ECLI:NL:RBROT:2022:11632

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
10/234553-22 en 10/190783-22 (ttz gevoegd) vordering TUL: 10/105075-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van braak en schuldheling met afwijzing van ISD-maatregel

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een elektrische bakfiets en schuldheling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 september 2022 te [plaats01] de bakfiets heeft gestolen door middel van braak, en dat hij op 28 juli 2022 een fiets heeft verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gestolen was. De officier van justitie had een voorwaardelijke ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank besloot hiervan af te zien, omdat eerder opgelegde maatregelen nog niet waren uitgevoerd. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 101 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in haar beslissing. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten en er zijn zorgen over zijn verslavingsproblematiek en impulsiviteit. De rechtbank concludeert dat de verdachte een laatste kans moet krijgen om zich aan de eerder opgelegde voorwaarden te houden, en dat een gevangenisstraf passend is. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat het belangrijk is dat de verdachte de kans krijgt om aan zijn problemen te werken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/234553-22 en 10/190783-22 (ttz gevoegd)
Parketnummer vordering TUL: 10/105075-22
Datum uitspraak: 23 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentieadres01] ,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • primair veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door Antes geadviseerd;
  • subsidiair veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/105075-22.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Parketnummer 10/234553-22
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de bakfiets wegens onvoldoende bewijs. De verdachte erkent weliswaar korte tijd na de diefstal op de bakfiets te hebben gefietst, maar dit was om een testritje te maken. De verdediging stelt zich op het standpunt dat dat onvoldoende is om te komen tot een veroordeling van de diefstal van de fiets.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank acht het ten laste gelegde ondanks de ontkenning van de verdachte gezien de bewijsmiddelen en mede gelet op het tijdsverloop bewezen. De buurvrouw van de aangeefster heeft verklaard dat zij omstreeks 1:55 uur zag dat de fiets van de aangeefster werd gestolen door een man die zij met een slijptol het slot zag verwijderen. Op de camerabeelden was vervolgens te zien dat de verdachte een kwartier later, omstreeks 02:10 uur, op de bakfiets fietste. Kort hierop werd de verdachte vervolgens aangetroffen in een fietsenwinkel waar ook de gestolen bakfiets stond. Er is dus sprake van een zeer korte tijd tussen de diefstal van de fiets en het moment dat de verdachte op en bij de fiets is gezien. Bovendien voldeed de verdachte aan het signalement dat de buurvrouw had opgegeven van de dader en heeft de getuige [getuige01] verklaard dat de verdachte de bakfiets bij de winkel heeft aangeboden.
Gelet op het bovenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs dat de verdachte de bakfiets heeft gestolen, waarbij hij de bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door het slot door te slijpen. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte de diefstal van de bakfiets in vereniging heeft gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de diefstal met braak heeft gepleegd, wordt verworpen. Van het medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.2.
Parketnummer 10/105075-22
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van opzetheling dan wel schuldheling, nu er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets gestolen was. De prijs die de verdachte voor de fiets heeft betaald is een gangbare prijs voor een tweedehands fiets. Er zijn geen braaksporen aangetroffen aan de fiets. Het framenummer op de sticker was onleesbaar geworden, maar dat kan door slijtage zijn gebeurd.
4.2.2.
Beoordeling
Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte de fiets heeft gekocht, had hij naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten vermoeden dat het om een gestolen fiets ging. De verdachte heeft de fiets immers in een parkje van een onbekende jongen, die hem plotseling aansprak, gekocht. Het gaat om een merkfiets met een aanschafwaarde van € 599 waarvoor de verdachte slechts € 90 en een pakje sigaretten heeft betaald. Daarnaast had de fiets geen slot en was het framenummer grotendeels weg gevijld, hetgeen de verdachte had gezien. Ten slotte heeft de verdachte meerdere veroordelingen voor heling van fietsen op zijn strafblad staan, waardoor hij een gewaarschuwd mens was.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht de rechtbank de schuldheling wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/234553-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/105075-22 heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/234553-22
hij op 14 september 2022 te [plaats01] een elektrische bakfiets die aan [naam01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
Parketnummer 10/105075-22
hij op of omstreeks 28 juli 2022 te [plaats01] , een fiets heeft verworven
envoorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/234553-22
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 10/190783-22
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een kostbare elektrische bakfiets. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die hinder en schade voor slachtoffers opleveren. De verdachte heeft enkel uit eigen financieel gewin gehandeld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fiets. De verdachte heeft hierdoor geprofiteerd van een misdrijf dat door een ander is gepleegd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen schade aan de slachtoffers. Met deze delicten laat de verdachte zien geen respect te hebben voor de bezittingen van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 december 2022. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte komt sinds hij minderjarig was in aanraking met justitie en werd sindsdien veelvuldig veroordeeld, met name voor vermogensdelicten. Er is sprake van mogelijke risicofactoren op het gebied van middelengebruik, houding/psychosociaal functioneren en financiën. De verdachte is een impulsieve man, waarbij al jaren sprake is van verslavingsproblematiek en problemen op psychosociaal gebied. Hij is gediagnosticeerd met ADHD. Het is zorgelijk dat de verdachte momenteel geen dagbesteding heeft. Daarnaast heeft de verdachte geen inkomstenbron, wat mogelijk risicoverhogend is. In het verleden had de verdachte geen vertrouwen in de hulpverlening en werkte hij binnen het toezicht alleen mee omdat het opgelegd was. Momenteel zegt de verdachte de motivatie te hebben om te werken aan gedragsverandering, zijn verslaving en zijn psychische problematiek. Hij beseft dat het zo niet langer kan. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling te verminderen. Er ligt al enkele maanden bij de reclassering een opdracht om uitvoering te geven aan een plan om de kans op herhaling te verminderen. Hier is tot nu toe nog niet mee gestart. Gelet hierop ziet de reclassering niet dat de mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader uitgeput zijn. Wel ziet zij de noodzaak tot een stringent kader en een stevige stok achter de deur om een ambulant begeleidingstraject een kans van slagen te geven. Het advies is derhalve een voorwaardelijke ISD-maatregel met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en met het oog op het strafblad van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel, omdat de mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader nog niet uitgeput zijn, terwijl de verdachte momenteel open staat en gemotiveerd is voor behandeling en begeleiding. Op 28 april 2022 is door de politierechter een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opgelegd, met als doel om het herhalingsgevaar in te perken. Uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport, blijkt dat bij de reclassering een opdracht ligt om uitvoering te geven aan deze bijzondere voorwaarden, maar dat dit tot nu toe nog niet is gebeurd. Dit is niet aan de verdachte te wijten. De rechtbank vindt dan ook dat de verdachte een laatste kans moet krijgen om zich te houden aan de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden en zal op dit moment nog niet zo’n verstrekkende maatregel als de ISD-maatregel opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank conform de (subsidiaire) eis van de officier van justitie een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 april 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van schuldheling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 mei 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen dient te worden, omdat het uitvoeren ervan niet opportuun is.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat het van belang is dat zo snel mogelijk uitvoering wordt gegeven aan de opgelegde bijzondere voorwaarden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van vandaag, nu de totale duur van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk is aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 april 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en E.H. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/234553-22
hij op of omstreeks 14 september 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische bakfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/105075-22
hij op of omstreeks 28 juli 2022 te [plaats01] , een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)