Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 in Albanië, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had. De verdachte was op 1 april 2021 aangehouden in een woning in Rotterdam, waar meer dan twee kilogram cocaïne en 200 gram heroïne werd aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 14 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. De rechtbank concludeerde dat de middelen niet in het zicht lagen en dat de verdachte slechts op bezoek was in de woning. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de drugs of dat hij enige beschikkingsmacht had over de middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. W.M. Stolk als voorzitter en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst als rechters.