Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer [naam02] en mevrouw [naam03] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers. Verzoeker heeft twaalf schuldeisers, waarvan één preferente en elf concurrente, met een totale schuldenlast van € 28.425,41. Hij heeft een regeling aangeboden waarbij hij 12,88% aan de preferente en 6,35% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat elf van de twaalf schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, maar mevrouw [naam01] heeft geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft de situatie van verzoeker beoordeeld, waarbij hij inmiddels een parttime baan heeft en zijn uren aan het uitbreiden is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van mevrouw [naam01]. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek om mevrouw [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toe te wijzen. Tevens is mevrouw [naam01] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd is. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.