ECLI:NL:RBROT:2022:11681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
10/109069-22 vordering TUL VV: 10/008962-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en bedreiging met een mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging. De verdachte heeft op 30 april 2022 in [plaats01] het slachtoffer, [aangever01], met een mes in de linker borstkas gestoken, wat leidde tot levensbedreigend letsel. Na het steekincident bedreigde de verdachte ook zijn ex-vriendin, [aangeefster01], die getuige was van het voorval, met het mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, aangezien hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de geleden materiële en immateriële schade door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf van 20 uren gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden van de proeftijd heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/109069-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/008962-20
Datum uitspraak: 23 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, met onder feit 2 partiële vrijspraak voor zover het feit betrekking heeft op het maken van stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [aangeefster01] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 26 juli 2022. Als extra bijzondere voorwaarde wordt daarnaast een contactverbod gevorderd met zoontje Levayen, voor zover dit contacten betreft die niet worden begeleid door een professionele instelling. Ook wordt gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [aangever01] , geboren op [geboortedatum02], en [aangeefster01] , geboren op [geboortedatum03], en een locatieverbod voor de [adres02] te [plaats01] , waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, en te bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak feit 2 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde maken van stekende bewegingen in de richting van het lichaam van de aangeefster [aangeefster01] , niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel van het tenlastegelegde zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling van aangever [aangever01] . De verdachte heeft hem weliswaar met een mes gestoken, maar had daarbij geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op zijn dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft hem niet doelbewust en gecontroleerd in de borstkas gestoken.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een mes, volgens de verdachte met een stiletto, met kracht en in één snelle beweging aangever [aangever01] in zijn linker borstkas heeft gestoken. Hierbij heeft de aangever onder andere letsel aan de halsaderen en slagaderen opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat door op die plaats en op die wijze met een mes in de borstkas van de aangever te steken de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat dit mes vitale (slag)aderen en/of organen zou raken (hetgeen ook is geschied) en dat de aangever daardoor zou komen te overlijden. Door zo te handelen heet de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Uit de gedragingen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 april 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever01] opzettelijk van het leven te beroven, een keer met een mes, in de linkerborst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 30 april 2022 te [plaats01] [aangeefster01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster01] dreigend de woorden toe te voegen "Laat me los, anders steek ik jou ook" en "Dit gaat om jou, ik steek jou ook, dit komt allemaal door jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij een mes, op die [aangeefster01] te richten of gericht te houden en aan die [aangeefster01] te tonen en, met dat mes, op die [aangeefster01] af te lopen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1, primair.
poging tot doodslag
2.
bedreiging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Na een woordenwisseling in een chat met de aangever [aangever01] , de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin [aangeefster01] , is de verdachte naar het huis van [aangeefster01] gegaan om verhaal te halen. De verdachte heeft [aangever01] vervolgens vanuit het niets met een mes in de linker borstkas gestoken. Het door de verdachte toegebrachte letsel was levensbedreigend en het mag een wonder heten dat het slachtoffer het overleefd heeft. Dat het niet zo ver is gekomen, is niet de verdienste van de verdachte. Het slachtoffer heeft na een zware operatie meerdere dagen op de Intensive Care gelegen en heeft onder meer een stent in zijn slagader geplaatst gekregen en ernstige (blijvende) nierschade opgelopen. Het slachtoffer wordt nog iedere dag geconfronteerd met de gevolgen van dit feit, zo blijkt uit de ter terechtzitting door hem afgelegde verklaring.
Nadat hij de aangever [aangever01] had gestoken heeft de verdachte ook zijn ex-vriendin, die getuige was van het steekincident, bedreigd met het mes, hetgeen ook voor haar zeer beangstigend moet zijn geweest.
Dit zijn ernstige feiten, die getuigen van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 26 juli 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat de houding, de impulsiviteit en een mogelijk gebrek aan inlevingsvermogen van de verdachte worden gezien als risicofactoren. De verdachte neemt nauwelijks verantwoordelijkheid voor het hem ten laste gelegde delict en lijkt de ernst van de gevolgen van zijn gedrag niet in te zien. Beschermende factoren zijn dat de verdachte maatschappelijke doelen nastreeft. Hij heeft werk, draagt bij aan de zorg voor zijn zoontje en zou in september met een horeca opleiding starten. Ambulante behandeling zou mogelijk risico-verlagend werken, wanneer aan de genoemde risicofactoren wordt gewerkt. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod (met elektronische monitoring) op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van substantiële duur. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het steekincident een enorme impact heeft gehad en nog heeft op de beide slachtoffers en hun omgeving.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet - anders dan de officier van justitie - in de bewezenverklaarde feiten geen aanleiding om aan de verdachte in het kader van deze strafzaak ook een contactverbod met zijn zoontje Levayen op te leggen.
Het als bijzondere voorwaarde op te leggen contactverbod met de ex-vriendin van de verdachte acht de rechtbank wel noodzakelijk, met dien verstande dat dit contact wel geoorloofd is wanneer dit in het kader van een vastgestelde omgangsregeling met zijn zoontje noodzakelijk is én de bij de omgang betrokken instanties, inclusief het Openbaar Ministerie, daarmee hebben ingestemd.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden geen meerwaarde in de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor elektronische monitoring bij de handhaving van het op te leggen locatieverbod.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 27.214,68 aan materiële schade en een vergoeding van € 35.000,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de schadepost studievertraging. Er is geen causaal verband tussen de handeling van de verdachte en de gestelde studievertraging. Daarbij kan niet zonder meer worden gesteld dat de benadeelde partij na afronding van zijn studie gelijk aan het werk zou zijn gegaan, zodat niet kan worden uitgegaan van een verlies van verdienvermogen. Ook de toekomstschade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze niet nader is gespecificeerd en onderbouwd met stukken. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Er zijn, afgezien van een doorverwijzing naar een psycholoog, geen stukken overgelegd ter onderbouwing van geestelijk letsel.
8.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit kledingschade, eigen risico, verblijf in het ziekenhuis (daggeldvergoeding), huishoudelijke hulp, mantelzorg en reis- en parkeerkosten, en deze gevorderde schade genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist door de verdediging, zal de vordering voor die kosten (totaalbedrag € 2.475,68) worden toegewezen.
Het deel van de vordering dat ziet op de studievertraging (totaalbedrag € 19.739,-) zal ondanks betwisting door de verdediging eveneens worden toegewezen, nu door de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde door het bewezen verklaarde strafbare feit 1 jaar studievertraging heeft opgelopen, waardoor hij inkomensschade (door het later betreden van de arbeidsmarkt) heeft en extra lesgeld moet betalen door het doubleren van het studiejaar.
Het deel van de vordering dat ziet op de toekomstschade (€ 5.000,-) is onvoldoende onderbouwd en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. In deze zaak doet zich immers de omstandigheid voor dat de aard en de ernst van de normschending en de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Een nadere onderbouwing van de gestelde psychische schade is in dit geval dan ook niet nodig. Deze schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 35.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
8.1.4.
Conclusie:
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 57.214,68,
vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij02] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.852,34 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.250,- aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de schadepost die ziet op het bezoek van de psycholoog, nu deze kosten voortvloeien uit shockschade die niet kan worden vastgesteld. Ook de toekomstschade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze niet nader is gespecificeerd en onderbouwd met stukken. Hetzelfde geldt voor de toekomstige verhuiskosten. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, voor zover deze ziet op shockschade. Voor de toewijzing van shockschade moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De vordering van de benadeelde partij is, afgezien van een schriftelijke verwijzing naar een psycholoog, op dit punt niet onderbouwd.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit reiskosten, en deze gevorderde schade genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist door de verdediging, zal de vordering voor die kosten (€ 352,34) worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op toekomstschade en verhuiskosten (totaalbedrag € 7.500,-) is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit geldt ook voor de gevorderde shockschade (€ 7.500,-) bij het onder 1 bewezen verklaarde feit, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van eventuele shockschade ontbreken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
8.2.4.
Conclusie:
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 852,34,
vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.
8.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij03]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij03] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.446,04 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de schadepost die ziet op het bezoek van een psycholoog, nu deze kosten voortvloeien uit shockschade die niet kan worden vastgesteld. Ook de toekomstschade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien deze niet nader is gespecificeerd en onderbouwd met stukken. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze is gebaseerd op shockschade. Voor de toewijzing van shockschade moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Op basis van de bij de vordering overgelegde documenten kan niet worden vastgesteld dat bij de benadeelde partij sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door de direct confrontatie met de ernstige gevolgen van het strafbare feit. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een schadevergoeding wegens shockschade.
8.3.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit reis- en parkeerkosten ten behoeve van het bezoeken van de Intensive Care en de afspraken in verband met nierdialyse, en deze gevorderde schade genoegzaam is onderbouwd en niet is betwist door de verdediging, zal de vordering voor die kosten (totaalbedrag € 346,44) worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op toekomstschade en reis- en parkeerkosten ten behoeve van de psycholoog (totaalbedrag € 1.099,60) is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij zal voor betreft de immateriële schade, te weten de shockschade (€ 7.500,-), niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van eventuele shockschade ontbreken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
8.3.4.
Conclusie:
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 346,44,
vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 7 december 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte voor mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 augustus 2021.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering niet ten uitvoer te leggen. De verdachte was niet in de mogelijkheid om de werkstraf uit te voeren en is alsnog bereid deze te verrichten.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis door de politierechter en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal – zoals is gevorderd door de officier van justitie – de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 20 uren. Deze uren komen dus bovenop de eerder onvoorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren die de verdachte na zijn detentie nog dient uit te voeren.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 1 (een) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de reclassering en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Er kan worden ingezet op diagnostiek en eventuele behandeling op het gebied van agressieregulatie. De veroordeelde laat zich diagnosticeren en volgt daaruit voortvloeiende behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangever01] , geboren op [geboortedatum02], en [aangeefster01] , geboren op [geboortedatum03], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, met dien verstande dat dit contact wel geoorloofd is wanneer dit in het kader van een vastgestelde omgangsregeling met zijn zoontje noodzakelijk is én de bij de omgang betrokken instanties, inclusief het Openbaar Ministerie, daarmee hebben ingestemd.
de veroordeelde bevindt zich -buiten de onder 3 genoemde uitzonderingssituatie- niet in een straal van 200 meter binnen de directe woonomgeving van [aangever01] en [aangeefster01] (op dit moment: [adres02] te [plaats01] en [adres03] te [plaats02] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod gedurende de proeftijd nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 57.214,68 (zegge: zevenenvijftigduizend tweehonderdveertien euro en achtenzestig cent), bestaande uit € 22.214,68 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 57.214,68(hoofdsom,
zegge: zevenenvijftigduizend tweehonderdveertien euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 57.214,68 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
309 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 852,34 (zegge: achthonderdtweeënvijftig euro en vierendertig cent), bestaande uit € 352,34 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 852,34(hoofdsom,
zegge: achthonderdtweeënvijftig euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 852,34 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
17 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 346,44 (zegge: driehonderdzesenveertig euro en vierenveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 346,44(hoofdsom,
zegge: driehonderdzesenveertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 346,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 7 december 2020 van de politierechter in van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever01] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linkerschouder, de linkerborst en/of de hartstreek, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats01] aan [aangever01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
-beschadigde longen en/of een of meerdere beschadigde slag en/of halsaderen en/of
-een hypovolemische shock en/of
-acu(u)t(e) nierschade/nierfalen
heeft toegebracht door een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linkerschouder, de linkerborst en/of de hartstreek, althans het lichaam te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
in de linkerschouder, de linkerborst en/of de hartstreek, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2022 te [plaats01] [aangeefster01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster01] dreigend de woorden toe te voegen "Laat me los, anders steek ik jou ook" en/of "Dit gaat om jou, ik steek jou ook, dit komt allemaal door jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij (met) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [aangeefster01] te maken en/of op die [aangeefster01] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [aangeefster01] te tonen en/of, met dat mes, althans
scherp en/of puntig voorwerp, op die [aangeefster01] af te lopen.