ECLI:NL:RBROT:2022:1166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
C/10/622866 / HA ZA 21-681
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen tussen Bruynzeel Home Products B.V. en Horrex Horren B.V. in het kader van een langdurige samenwerking

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert Bruynzeel Home Products B.V. (hierna: Bruynzeel) betaling van openstaande facturen door Horrex Horren B.V. (hierna: Horrex). De partijen hebben een langdurige samenwerking gehad, waarbij Bruynzeel plisséhordeuren produceerde voor Horrex, die de benodigde grondstoffen aanleverde. De samenwerking is in 2003 vastgelegd in een overeenkomst, waarin onder andere afspraken zijn gemaakt over licentievergoedingen en de verrekening van kosten.

In 2016 is de samenwerking gewijzigd, waarbij de productie van de hordeuren werd verplaatst naar een Poolse vennootschap, Deli Home SP Z.O.O. (DH Polen). Bruynzeel en Horrex hebben sindsdien gediscussieerd over de beëindiging van de overeenkomst en openstaande facturen. Bruynzeel heeft Horrex verzocht om bedragen te verrekenen, maar Horrex stelt dat er geen wederkerig schuldenaarschap meer bestaat, waardoor verrekening niet mogelijk is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Horrex niet bevoegd was om de vorderingen te verrekenen, omdat er geen wederkerig schuldenaarschap aanwezig was. De rechtbank heeft Bruynzeel in het gelijk gesteld en Horrex veroordeeld tot betaling van € 73.514,72, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank heeft ook de beslagkosten toegewezen aan Bruynzeel.

De uitspraak benadrukt het belang van wederkerig schuldenaarschap voor de mogelijkheid tot verrekening en bevestigt dat de afspraken tussen partijen niet meer de basis vormen voor verrekening na de wijziging van de samenwerking in 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622866 / HA ZA 21-681
Vonnis van 16 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRUYNZEEL HOME PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Hendrik Ido Ambacht,
eiseres,
advocaat mr. T.A. Hartman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORREX HORREN B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. A.R.T. Odle te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Bruynzeel en Horrex genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2021, met producties 1 t/m 34;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 26;
  • de brief van 30 september 2021 van de rechtbank met de oproep voor de mondelinge
behandeling;
  • de akte wijziging eis en overlegging nadere productie van 29 november 2021 van de zijde van Bruynzeel, met productie 35;
  • de akte overlegging aanvullende producties van 15 december 2021 van de zijde van Horrex, met producties 27 t/m 29;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 december 2021;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Bruynzeel houdt zich onder meer bezig met de productie van doe-het-zelf-bouwmaterialen, waaronder (plissé)hordeuren.
2.2.
Horrex produceert en verkoopt, onder meer, (plissé)hordeuren voor campers en caravans.
2.3. (
Aanvankelijk de rechtsvoorganger van) Bruynzeel en Horrex hebben een jarenlange samenwerking, waarbij Bruynzeel, met door Horrex geleverde grondstoffen, ten behoeve van Horrex halffabricaten produceert en aan Horrex levert.
2.4.
Op 13 mei 2003 is de toen al langjarige samenwerking in een overeenkomst vastgelegd, waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vastgelegd:
1) (de rechtsvoorganger van) Bruynzeel betaalt voor de door haar geproduceerde/verkochte plisséhordeuren een licentievergoeding aan Horrex;
2) Horrex levert productiematerialen ten behoeve van de productie van hordeuren door (de rechtsvoorganger van) Bruynzeel;
3) (de rechtsvoorganger van) Bruynzeel produceert plisséhordeuren voor Horrex.
De kosten voor de door Horrex geleverde grondstoffen werden steeds verrekend met de prijs van de door Bruynzeel voor/aan Horrex geproduceerde en geleverde hordeuren.
2.5.
In 2006 heeft (de rechtsvoorganger van) Bruynzeel de productie van de hordeuren verplaatst naar de Poolse vennootschap Deli Home SP Z.O.O. (hierna: DH Polen). Bruynzeel en DH Polen maken beide deel uit van het multinationale concern Delihome. Vervolgens is de samenwerking tot 2016 voortgezet, waarbij Horrex de grondstoffen leverde en factureerde aan DH Polen en DH Polen de hordeuren produceerde, leverde en factureerde aan Horrex. Net als daarvoor gebruikelijk was tussen Bruynzeel en Horrex, werden de prijs voor de door Horrex geleverde grondstoffen en die voor de door DH Polen geleverde hordeuren zoveel mogelijk tussen DH Polen en Horrex verrekend. De licentievergoeding werd door Horrex aan Bruynzeel gefactureerd en door Bruynzeel aan Horrex voldaan.
2.6.
Vanaf 2016 is de samenwerking opnieuw gewijzigd. DH Polen leverde voortaan de met de door Horrex geleverde (en aan haar gefactureerde) grondstoffen geproduceerde deuren niet langer rechtstreeks aan Horrex, maar in plaats daarvan aan Bruynzeel. Bruynzeel leverde en factureerde de hordeuren vervolgens aan Horrex. DH Polen betaalde voor de grondstoffen aan Horrex en Horrex betaalde voor de geproduceerde deuren aan Bruynzeel.
2.7.
Vanaf juni 2020 hebben Bruynzeel en Horrex met elkaar gesproken over (partiële) beëindiging van de overeenkomst en over de betaling door Horrex van openstaande facturen en de (door Bruynzeel gewenste) betalingstermijn daarvan.
2.8.
Bij e-mail van 13 november 2020 heeft Bruynzeel aan Horrex voorgesteld om over te gaan tot verrekening van de door Horrex aan DH Polen verschuldigde bedragen met de door Horrex aan Bruynzeel verschuldigde bedragen. Nadien hebben partijen met elkaar contact gehad over onder meer het opstellen van een akte van cessie en de juistheid van de facturen van DH Polen.
2.9.
Op 15 juni 2021 heeft Horrex een kortgedingdagvaarding uitgebracht aan Bruynzeel. In dit kort geding heeft Horrex hervatting van de leveringen gevorderd van Bruynzeel en een voorschot op door haar geleden schade ontstaan door opschorting van Bruynzeel. Bij vonnis van 15 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Horrex afgewezen.
2.10.
Op 5 maart en 15 april 2021 heeft Horrex twee deelbetaling gedaan aan Bruynzeel van in totaal € 44.676,41.
2.11.
Bruynzeel op 1 juli 2021, na verkregen verlof, conservatoir derdenbeslag (doen) leggen bij de ING Bank N.V. ten laste van Horrex.

3..Het geschil

3.1.
Bruynzeel vordert – samengevat – na vermeerdering en vervolgens vermindering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Horrex te veroordelen tot betaling aan Bruynzeel van € 73.514,72, te vermeerderen met de (handels)rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen en (proces)kosten.
3.2.
Bruynzeel stelt hiertoe dat Horrex facturen gedurende langere tijd onbetaald heeft gelaten. De betalingstermijnen zijn overschreden en haar vordering is opeisbaar.
3.3.
Horrex voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Bruynzeel in de kosten van het geding.
3.4.
Horrex voert aan niets meer aan Bruynzeel verschuldigd te zijn, omdat alle vorderingen van Bruynzeel op Horrex door betaling daarvan teniet zijn gegaan. Voor een gedeelte middels verrekening van de door Horrex aan Bruynzeel verschuldigde factuurbedragen met de door DH Polen aan Horrex verschuldigde factuurbedragen, op grond van de tussen partijen gebruikelijke en reeds lang bestaande verrekeningspraktijk. De facturen van Bruynzeel waren bovendien aanvankelijk vaak niet correct.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Eiswijzigingen

4.1.
Bruynzeel heeft bij akte, toegezonden voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 13 december 2021, haar eis vermeerderd van € 41.904,80 naar € 76.797,31. Tegen de wijziging van eis is geen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht de vermeerdering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Nu Bruynzeel haar eis ten tijde van de mondelinge behandeling vervolgens heeft verminderd naar € 73.514,72, zal de rechtbank recht doen op basis van die laatste gewijzigde eis.
Verrekeningsbevoegdheid?
4.2.
Bruynzeel vordert betaling van facturen uit 2019, 2020 en 2021. De kernvraag is of Horrex bevoegd was om de op grond van die facturen door haar verschuldigde bedragen te verrekenen met de bedragen die Horrex aan DH Polen had gefactureerd, en of de vorderingen van Bruynzeel op Horrex aldus (deels) door verrekening teniet zijn gegaan. Van de door Horrex gestelde verrekeningsbevoegdheid kan alleen sprake zijn als er sprake was van wederkerig schuldenaarschap (artikel 6:127 BW).
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat tot 2016 de voor de grondstoffen verschuldigde facturen (van Horrex) werden verrekend met de voor de geproduceerde deuren verschuldigde facturen (aan Horrex); aanvankelijk tussen (de rechtsvoorgangster van) Bruynzeel en Horrex, later (vanaf 2006 tot 2016) tussen DH Polen en Horrex. De tussen partijen is ook niet in geschil dat gedurende die periode (zoals blijkt uit r.o 2.4 en 2.5) steeds sprake was van wederkerig schuldenaarschap.
4.4.
Horrex heeft in haar kortgedingdagvaarding van 15 juni 2021, voor zover hier van belang, het navolgende gesteld:
“3.11 Wegens een reorganisatie bij het Deli Home concern, werd vanaf 2016 de facturatie en levering van de eindproducten door BH Nederland [Bruynzeel, rechtbank] overgenomen van DH Polen. De facturatie van de door Horrex aan DH Polen geleverde materialen bleef gehandhaafd en deze facturen werden door DH Polen betaald. De verrekening zoals in de voorgaande jaren was niet meer mogelijk, (…).
3.12 (…)
Er was juridisch gezien dan wel geen sprake meer van "verrekening", maar in werkelijkheid veranderde er voor Horrex weinig.”
Horrex heeft hiermee, in elk geval in het kort geding, erkend dat vanaf 2016 verrekening zoals in de jaren daarvoor, niet meer mogelijk was. Van wederkerig schuldenaarschap als bedoeld in art. 6:127 BW was immers geen sprake meer. Ook tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure heeft Horrex verklaard te onderkennen dat sinds 2016 “verrekening puur juridisch niet één op één toe te passen is”.
4.5.
Van een wettelijke bevoegdheid tot verrekening van de thans door Bruynzeel gevorderde factuurbedragen met door Horrex aan DH Polen gefactureerde factuurbedragen is dan ook geen sprake.
4.6.
Horrex stelt echter dat, hoewel verrekening formeel niet meer mogelijk was, het vanaf 2016 feitelijk nog wel de bestendige praktijk tussen partijen was om door Horrex aan Bruynzeel verschuldigde bedragen met door DH Polen aan Horrex verschuldigde bedragen te verrekenen. Bruynzeel heeft dat gemotiveerd betwist en door Horrex is ter zitting erkend dat bij het enige ter zake door haar gegeven concrete voorbeeld van zo’n verrekening tussen Bruynzeel en Horrex na 2016, DH Polen (oftewel enige door Horrex aan DH Polen uitgebrachte factuur) niet betrokken was. Daarbij ging het immers enkel om een verrekening van de door Bruynzeel aan Horrex verschuldigde licentievergoeding met door Horrex aan Bruynzeel ter zake geleverde deuren verschuldigde facturen. Enige andere verrekening tussen Bruynzeel en Horrex, waarbij door DH Polen aan Horrex verschuldigde facturen verrekend zijn met door Horrex aan Bruynzeel verschuldigde facturen, heeft na 2016 niet meer plaatsgevonden, zo heeft Horrex ter zitting uitdrukkelijk erkend.
4.7.
De rechtbank verwerpt de stelling van Horrex dat verrekening na 2016 (nog steeds) bestendige praktijk was bij gebrek aan feitelijke grondslag.
4.8.
Horrex beroept zich er voorts op dat, op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, een redelijke uitleg van de afspraken tussen partijen met zich mee brengt dat bij niet (tijdige) betaling van openstaande vorderingen van Horrex op DH Polen de vorderingen op DH Polen verrekend mag worden met openstaande vorderingen van Bruynzeel op Horrex voor eindproducten. Bruynzeel is de partij die alle touwtjes (waaronder bij DH Polen) in handen heeft en Bruynzeel is ook na 2016 de contractuele wederpartij gebleven van Horrex. De facturering aan en betaling door DH Polen is (slechts) een administratieve constructie, aldus Horrex.
4.9.
Bruynzeel voert bij wijze van verweer aan dat het feit dat zij en DH Polen een concernrelatie hebben, niet inhoudt dat Horrex mocht verrekenen. Bruynzeel betwist dat zij het beleid bepaalt bij DH Polen. DH Polen is een zelfstandige juridische entiteit.
4.10.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Horrex zo dat, volgens Horrex, Bruynzeel als (feitelijk?) beleidsbepaler van DH Polen actief in het betalingsgedrag van DH Polen ingrijpt en betaling door DH Polen aan Horrex frustreert. Dit is een bevrijdend verweer, waarvoor de stelplicht en (indien aan de orde) de bewijslast op Horrex rusten en een verwijt dat sterke gelijkenis vertoont met de bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 6:9 BW.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Horrex daartoe onvoldoende (gemotiveerd) gesteld. De enkele omstandigheid dat met Bruynzeel onderhandelingen zijn gevoerd waarbij ook het verrekenen van door DH Polen verschuldigde bedragen onderwerp is geweest, en dat een directielid van Bruynzeel tevens zitting heeft in de directie van DH Polen, zijn, gezien de niet in geschil zijnde concernrelatie tussen Bruynzeel en DH Polen, onvoldoende. Dat geldt temeer nu gesteld noch gebleken is dat Horrex enige (juridische) actie heeft ondernomen jegens DH Polen zelf om betaling van haar vorderingen af te dwingen.
4.12.
Horrex voert verder aan dat zij er ook vanwege de vele fouten in de facturen van Bruynzeel en de lange termijn die het in beslag nam alvorens Bruynzeel deze onjuistheden herstelde, op heeft mogen vertrouwen dat na correctie tot verrekening zou worden overgegaan. Nog daargelaten dat ook dit verweer feitelijke grondslag mist (uit het ter onderbouwing van dit verweer door Horrex als productie 4 in het geding gebrachte overzicht blijkt immers dat het merendeel van de correctie door Bruynzeel binnen een dag of een maand is doorgevoerd, een aantal uitschieters daargelaten) heeft Horrex (mede in het licht van al het voorgaande) onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom een dergelijke omstandigheid gerechtvaardigd vertrouwen zou scheppen dat facturen van verschillende entiteiten, zonder dat sprake is van wederkerig schuldenaarschap, voor verrekening vatbaar zouden zijn of worden.
4.13.
Uit het door Horrex opgestelde en als productie 29 in het geding gebrachte “Verkort totaaloverzicht tenietgaan vorderingen” volgt dat, volgens Horrex, de vordering van Bruynzeel voor een bedrag van € 94.809,95 door verrekening is tenietgegaan. Aangezien Horrex blijkens het voorgaande echter niet tot die verrekening bevoegd was is het in deze procedure door Bruynzeel gevorderde bedrag van € 73.514,72 is toewijsbaar.
Proces- en beslagkosten
4.14.
Bruynzeel vordert Horrex te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. Horrex heeft de vordering niet betwist. De beslagkosten worden begroot op € 2.080,43 (€ 1.006,43 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris advocaat).
4.15.
Horrex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bruynzeel worden begroot op:
- dagvaarding € 104,13
- griffierecht € 1.409,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.741,13

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Horrex om aan Bruynzeel te betalen een bedrag van € 73.514,72 (drieënzeventig duizendvijfhonderdveertien euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over de respectievelijke factuurbedragen, telkens vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur, zoals opgenomen in productie 34 en 35 bij akte wijziging van eis en overlegging nadere producties van 29 november 2021 van Bruynzeel, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Horrex in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.080,43 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Horrex in de proceskosten, aan de zijde van Bruynzeel tot op heden begroot op € 3.741,13 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Horrex in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.
[3246/3195]