ECLI:NL:RBROT:2022:11652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
FT EA 22/988 en FT EA 22/989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers. Verzoeker heeft twaalf schuldeisers, waarvan één preferente en elf concurrente, met een totale schuldenlast van € 28.425,41. Hij heeft een regeling aangeboden waarbij hij 12,88% aan de preferente en 6,35% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat elf van de twaalf schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, maar mevrouw [naam01] heeft geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft de situatie van verzoeker beoordeeld, waarbij hij inmiddels een parttime baan heeft en zijn uren aan het uitbreiden is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van mevrouw [naam01]. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek om mevrouw [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toe te wijzen. Tevens is mevrouw [naam01] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd is. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 15 december 2022
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] Rotterdam,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 9 november 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Gerechtsdeurwaarderskantoor Baijens B.V.;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Uit de stukken blijkt dat schuldhulpverlening bedoeld heeft mevrouw [naam01] aan te merken als weigerende schuldeiser en dat haar vordering in behandeling is bij Gerechtsdeurwaarderskantoor Baijens B.V. De rechtbank zal mevrouw [naam01] in dit vonnis aanmerken als de weigerende schuldeiser waartegen het verzoek zich richt.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 28 november 2022 de rechtbank en schuldhulpverlening bericht dat mevrouw [naam01] samen met haar advocaat, mr. S. Kandemir, bij de zitting aanwezig zullen zijn.
Schuldhulpverlening heeft op 30 november 2022 de rechtbank bericht met aanvullende stukken.
Ter zitting van 7 december 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam02] en mevrouw [naam03] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twaalf schuldeisers, waarvan één preferente en elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 28.425,41 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 19 augustus 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 12,88% aan de preferente schuldeisers en 6,35% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. In de aanbiedingsbrief van 19 augustus 2022 was de afloscapaciteit van verzoeker gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Uit de stukken is gebleken dat verzoeker per 22 augustus 2022 in dienst is bij DHL op basis van een tijdelijk contract voor zeven maanden en voor 26 uur per week. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij de uren langzaam aan het uitbreiden is op advies van zijn verslavingsarts. Momenteel werkt verzoeker al 32 uur per week en hij gaat dit verder uitbreiden naar minimaal 36 uur per week. Bovendien heeft hij uitzicht op een vast contract. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Elf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Mevrouw [naam01] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 11.483,87 op verzoeker, welke 40,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft gerechtsdeurwaarder [naam04] namens mevrouw [naam01] gemeld dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft mevrouw [naam01] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van mevrouw [naam01] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of mevrouw [naam01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van mevrouw [naam01] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 40,4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk elf van de twaalf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een parttime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op advies van zijn verslavingsarts is verzoeker bezig om zijn uren geleidelijk op te bouwen. Ten tijde van de zitting had hij zijn uren al uitgebreid van 26 uur naar 32 uur. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zijn uren zal uitbreiden naar minimaal 36 uur, zodra dat geadviseerd wordt door zijn arts. De rechtbank gaat er vanuit dat schuldhulpverlening hierop toeziet. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande inspanningsverplichting.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. Bovendien is verzoeker met een advocaat bezig met de aanvraag van een nihilstelling voor de lopende alimentatieverplichting. Schuldhulpverlening wordt ook hiervan op de hoogte gehouden.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van mevrouw [naam01] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om mevrouw [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Mevrouw [naam01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt mevrouw [naam01] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt mevrouw [naam01] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.