euro afgelost.
Voor het resterende bedrag van 100.000 euro is afgesproken dat:

Eind juli 2022 zal [eiser01] 50.000 euro aflossen (zodra [eiser01] de koopsom heeft ontvangen voor de grond die hij heeft verkocht).

De rente wordt per 01-06-2022 verhoogd tot 700 euro per maand voor juni en juli 2022.

Na aflossing van de 50.000 euro resteert nog 50.000 euro en bedraagt de rente nog 350 euro per maand.

[eiser01] zal proberen zo snel mogelijk de resterende 50.000 euro af te lossen, maar deze lening is in leder geval opeisbaar per 01-01-2023.(..)”
3.6.
In juli 2022 heeft [eiser01] overeenkomstig de in 3.4. bedoelde afspraken, € 50.000,- afgelost.
3.7.
[eiser01] heeft op 26 oktober 2022 een goedkeuring op de indicatieve berekening van de maximale leencapaciteit ontvangen van zijn financieel adviseur. In dit overzicht is een jaarinkomen van [eiser01] van € 122.400,- opgenomen en wordt gerekend met een gewenste hypotheek van € 103.099,-.
3.8.
[eiser01] heeft BNP – via Dynamiet Nederland en via zijn advocaat – meerdere keren verzocht de registraties/coderingen in het CKI te verwijderen. Namens [eiser01] is in dat kader betoogd dat hij geen verhoging van zijn hypotheek krijgt vanwege deze registraties. BNP heeft de verwijdering van deze registraties geweigerd.
3.9.
Op 7 november 2022 schrijft [naam03] namens BNP het volgende aan Dynamiet Nederland:
(..)
“Wij begrijpen dat als meneer bezig is met een contractomzetting van een VOF naar een BV, dat meneer de rekeningen opheft.
Zo is het dan ook niet gek dat alle lopende incasso’s niet meer kunnen slagen.
Echter heeft meneer wel nog steeds een betalingsverplichting naar ons toe en hier hebben wij meneer meerdere malen op gewezen.
De procedure voor de contractomzetting kan pas doorgaan op het moment dat ergeenachterstanden zijn, dit is ook gecommuniceerd naar meneer.
Als de rekeningen zijn opgeheven, betekent dit dat de incasso’s niet meer zullen slagen, ook meneer weet dat. Dat betekent dan ook dat meneer zorg moet dragen voor een andere oplossing om de rekeningen te blijven betalen, dit is helaas niet gebeurd.(..)”
3.10.
Op 16 december 2022 heeft [naam03] , namens BNP, aan de advocaat van [eiser01] de betaalhistorie van beide contracten gestuurd. Zij heeft daarbij geschreven dat daaruit heel duidelijk een problematisch betaalverleden blijkt.

4..Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. BNP te bevelen onverwijld, doch binnen drie dagen, na dit vonnis, de registratie van het krediet met contractnummer 101010202717 en/of 101010292718 in het CKI, dan wel afzonderlijk alle (bijzonderheids)codering(en), bij de registraties op naam van [eiser01] te (doen laten) verwijderen en verwijderd te houden;
II. te bepalen dat BNP aan de onder I. genoemde primaire, dan wel (meer) subsidiaire, veroordeling zal voldoen op verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- voor iedere dag dat BKR niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 100.000,-;
III. BNP te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser01] legt – na aanvulling van de grondslag van zijn vordering tijdens de mondelinge behandeling met de hierna aan te duiden primaire grondslag – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Primair zijn de coderingen onterecht op naam van [eiser01] als natuurlijk persoon geregistreerd, omdat [eiser01] als natuurlijk persoon na de overname van de kredietovereenkomsten door [bedrijf01], niet meer aansprakelijk was voor deze schulden. De coderingen zijn na de indeplaatsstellingsovereenkomsten geregistreerd, aldus [eiser01] . Subsidiair vergt een belangenafweging dat de coderingen worden verwijderd. Vanwege de kortdurende achterstand is de registratie disproportioneel. Op grond van het betalingsgedrag, de persoonlijke omstandigheden en de huidige financiële positie van [eiser01] moet een belangenafweging in zijn voordeel uitvallen. [eiser01] is namelijk financieel stabiel. Ook heeft [eiser01] geen achterstanden op de financieringen die hij zakelijk is aangegaan bij Mercedes Benz. Zijn belang bij het krijgen van een financiering is groot, omdat hij daarmee het resterende bedrag van € 50.000,- van de particuliere financiering die hij is aangegaan, kan aflossen en de hypotheeklening voor zijn woning met dat bedrag kan uitbreiden.
4.3.
BNP voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen. De coderingen zijn terecht geregistreerd, omdat [eiser01] vanaf het aangaan van de kredieten al snel achterstanden opliep. BNP had op een gegeven moment geen andere keuze meer dan de coderingen te registreren. BNP heeft daarnaast een maatschappelijke plicht om kredietnemers tegen zichzelf te beschermen en om andere kredietgevers te waarschuwen voor kredietnemers die een problematisch betaalgedrag hebben.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
[eiser01] stelt een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen, omdat hij uiterlijk op 1 januari 2023 een financiering moet aflossen die hij bij een particulier is aangegaan. Deze aflossing wil hij financieren door de hypotheek van zijn woning te verhogen. Dit is niet mogelijk zolang er negatieve BKR-noteringen op zijn naam zijn geregistreerd. BNP heeft het spoedeisend belang niet betwist (ook al staat er in de geldleningsovereenkomst niet meer dan dat de lening per 1 januari 2023 opeisbaar is en worden schuldeisers daarin, mede, aangeduid als hypotheekhouder). Dat betekent dat een spoedeisend belang wordt aangenomen. Of de vorderingen van [eiser01] op materiële grond toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
5.2.
Op grond van artikel 4:32 Wet op het financieel toezicht (Wft) neemt BNP als aanbieder van kredieten verplicht deel aan de registratie van door aanbieders aan consumenten en zakelijke klanten verstrekte kredieten. De registratie wordt uitgevoerd door het BKR. Het doel van de kredietregistratie is tweeledig. Enerzijds heeft de registratie tot doel om consumenten te beschermen tegen overkreditering. Anderzijds heeft de registratie tot doel om aanbieders van krediet te beschermen tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen.
5.3.
De kredietregistratie valt onder de werking van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (AVG). Het registreren van het krediet in het CKI is aan te merken als het verwerken van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 onder 2 AVG. Uit de rechtspraak volgt dat de verwerking van persoonsgegevens in het CKI steeds moet voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097). Dit betekent dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwezenlijkt.
5.4.
Artikel 21 lid 1 AVG bepaalt dat een betrokkene te allen tijde het recht heeft om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar te maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens. De verwerkingsverantwoordelijke dient de verwerking van de persoonsgegevens te staken, tenzij zij daarvoor dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene.
5.5.
[eiser01] stelt primair dat de coderingen, vanwege de indeplaatsstellingen, onterecht op naam van [eiser01] als natuurlijk persoon zijn geregistreerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser01] daar geen beroep op toekomt. Hoewel bedoelde overeenkomsten door BNP zijn ondertekend en aan [eiser01] zijn toegestuurd voordat de coderingen zijn geregistreerd in de BKR, heeft BNP onbetwist gesteld dat zij een voorwaarde heeft gesteld aan de indeplaatsstelling. Deze, bij herhaling aan [eiser01] meegedeelde, voorwaarde is dat indeplaatsstelling pas wordt geëffectueerd nadat [eiser01] de achterstanden (die hij als natuurlijk persoon heeft doen ontstaan) op beide financieringen is ingelopen. Het standpunt van BNP vindt naar voorlopig oordeel steun in de door [eiser01] zelf overgelegde producties, waaronder de e-mail van 7 november 2022. Uit de door [eiser01] zelf overgelegde betalingsoverzichten van BNP blijkt bovendien dat hij de achterstanden pas in maart 2022 heeft ingelopen.
5.6.
Een belangenafweging leidt ook niet tot het oordeel dat de registraties/coderingen moeten worden verwijderd. De volgende omstandigheden zijn in dat verband relevant.
5.6.1.
Niet is gebleken dat de registraties berusten op een onjuiste belangenafweging. Dat die belangen zijn afgewogen blijkt uit de door [eiser01] overgelegde correspondentie met BNP. Daarnaast zijn kredietaanbieders gebaat bij inzicht in de registraties. Zij dienen terughoudend te zijn bij het verstrekken van leningen aan personen die een achterstand hebben laten ontstaan in de aflossing van kredieten. De voorzieningenrechter begrijpt dat het met de registraties lastig is voor [eiser01] om zijn hypotheek te verhogen, maar het doel van de registraties is dat financiële instellingen beschermd worden tegen iemand die, zoals [eiser01] , al vrij snel na aanvang achterstanden heeft laten ontstaan en die gedurende langere tijd heeft laten bestaan. Dit geldt te meer nu [eiser01] in zijn dagvaarding stelt dat als de incasso’s van de kredieten bij BNP niet lukte, hij deze over het algemeen dezelfde dag nog handmatig betaalde. Dit wordt gelogenstraft door de producties van [eiser01] . Betalingen werden vaak pas meerdere dagen tot zelfs meerdere weken later alsnog handmatig gedaan.
5.6.2.
Dat wat [eiser01] aanvoert over zijn wensen die door de registraties niet realiseerbaar zouden zijn, ontkracht het zwaarwegende belang van de registraties niet. Zo heeft [eiser01] niet aannemelijk gemaakt dat hij nu wel financieel stabiel is. Uit het jaaroverzicht van zijn hypotheek blijkt dat hij in 2021 vertragingsrente verschuldigd was, wat betekent dat hij in 2021 (ook) een achterstand op de hypotheek had. Daarnaast is onduidelijk wat zijn inkomen is. [eiser01] wijst in de dagvaarding uitdrukkelijk op de als productie 15 overgelegde financieringsopzet waarin als zijn jaarinkomen een bedrag van € 122.400,- is opgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling wist [eiser01] aanvankelijk niet eens zijn jaarinkomen te noemen en noemde hij vervolgens dat dit ongeveer € 84.000,- bedraagt. Na te zijn gewezen op het bedrag in de financieringsopzet verklaarde hij dat het bedrag van € 122.400,- zowel zijn inkomen als dat van zijn partner betrof. Na er vervolgens op te zijn gewezen dat er voor zijn partner apart een bedrag is opgenomen in de financieringsopzet, verklaarde [eiser01] dat de opzet gemaakt was op een moment dat hij nog € 100.000,- moest aflossen. Op de vraag van de voorzieningenrechter wanneer [eiser01] het bedrag van € 50.000,- had afgelost (waarna de nu nog openstaande € 50.000,- resteerde) antwoordde [eiser01] dat dit in juli 2022 is geweest. [eiser01] is er vervolgens op gewezen dat de financieringsopzet dateert van 26 oktober 2022. Aanvankelijk kon [eiser01] dit niet verklaren, vervolgens gaf hij aan dat de financieringsopzet maar een probeerseltje was. Dat is echter maar moeilijk te rijmen met het belang wat hij in de dagvaarding aan bedoeld stuk hecht. Overigens rept [eiser01] in zijn dagvaarding over een gewenste lening van € 50.000,- terwijl in de financieringsopzet als gewenste hypotheek
€ 103.099,- staat opgenomen. Ook daarvoor heeft [eiser01] geen (goede) verklaring. De door [eiser01] overgelegde stukken en de verklaringen die hij daarbij geeft, roepen dus de nodige vragen op. Daar komt nog bij dat [eiser01] ook niet stelt en onderbouwt wat de gevolgen zijn als hij de particuliere financiering niet uiterlijk 1 januari 2023 aflost. In de, in 3.5. geciteerde, overeenkomst staan bij [naam04] en [naam05] de woorden schuldeiser en hypotheekhouder. Of er daadwerkelijk een hypotheek aan hen is verstrekt, is niet duidelijk. [eiser01] heeft namelijk nagelaten een uittreksel uit het kadaster over te leggen. Ook de zinsnede dat de lening opeisbaar wordt na 1 januari 2023 roept vragen op. Niet gesteld of gebleken is dat het opeisbaar worden van de lening, voor (grote) problemen bij [eiser01] zal zorgen.
5.7.
De vorderingen van [eiser01] worden dus afgewezen. [eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van BNP worden begroot op € 676,00 aan griffierecht.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van BNP tot op heden begroot op € 676,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2022.3608/2009