ECLI:NL:RBROT:2022:11602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
10/091439-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wetenschap en beschikkingsmacht over verdovende middelen in woning

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 in Albanië, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had. De verdachte was op 1 april 2021 aangehouden in een woning in Rotterdam, waar meer dan twee kilogram cocaïne en 200 gram heroïne werd aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 14 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. De rechtbank concludeerde dat de middelen niet in het zicht lagen en dat de verdachte slechts op bezoek was in de woning. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de drugs of dat hij enige beschikkingsmacht had over de middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. W.M. Stolk als voorzitter en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst als rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/091439-21
Datum uitspraak: 14 december 2022
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Albanië) op [geboortedatum01] 1995,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsman mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte was aanwezig in een woning waar ruim twee kilogram cocaïne en 200 gram heroïne is aangetroffen. Daarnaast is er op vier verschillende plekken/goederen – te weten op een handvat, een schuifknop, een handvat van een mes en op de randen van een stempel – DNA-materiaal gevonden dat matcht met (onder andere) het DNA van de verdachte. In de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte zijn twee foto’s met betrekking tot verdovende middelen aangetroffen, waarop voorwerpen te zien zijn die te relateren zijn aan de aangetroffen goederen in de woning.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 1 april 2021 is aangehouden in een woning aan de [adres01] in Rotterdam, waarin op dat moment ook ruim twee kilogram cocaïne en 200,9 gram heroïne is aangetroffen.
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is in ieder geval vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van die verdovende middelen in de woning.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de aangetroffen verdovende middelen niet in het zicht lagen in de woning, maar zijn gevonden in dichte kasten in zowel de slaap- als woonkamer. Evenmin blijkt uit het dossier dat mogelijk drugsgerelateerde goederen in het zicht van de verdachte lagen.
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte(n) is verder gebleken dat de verdachte niet de bewoner was van de woning, maar ten tijde van de aanhouding daar slechts op bezoek was. In het licht van het vorenstaande kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat de verdachte wetenschap heeft gehad of heeft moeten hebben van het feit dat zich op dat moment verdovende middelen in de woning bevonden. Die wetenschap kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat uit het DNA-onderzoek is gebleken dat DNA van (onder meer) de verdachte op diverse goederen, waaronder de rand van een stempel, is aangetroffen. De rechtbank kan namelijk op basis van het dossier niet vaststellen waar die goederen zijn aangetroffen, noch wanneer het DNA van de verdachte op die goederen terecht gekomen zou zijn, mede omdat de verdachte – naar zijn zeggen – in het verleden al twee keer eerder in die woning zou zijn geweest.
Tot slot kunnen ook de foto’s die in de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte zijn aangetroffen de vereiste wetenschap bij de verdachte niet ondersteunen, omdat op basis van die foto’s niet kan worden vastgesteld dat deze door de verdachte zijn gemaakt, noch dat zij betrekking hebben op de toen en daar aangetroffen verdovende middelen.
De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat niet is bewezen dat de verdachte wetenschap en/of (enig) beschikkingsmacht heeft gehad van/over de verdovende middelen in de woning. Ook het medeplegen is niet bewezen.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2287,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 200,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)