ECLI:NL:RBROT:2022:11486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
9938364 CV EXPL 22-18311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak over gevolgschade na lekkage en bewijslevering door verhuurder

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de verhuurder, Stichting Havensteder, aansprakelijk is voor gevolgschade die is ontstaan door een lekkage in de gehuurde woonruimte van eiser [eiser01]. De zaak is gestart met een dagvaarding op 7 juni 2022, en na een mondelinge behandeling op 21 november 2022, heeft de kantonrechter op 23 december 2022 uitspraak gedaan. Eiser heeft schadevergoeding geëist van in totaal € 3.322,71, bestaande uit een hoofdsom van € 2.335,29, buitengerechtelijke kosten en kosten voor schadevaststelling. Eiser stelt dat de lekkage heeft geleid tot schade aan het stucwerk en laminaat in de woning, en dat Havensteder op grond van verschillende artikelen van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor deze schade.

Havensteder betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de lekkage het gevolg is van een verstopping in de afvoer, die aan eiser kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft Havensteder toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat de verstopping de enige oorzaak van de lekkage was en dat deze verstopping is ontstaan door het niet schoonhouden van de afvoer door eiser. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om zijn schade nader te onderbouwen met een rapport van een contra-expert. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de aansprakelijkheid van Havensteder niet verder kan gaan dan die op grond van artikel 7:208 BW, en dat de stelplicht en bewijslast voor de toerekening van de lekkage aan de verhuurder bij eiser ligt. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en uitlating van partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9938364 CV EXPL 22-18311
datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W. Suttorp,
tegen
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. de Jong.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Havensteder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de door de gemachtigde van [eiser01] bij e-mail van 17 november 2022 toegestuurde, op de mondelinge behandeling getoonde, filmpjes.
1.2.
Op 21 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] huurt van Havensteder de woonruimte aan de [adres01] in Rotterdam.
2.2.
Op 8 februari 2021 heeft [eiser01] bij Havensteder melding gemaakt van een lekkage in het gehuurde. Diezelfde dag is in opdracht van Havensteder de firma Isendoorn in het gehuurde geweest, maar zij heeft de oorzaak van de lekkage toen niet kunnen achterhalen. Op 9 februari 2021 is de firma Muddebouw in opdracht van Havensteder in het gehuurde geweest. Muddebouw heeft geconstateerd dat sprake is van een lekkage afkomstig uit de vloer van de badkamer, waarna zij op 22 februari 2021 herstelwerkzaamheden heeft verricht. Op 9 maart 2021 heeft Muddebouw een verstopping in een afvoer geconstateerd. Deze verstopping is op 18 maart 2021 verholpen door Riool Reinigings Service.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Havensteder te veroordelen aan hem te betalen € 3.322,71, met rente over € 2.335,29;
  • Havensteder te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.335,29, buitengerechtelijke kosten van € 415,70 en kosten ter vaststelling van schade van € 571,72.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. Door de lekkage in het gehuurde is schade ontstaan aan het stucwerk van de muren van het gehuurde en het laminaat. Deze schade bedraagt € 2.335,29. Havensteder is op grond van artikel 7:206 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 6:74 BW, dan wel artikel 7:208 BW, dan wel artikel 6:174 BW aansprakelijk voor deze gevolgschade. [eiser01] heeft een contra-expertise laten uitvoeren; Havensteder moet de kosten hiervan op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeden. Daarnaast heeft [eiser01] buitengerechtelijke kosten moeten maken, die Havensteder op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW moet vergoeden.
3.3.
Havensteder is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Er is geen sprake van een gebrek aan het gehuurde, omdat op 18 maart 2021 is gebleken dat sprake was van een verstopping door haarophoping in de afvoer van de wastafel. Dit is een omstandigheid die aan [eiser01] moet worden toegerekend. Als er al sprake is van een gebrek, dan kan dit niet aan Havensteder worden toegerekend, omdat haar geen verwijt valt te maken. Havensteder heeft adequaat gehandeld naar aanleiding van de melding van [eiser01] . Van een gebrekkige opstal is geen sprake. Het gevorderde schadebedrag is niet onderbouwd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal Havensteder toelaten om te bewijzen dat de enige oorzaak van de lekkage, die op 8 februari 2021 is gemeld, de verstopping is die op 9 maart 2021 is geconstateerd door Muddebouw. Daarnaast wordt Havensteder toegelaten om te bewijzen dat die verstopping is ontstaan doordat [eiser01] de afvoer van de wastafel niet voldoende heeft schoongehouden en ontstopt. Havensteder moet ook gegevens overleggen ter onderbouwing van haar betwisting van de stelling van [eiser01] , dat de oorzaak van de lekkage moet zijn geweest dat een waterleiding of afvoerbuis lekte.
[eiser01] wordt in de gelegenheid gesteld om zijn schade nader te onderbouwen, door alsnog het volledige rapport van [naam01] te overleggen.
Havensteder mogelijk aansprakelijk op grond van artikel 7:208 lid 2 BW; bewijslevering nodig
4.2.
[eiser01] heeft zijn vordering onder meer gebaseerd op het bepaalde in artikel 7:208 BW. Havensteder is als verhuurder aansprakelijk voor de schade aan het laminaat en de muren van het gehuurde, als:
sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW; en
dit gebrek aan Havensteder moet worden toegerekend.
Niet in discussie is dat de lekkage na het aangaan van de huurovereenkomst is ontstaan.
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is (geweest) van een lekkage, waardoor er water uit de vloer van de badkamer in de ondergelegen ruimte terecht is gekomen. Dit levert een omstandigheid op waardoor [eiser01] niet het genot van het gehuurde heeft (gehad) dat hij bij het aangaan van de huurovereenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden woonruimte.
4.4.
Een omstandigheid waardoor het huurgenot beperkt wordt vormt een gebrek, tenzij die omstandigheid aan de huurder is toe te rekenen. Omdat het hier een uitzondering betreft, is het aan de verhuurder om te stellen (en zo nodig bewijzen) dat de omstandigheid waardoor het huurgenot beperkt wordt aan de huurder is toe te rekenen.
4.5.
Havensteder heeft naar voren gebracht dat de lekkage aan [eiser01] toerekenbaar is, omdat de enige oorzaak van de lekkage de ophoping van haar en vuil in de afvoer van de wastafel is en dat het schoonhouden en zo nodig ontstoppen van de leidingen een verplichting van [eiser01] is. [eiser01] betwist dit en voert aan dat als de oorzaak van de lekkage de door Havensteder aangehaalde verstopping door haarophoping zou zijn, dit als gevolg zou hebben gehad dat het water in de wasbak omhoog gekomen zou zijn. Dat is niet gebeurd; het water is juist via de vloer van de badkamer naar beneden gestroomd en heeft op de daaronder gelegen verdieping voor waterschade gezorgd.
4.6.
Als de verstopping van de afvoer de enige oorzaak van de lekkage zou zijn en deze verstopping zou zijn veroorzaakt doordat [eiser01] de afvoer niet heeft schoongehouden of ontstopt, dan zou dat betekenen dat geen sprake zou zijn van een gebrek. Het schoonhouden en zo nodig ontstoppen van leidingen is een verplichting van de huurder. Als vast zou komen te staan dat [eiser01] dat niet heeft gedaan, dan is dat een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend.
4.7.
Nu Havensteder zich beroept op de bovengenoemde uitzondering, is het aan Havensteder om te bewijzen dat de verstopping die is geconstateerd op 9 maart 2021, de enige oorzaak is van de lekkage en dat die verstopping is ontstaan doordat [eiser01] de afvoer van de wastafel niet voldoende heeft schoongehouden en ontstopt. Havensteder zal hiertoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.8.
Als Havensteder er niet in slaagt het onder 4.7 bedoelde bewijs te leveren en vast zou komen te staan dat sprake is van een gebrek, betekent dat nog niet dat [eiser01] dan zonder meer recht heeft op vergoeding van zijn schade. Artikel 7:208 BW stelt immers als voorwaarde voor een verplichting tot vergoeding van schade door een gebrek dat na het aangaan van de huurovereenkomst is ontstaan, dat het gebrek aan de verhuurder toerekenbaar is. Anders dan Havensteder betoogt, is er niet alleen sprake van toerekenbaarheid als Havensteder een concreet verwijt valt te maken dat zij haar onderhoudsverplichting niet is nagekomen. Een gebrek is toerekenbaar aan de verhuurder als het bestaan daarvan te wijten is aan zijn schuld ofwel krachtens wet, rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Of hiervan sprake is, kan de kantonrechter pas beoordelen als komt vast te staan wat de oorzaak van de lekkage is.
4.9.
Voor wat betreft de vraag of de lekkage aan Havensteder is toe te rekenen rust de stelplicht en bewijslast op [eiser01] . [eiser01] heeft gesteld dat de oorzaak van de lekkage moet zijn geweest dat een waterleiding of afvoerbuis lekte en dat de lekkage daarom aan Havensteder is toe te rekenen. Muddebouw heeft op 22 maart 2021, dus voordat de verstopping door haarophoping werd aangetroffen, werkzaamheden aan de afvoer van de wastafel in de badkamer verricht om de lekkage te herstellen. Het is Havensteder die, als opdrachtgever van Muddebouw, over de informatie zou moeten beschikken over de oorzaak van de lekkage. Anders gezegd: deze informatie bevindt zich in haar domein. Daarom draagt de kantonrechter Havensteder op, voor het geval dat zij niet slaagt in het leveren van het in 4.7 genoemde bewijs, om nadere feitelijke gegevens te verstrekken ter onderbouwing van haar betwisting van de stelling van [eiser01] , dat de oorzaak van de lekkage moet zijn geweest dat een waterleiding of afvoerbuis lekte.
Geen aansprakelijkheid op grond van artikel 7:206 BW / 6:74 BW
4.10.
[eiser01] heeft zijn vordering mede gebaseerd op de stelling dat Havensteder haar herstelverplichting niet goed zou zijn nagekomen. De kantonrechter oordeelt dat daarvan niet is gebleken. Dat de lekkage niet in één keer is verholpen staat vast, maar dat betekent niet dat Havensteder niet adequaat heeft opgetreden nadat [eiser01] melding heeft gemaakt van de lekkage. [eiser01] heeft ook niet (voldoende) toegelicht hoe Havensteder de lekkage sneller had kunnen verhelpen. Daarom is zijn vordering op deze grondslag niet toewijsbaar.
Geen (verdere) aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW
4.11.
Tot slot heeft [eiser01] zijn vordering mede gebaseerd op de stelling dat sprake is van een gebrekkige opstal, waarvoor Havensteder risicoaansprakelijkheid draagt. De kantonrechter overweegt dat de aansprakelijkheid van Havensteder op grond van artikel 6:174 BW niet verder kan gaan dan de aansprakelijkheid die zij – eventueel – heeft op grond van artikel 7:208 BW. De wetgever heeft immers bij de invoering van laatstgenoemd artikel uitdrukkelijk overwogen dat nu juist niet bedoeld is om een risicoaansprakelijkheid voor verhuurders in het leven te roepen (Kamerstukken I 2001/02, 26 089, nr. 162, p. 10, 14 en 15). Dit betekent dat als de vordering van [eiser01] niet toewijsbaar is op grond van artikel 7:208 BW, de vordering ook niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:174 BW.
Voortgang van de zaak
4.12.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de hierna te noemen rolzitting voor uitlating aan de kant van Havensteder over de onder 4.7 en 4.9 besproken bewijslevering en informatieverstrekking.
4.13.
[eiser01] moet op diezelfde rolzitting een akte indienen, met als bijlage het volledige schaderapport van [naam01] . Aan het bezwaar van Havensteder tegen het alsnog overleggen van het volledige rapport gaat de kantonrechter voorbij. Havensteder beschikt over dit rapport en wordt op geen enkele manier in haar belang geschaad als de kantonrechter hier alsnog kennis van neemt. De kantonrechter zal Havensteder op een later moment in de gelegenheid stellen op het rapport te reageren.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- laat Havensteder toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
 dat de verstopping, die is geconstateerd op 9 maart 2021 de enige oorzaak is van de lekkage met meldingsdatum 8 februari 2021; en
 dat die verstopping is ontstaan doordat [eiser01] de afvoer van de wastafel niet voldoende heeft schoongehouden en ontstopt; en
- bepaalt dat Havensteder, voor het geval dat Havensteder niet slaagt in het leveren van het bovengenoemde bewijs, nadere feitelijke gegevens moet verstrekken ter onderbouwing van haar betwisting van de stelling van [eiser01] , dat de oorzaak van de lekkage moet zijn geweest dat een waterleiding of afvoerbuis lekte;
- bepaalt dat:
 Havensteder zich op de rolzitting van
donderdag 27 januari 2023 om 13.30 uurbij akte moet uitlaten of, en zo ja op welke manier zij dit bewijs wil leveren en deze feitelijke gegevens wil verstrekken;
 als zij dit wil door schriftelijke bewijsstukken of het overleggen van (een) gegevensdrager(s), zij die dan meteen bij die akte in het geding moet brengen;
 als zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van de naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuige(n) en van de verhinderdata van de getuige(n) en van
beidepartijen voor de dan komende drie maanden; Havensteder zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuige(n);
- bepaalt dat [eiser01] op de rolzitting van
donderdag 27 januari 2023 om 13.30 uurbij akte een kopie van het volledige schaderapport van [naam01] moet overleggen;
- bepaalt dat de door Havensteder en [eiser01] te nemen aktes (in tweevoud) uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12 uur door de griffie ontvangen moeten zijn;
- houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909