ECLI:NL:RBROT:2022:11495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
C/10/649458 / JE RK 22-2886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was bijgestaan door haar advocaat, mr. A.C. van Seventer. De vader was niet bijgestaan door een advocaat en de stiefmoeder was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder en dat [naam kind01] momenteel verblijft in een open groep te [plaats01]. Eerder is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 6 september 2023. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de situatie bij de vader onhoudbaar is gebleken. [naam kind01] heeft meerdere keren aangegeven dat zij niet meer bij de vader wil wonen, en de vader heeft erkend dat hij haar een tik heeft gegeven.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie bij zowel de moeder als de vader niet geschikt is voor [naam kind01]. De kinderrechter heeft de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 6 september 2023, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649458 / JE RK 22-2886
datum uitspraak: 20 december 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats03] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 december 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 20 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart telefonisch is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. van Seventer,
- de vader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam04] en [naam05] .
Opgeroepen en niet verschenen is de stiefmoeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] verblijft op een open groep te [plaats01] .
Bij beschikking van 9 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot
6 september 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 december 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 13 december 2022 voor de duur van vier weken.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht [naam kind01] met spoed uit huis te plaatsen voor de duur van de
ondertoezichtstelling. De GI heeft een brede machtiging verzocht omdat nog niet duidelijk is
op welke plek [naam kind01] gaat verblijven.
Ter zitting heeft de GI toegelicht dat zij een machtiging verzoeken voor een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
De GI heeft het verzoek als volgt nader toegelicht. Groei-Jeugdhulp heeft een systeemonderzoek uitgevoerd en daaruit volgde dat [naam kind01] bij geen van de ouders kan wonen. Omdat de GI een uithuisplaatsing destijds nog te vroeg vond, heeft de vader nog een kans gekregen door spoedhulp in te zetten in de thuissituatie bij de vader. Desalniettemin bleek de situatie voor [naam kind01] niet haalbaar. [naam kind01] heeft twee keer een noodsignaal afgegeven dat het niet meer gaat bij de vader. Groei-Jeugdhulp constateert dat vaders draagkracht is overschreden. [naam kind01] verblijft nu op een groep in [plaats01] en zij kan daar voor de duur van de ondertoezichtstelling blijven.

De standpunten

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Hoewel de moeder veel moeite heeft met de situatie en [naam kind01] het liefste bij zich zou willen hebben, ziet zij in dat [naam kind01] op haar plek zit in [plaats01] . Wel vindt de moeder deze locatie erg ver. Het is voor de moeder niet haalbaar om [naam kind01] daar op te zoeken. Wellicht dat er op termijn andere mogelijkheden, dichter bij huis, zijn.
De vader is het niet eens met het verzoek. De vader erkent dat de opvoeding van [naam kind01] afgelopen maanden erg lastig voor hem was. [naam kind01] is erg veranderd sinds zij op haar nieuwe school zit. De vader heeft geen hulp gekregen en geen kansen gekregen om zich te bewijzen. De moeder heeft verschillende vormen van hulp gehad, maar de vader niet. De vader hoopt dat [naam kind01] zo snel mogelijk weer bij hem terug komt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de situatie bij de vader thuis is geëscaleerd. [naam kind01] kampt met forse gedragsproblematiek die veel van haar opvoeder(s) vraagt. Eerder, in 2019, bleek de situatie bij de moeder al niet houdbaar te zijn. Zij is daarop bij de vader gaan wonen, maar ook daar is de situatie niet langer houdbaar. [naam kind01] is twee keer van huis weggelopen en heeft vervolgens overstuur de moeder gebeld dat zij niet meer terug wil naar de vader. [naam kind01] geeft aan dat de vader haar heeft geslagen. De vader erkent dat hij haar een tik heeft gegeven en dat de opvoeding van [naam kind01] hem zwaar valt. Tegelijkertijd is de vader van mening dat hij geen kansen heeft gehad en dat er voor hem en [naam kind01] geen hulp is ingezet. Deze visie van de vader wordt niet ondersteund door de voorhanden stukken. Er is onder meer een 60 pagina’s tellend rapport van Groei-Jeugdhulp waarin de hulpverleningsgeschiedenis bij de moeder én de vader sinds 2016 is opgenomen. Na de eerste keer dat [naam kind01] recentelijk is weggelopen heeft Groei-Jeugdhulp overigens al geadviseerd [naam kind01] uit huis te plaatsen omdat de draagkracht van de vader fors was overschreden. In tegenstelling tot dit advies heeft de GI een dergelijke machtiging niet verzocht. In plaats daarvan is er ambulante spoedhulp ingezet in de thuissituatie bij de vader. Dit heeft echter niet tot verbetering geleid. Uit deze omstandigheid, in combinatie met de uitgebreide rapportages van Groei-Jeugdhulp kan inmiddels geconcludeerd worden dat [naam kind01] noch bij de moeder, noch bij de vader kan wonen. Zij is op een groep in [plaats01] geplaatst, waar zij voorlopig kan blijven. Deze groep sluit aan bij de problematiek van [naam kind01] . In het gesprek met de kinderrechter geeft [naam kind01] aan het fijn te vinden op de groep. Ze heeft het daar naar haar zin en wil daar blijven. Dat de ouders moeite hebben met de lange (reis)afstand, is begrijpelijk. Het belang van [naam kind01] bij een fijne en passende plek gaat echter boven het belang van de ouders. Dat wil niet zeggen dat er niet gekeken kan worden naar andere mogelijkheden dichter in de buurt, maar gelet op de problematiek van [naam kind01] in combinatie met de lange wachtlijstproblematiek en beperkte plekken, valt niet te verwachten dat er op korte termijn een (net zo) passende plek is gevonden.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 6 september 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.