ECLI:NL:RBROT:2022:11576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
9216223 CV EXPL 21-16903
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake facturen van DRV Accountants & Adviseurs tegen Barsan Global Logistics B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen DRV Accountants & Adviseurs (eiseres) en Barsan Global Logistics B.V. (gedaagde) over de betaling van facturen. DRV vorderde betaling van een totaalbedrag van € 12.996,96 voor verrichte werkzaamheden, waarvan een deel was toegewezen en een ander deel onvoldoende onderbouwd. De procedure omvatte getuigenverhoren en diverse processtukken, waaronder een tussenvonnis en akten van beide partijen. De kantonrechter oordeelde dat DRV niet volledig was geslaagd in de bewijslevering voor de facturen, maar dat Barsan wel een vergoeding verschuldigd was voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter stelde de vergoeding vast op € 4.000,00, exclusief btw, en kende ook een bedrag van € 635,25 toe voor buitengerechtelijke incassokosten. Barsan werd veroordeeld in de proceskosten van DRV, die in totaal op € 2.473,12 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9216223 CV EXPL 21-16903
datum uitspraak: 5 augustus 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
DRV Accountants & Adviseurs,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.R. Kleij,
tegen
Barsan Global Logistics B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K. van der Horst.
De partijen worden hierna ‘DRV’ en ‘Barsan’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 24 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van DRV van 28 oktober 2021;
  • de akte van Barsan van 25 november 2021;
  • de rolbeslissing van 24 december 2021;
  • het proces-verbaal van de op 30 maart 2022 gehouden getuigenverhoren aan de zijde van DRV en Barsan;
  • de akte van DRV van 14 april 2022;
  • de akte van Barsan van 12 mei 2022;
  • de akte uitlaten van DRV van 9 juni 2022.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op vandaag.

2..De verdere beoordeling

de bewijsopdracht
2.1.
In het tussenvonnis is DRV opgedragen bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat DRV en Barsan de door DRV gestelde overeenkomst (en de daarin vermelde tarieven) zijn overeengekomen en dat DRV de werkzaamheden die de feitelijke grondslag vormen voor de drie gevorderde facturen met een totaal beloop van € 12.996,96 daadwerkelijk zijn verricht.
2.2.
Voor haar bewijsopdracht heeft DRV naast een akte met bijlagen de volgende twee getuige doen horen:
  • [getuige01] (vestigingsdirecteur DRV);
  • [getuige02] (accountant DRV).
2.3.
In contra-enquête heeft Barsan de volgende drie personen als getuige doen horen:
  • [getuige03] (juridisch adviseur bij [bedrijf01] );
  • [getuige04] (directeur Barsan);
  • [getuige05] (voormalig werknemer Barsan/partner van [getuige04] ).
de beoordeling van het bewijs
2.4.
Voordat wordt overgegaan op de beoordeling van het bewijs wordt het volgende opgemerkt: voor wat betreft de verklaring van partijgetuige geldt op basis van artikel 164 lid 2 Rv dat die verklaringen geen bewijs in het voordeel kunnen opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en essentiële punten betreffen, dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.5.
Op basis van de overgelegde akte met bijlagen en de getuigenverklaringen staat vast dat DRV werkzaamheden voor Barsan heeft verricht. Verder staat vast dat Barsan opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een prognose ten behoeve van de Rabobank. Partijen zijn het erover eens dat voor het uitvoeren van deze prognose een bedrag van € 1.750,00 exclusief btw in rekening mocht worden gebracht en Barsan heeft zich ter mondelinge behandeling ook bereid verklaard dit bedrag te betalen. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
2.6.
Partijen twisten echter over de vraag hoe de door Barsan verzochte ‘standaard’ werkzaamheden door DRV in rekening mochten worden gebracht. Partijen zijn het er over eens dat de offerte niet door Barsan is getekend, maar dat DRV in onderling vertrouwen al wel met de uitvoering van werkzaamheden voor Barsan is gestart. De vraag die nu voorligt is wat partijen met betrekking tot die werkzaamheden zijn overeengekomen.
2.6.1.
DRV stelt dat zij deze werkzaamheden, conform offerte, op basis van een uurtarief mocht factureren. Barsan betwist dit en stelt de offerte nimmer te hebben aanvaard; zij hadden om een fixed fee verzocht en deze zou ook zijn afgesproken. Over eventueel meerwerk zou vooraf transparant gecommuniceerd worden.
2.6.2.
Op basis van de inhoud van de getuigenverklaringen is naar het oordeel van de kantonrechter niet vast komen te staan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan zij volgens uurtarief mochten declareren. Uit de verklaringen van DRV blijkt dat bij aanvang van de samenwerking nog veel onduidelijk was over welke tarieven van toepassing zouden zijn, dat tussen partijen niet de in de offerte opgenomen bedragen zijn besproken en dat die bedragen ook niet helemaal overeen zouden kunnen komen met de werkzaamheden die DRV moest gaan uitvoeren. Daarbij komen de verklaringen van Barsan dat zij vanaf het begin om een fixed fee en een duidelijke en transparante communicatie hebben verzocht, hetgeen door DRV ook niet is betwist. Wel wijst DRV er, bij monde van getuige [getuige01] op, dat de fixed fee, alleen zou gelden als de administratie op orde is, maar dat bij Barsan extra werk nodig was. Op dat punt overweegt de kantonrechter als volgt.
2.6.3.
In de offerte is opgenomen dat sprake is van een fixed fee, alsmede dat DRV, alvorens adhoc services uit te voeren en/of bij eventueel meerwerk, altijd eerst Barsan zal raadplegen. Barsan stelt dat deze raadpleging niet heeft plaatsgevonden. Ook uit de stukken blijkt niet dat DRV al eerder dan op basis van de aan haar verzonden facturen, Barsan op de hoogte heeft gebracht van de extra kosten. Pas naar aanleiding van de door Barsan verzochte specificaties is Barsan op de hoogte gekomen van de (boven de fixed fee) in rekening gebrachte extra kosten.
2.6.4.
Op basis van het voorgaande is de conclusie dan ook dat DRV niet volledig is geslaagd in de haar opgedragen bewijslevering; er zijn werkzaamheden verricht, maar niet is vast komen te staan dat die in rekening gebracht mochten worden op de wijze zoals deze nu zijn gefactureerd.
2.7.
Het voorgaande betekent echter niet dat DRV geen recht heeft op een vergoeding voor de werkzaamheden die zij voor Barsan heeft verricht. Ingevolge artikel 7:405 lid 1 BW is de opdrachtgever, in dit geval Barsan, immers loon verschuldigd aan de opdrachtnemer die de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van zijn beroep op bedrijf, in dit geval DRV. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat indien de hoogte van het in lid 1 bedoelde loon niet is bepaald, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is.
2.8.
Nu het bedrag niet nauwkeurig kan worden vastgesteld stelt de kantonrechter de vergoeding, op basis van het feit dat DRV gezien de specificaties bij de facturen gedurende twee maanden werkzaamheden heeft verricht en op grond van artikel 6:97 BW ex aequo et bono, vast op € 4.000,00, (exclusief btw) inclusief het bedrag dat voor de prognose is toegewezen (zie 2.5). Dit bedrag wordt aan hoofdsom toegewezen. Voor het overige worden de door DRV gevorderde bedragen aan hoofdsom afgewezen.
2.9.
Barsan heeft zich op het standpunt gesteld dat met de toewijzing van een eventueel bedrag aan DRV een bedrag van € 789,28 moet worden verrekend in verband met misgelopen rente omdat een door DRV gedane btw-aangifte te laat was. Nu de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering van DRV overigens (deels) voor toewijzing vatbaar is, wordt aan dit verweer voorbij gegaan (artikel 6:136 BW).
2.10.
Naast de hoofdsom heeft DRV ook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd ter hoogte van € 800,00. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt wordt berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 635,25 inclusief btw.
2.11.
DRV vordert voorts de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen. Nu de juistheid van de facturen terecht is betwist wordt de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf datum dagvaarding (6 mei 2021) tot de dag van volledige betaling.
2.12.
Vast staat dat Barsan ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding geen enkel bedrag aan DRV had betaald en een buitenrechtelijk geschiloplossing niet mogelijk is gebleken. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat DRV nodeloos de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. Barsan wordt als de in het ongelijk gestelde partij dan ook veroordeeld in de proceskosten van DRV. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van DRV tot vandaag vast op € 90,62 aan dagvaardingskosten, € 1.013,00 aan griffierecht en € 1.369,50 aan salaris voor de gemachtigde (5 ½ punten x € 249,00 tarief). Dit is totaal € 2.473,12. Voor kosten die DRV maakt na deze uitspraak moet Barsan ook een bedrag betalen van € 124,00 (½ punt x € 311,00 tarief met maximum € 124,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
2.13.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Barsan heeft gevraagd om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar nu zij dit verzoek niet verder heeft gemotiveerd, wordt aan dit verzoek voor bij gegaan.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Barsan om aan DRV te betalen € 4.000,00 exclusief btw met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 119a BW vanaf 6 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt Barsan om aan DRV te betalen € 635,25 inclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt Barsan in de proceskosten, aan de kant van DRV tot vandaag vastgesteld op € 2.473,12;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44485