In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Valliantie Chartering B.V. een kort geding aangespannen tegen een nog niet nader genoemde gedaagde partij, met als doel de afgifte van twee scheepsmotoren van het merk John Deere, type 6081 AFM75, die zich op de werf van de gedaagde bevinden. Valliantie stelt dat zij eigenaar is van de motoren, die eerder bij de gedaagde zijn geplaatst in verband met een mogelijke aankoop die uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. De gedaagde heeft echter een retentierecht ingeroepen en conservatoir beslag gelegd op de motoren, wat leidde tot het geschil.
De procedure begon met een dagvaarding op 2 december 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 december 2022. Valliantie heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder e-mails en verklaringen van betrokken partijen, waaruit blijkt dat zij de rechtmatige eigenaar van de motoren is. De gedaagde heeft verweer gevoerd en de vordering van Valliantie betwist, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat Valliantie eigenaar is van de motoren.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot afgifte van de motoren toewijsbaar is, omdat Valliantie een spoedeisend belang heeft en de gedaagde geen rechtmatige grond heeft om de motoren te behouden. De gedaagde is veroordeeld tot afgifte van de motoren en in de proceskosten van Valliantie, die zijn begroot op € 1.800,41. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.