In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 16 januari 2023. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden reeds waren verleend. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in het gezin, zoals het ontbreken van schoolverzuim bij [naam kind01] en de inzet van zowel de moeder als [naam kind01] in de hulpverlening. De moeder ontvangt hulp van ASVZ en [naam kind01] heeft gesprekken met Yulius. Ondanks eerdere ambivalentie van de moeder, werkt zij nu goed mee. De kinderrechter is van oordeel dat, hoewel de ontwikkelingen positief zijn, deze nog pril en fragiel zijn. Daarom is het noodzakelijk dat er een borgingsplan met duidelijke afspraken wordt gemaakt voordat de ondertoezichtstelling kan worden overgedragen aan het wijkteam.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor een periode van drie maanden, tot 16 april 2023, om voldoende tijd te geven voor het opstellen van het borgingsplan en de overdracht aan het wijkteam. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI voor een langere verlenging afgewezen, maar verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 december 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.