In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was bijgestaan door haar advocaat, mr. A.C. van Seventer. De vader was niet bijgestaan door een advocaat en de stiefmoeder was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder en dat [naam kind01] momenteel verblijft in een open groep te [plaats01]. Eerder is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 6 september 2023. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de situatie bij de vader onhoudbaar is gebleken. [naam kind01] heeft meerdere keren aangegeven dat zij niet meer bij de vader wil wonen, en de vader heeft erkend dat hij haar een tik heeft gegeven.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie bij zowel de moeder als de vader niet geschikt is voor [naam kind01]. De kinderrechter heeft de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 6 september 2023, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.