Op 23 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, die inmiddels gehecht zijn geraakt aan hun pleegmoeder. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 juni 2023, en daarbij het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de machtiging uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, ingewilligd.
Daarnaast is er een verzoek gedaan voor vervangende toestemming voor medische behandelingen van de minderjarigen, waaronder vaccinaties en gesprekken met de praktijkondersteuner huisarts. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de toestemming van de moeder voor deze behandelingen aanwezig is, maar dat de vader, die in Colombia verblijft, feitelijk niet in staat is om zijn gezag uit te oefenen. Daarom heeft de kinderrechter vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige02] voor zover het betreft de gesprekken met de POH GGZ Jeugd Dordrecht.
Tevens is mr. R.A.A.H. van Leur benoemd als bijzondere curator voor de minderjarigen, met als doel hen te vertegenwoordigen in en buiten rechte. De benoeming geldt tot 24 juni 2023. De kinderrechter heeft besloten geen gebruik te maken van de ambtshalve bevoegdheid om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat er onvoldoende informatie is over de gevolgen hiervan voor de kinderen. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een onderzoek aan te vragen bij de Raad voor de Kinderbescherming naar het gezag over de minderjarigen en hun perspectief.