ECLI:NL:RBROT:2022:11707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648506 / JE RK 22-2731
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met focus op terugplaatsing bij de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd wordt voor de duur van een jaar, tot 6 januari 2024, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening wordt verlengd voor zes maanden, tot 6 juli 2023. De minderjarige verblijft van maandag tot vrijdag in het pleeggezin en in de weekenden bij de grootmoeder aan moederszijde. De kinderrechter heeft benadrukt dat er moet worden ingezet op een terugplaatsing bij de moeder, waarbij de moeder de kans moet krijgen om aan haar eigen problematiek te werken en de stabiliteit en veiligheid voor de minderjarige te waarborgen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige01] in het pleeggezin niet voldoende onderbouwd zijn om de huidige omgangsregeling te wijzigen. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over de situatie van de moeder en de minderjarige, en de GI (gecertificeerde instelling) moet intensieve observaties opzetten bij de moeder thuis. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om te werken aan haar traumaverwerking en regelmatig urinecontroles te laten uitvoeren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/648506 / JE RK 22-2731
Datum uitspraak: 23 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.A. van Gemeren, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 november 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • de e-mailberichten van de oma moederszijde van 13 december 2022 en 19 december 2022, overgelegd door mr. J.A. van Gemeren, ingekomen bij de griffie op 22 december 2022;
  • de tussenevaluatie van Enver van 31 oktober 2022 met opmerkingen van de moeder, overgelegd door mr. J.A. van Gemeren, ingekomen bij de griffie op 22 december 2022.
Op 23 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam01] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de oma moederszijde (mz), mw. [naam02] , als informant.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft van maandag tot vrijdag in het pleeggezin en in de weekenden bij de oma mz. De moeder bezoekt [voornaam minderjarige01] bij de oma mz.
Bij beschikking van 6 januari 2021 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 6 januari 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 juni 2022 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg (voor de meeste dagen van de week en de overige dagen bij de grootmoeder moederszijde) verleend tot 6 januari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen met een jaar. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na de vorige zitting op 21 juni 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden, waarbij is besproken dat [voornaam minderjarige01] vaker naar het pleeggezin zou gaan. Het voorstel vanuit de GI was dat [voornaam minderjarige01] eens in de veertien dagen een weekend bij de oma mz zou zijn. De oma mz zou haar rol als tweede opvoeder behouden, maar kon op die manier meer worden ontlast. Tijdens het daaropvolgende gesprek is door de moeder en de oma mz uitgesproken dat zij de regeling toch graag wilden houden zoals die was, zodat [voornaam minderjarige01] elk weekend bij de oma mz is. De moeder is bang dat zij en [voornaam minderjarige01] van elkaar vervreemden als zij elkaar minder vaak zien. De pleegouders hebben aangegeven dat [voornaam minderjarige01] veel moeite heeft met de overgang van de oma mz naar het pleeggezin. Het is voor [voornaam minderjarige01] onduidelijk waar hij woont. Mogelijk is hij hierdoor, vaak onrustig en zoekt hij de grenzen op. Het zou rust geven voor [voornaam minderjarige01] als hij voor een langere tijd op dezelfde plek kan verblijven. De moeder wil het liefst weer zelf voor [voornaam minderjarige01] zorgen. De afgelopen periode heeft de moeder steeds vaker laten zien dat zij er voor kiest om het belang van [voornaam minderjarige01] voorop te stellen. Toch zijn er ook signalen waardoor de GI vindt dat de moeder (nog) niet de volledige zorg en opvoeding kan dragen. Eerder heeft de moeder een behandeling bij Antes gevolgd, maar dit is inmiddels gestopt. Daarover maakt de GI zich zorgen. Het ontbreekt aan een duidelijke hulpvraag en inzet voor de behandeling vanuit de moeder. Het is jammer dat de moeder niet de kans grijpt om aan de slag te gaan met zichzelf. Zij heeft een belast verleden en haar emoties kunnen soms de overhand nemen. Verder is het voor de GI moeilijk om een goed beeld te krijgen van de persoonlijke problematiek van de moeder. SPAM is eerder niet van de grond gekomen, vanwege onveiligheid in de thuissituatie. Daarnaast is het de moeder onvoldoende gelukt om tijdens de verlofmomenten van haar behandeling bij de gezinskliniek De Borch de veiligheid van haar en [voornaam minderjarige01] te waarborgen. Hieraan liggen complexe patronen in de persoonlijkheidsstructuur van de moeder ten grondslag. De moeder werkt wel mee met geplande urinecontroles, waarbij acht van de negen controleuitslagen negatief waren. De GI wil in de toekomst ook gaan werken met ongeplande controles. De komende tijd wil de GI meer zicht krijgen op de situatie van de moeder, zodat kan worden gekeken waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder wil de huidige regeling voortzetten, waarbij [voornaam minderjarige01] elk weekend bij de oma mz verblijft en zij [voornaam minderjarige01] bij de oma mz kan opzoeken. De moeder is het niet eens met het voorstel van de GI om [voornaam minderjarige01] meer bij de pleegouders te laten verblijven. Zij is bang dat [voornaam minderjarige01] door de voorgestelde regeling alleen maar verder van haar verwijderd raakt. Er moet een opbouw van de omgangkomen, waarbij de focus ligt op een geleidelijke terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. De moeder heeft het gevoel dat zij langzaamaan buiten spel wordt gezet. [voornaam minderjarige01] is een mannetje met temperament en heeft duidelijke grenzen nodig. Het kan niet met zekerheid worden gezegd dat het gedrag dat hij vertoont bij de pleegouders te wijten is aan de overgang van de oma mz naar de pleegouders. Bij de oma mz thuis wordt [voornaam minderjarige01] soms ook boos, maar dit gaat steeds beter. Er moet een goede samenwerking zijn tussen de pleegouders en de moeder. Daar is op dit moment geen sprake van.
Verder wordt door de GI naar voren gebracht dat de moeder geen betrokkenheid zou tonen bij de behandeling. De moeder ziet dit anders. Zij is op zoek gegaan naar een behandelaar die goed bij haar aansluit en bij wie zij zich prettig voelt, maar dat is helaas nog niet gelukt. De moeder ziet in dat zij aan zichzelf moet werken om voor haar en [voornaam minderjarige01] te kunnen zorgen. Zij is bereid om elke dag een negatieve urinecontrole af te leveren als zij daardoor meer duidelijkheid krijgt over de omgang met en het perspectief van [voornaam minderjarige01] . De moeder betreurt dat er geen observaties plaatsvinden bij de omgang tussen haar en [voornaam minderjarige01] . Zij wil laten zien dat de omgang goed gaat en dat zij de zorg voor [voornaam minderjarige01] kan dragen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.
[voornaam minderjarige01] is een kwetsbare jongen die veel heeft meegemaakt in het verleden. Het is voor hem van belang dat er duidelijkheid komt over waar hij kan en mag wonen. Het staat niet vast dat het onrustige gedrag dat [voornaam minderjarige01] vertoont in het pleeggezin komt door de overgang van de oma mz naar de pleegouders. Alvorens hierop actie te ondernemen, moet in kaart worden gebracht waar dit gedrag vandaan komt, bijvoorbeeld door een onderzoek van een gedragsdeskundige. De zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige01] zijn - op dit moment, zonder enige onderbouwing over de oorzaak van dit gedrag - op zichzelf geen reden om de huidige omgangsregeling te wijzigen.
De kinderrechter is van oordeel dat de moeder bij de bepaling van het perspectief van [voornaam minderjarige01] nog niet moet worden afgeschreven als (hoofd)opvoeder en als degene bij wie het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt. Er moet dan ook nog steeds worden ingezet op een terugplaatsing bij de moeder. Om meer zicht te krijgen op de stabiliteit en veiligheid bij de moeder is het een aanbeveling dat de GI intensieve observaties opzet bij de moeder thuis. De kinderrechter begrijpt dat de GI geen risico wil lopen in het belang van [voornaam minderjarige01] en wil de moeder dan ook meegeven dat het voor haar en voor [voornaam minderjarige01] van groot belang is dat zij de komende tijd gaat werken aan haar traumaverwerking. Daarnaast is het van belang dat de moeder regelmatig urinecontroles laat uitvoeren via Antes of de huisarts en de GI daar inzage in geeft. De termijn waarbinnen [voornaam minderjarige01] duidelijkheid moet krijgen over waar zijn woonperspectief ligt, begint te dringen. Er dient dan ook voortvarend te werk te worden gegaan, zowel door de moeder (traumaverwerking, urinecontroles) als door de GI (observaties bij de moeder thuis en eventueel onderzoek laten doen naar waar het onrustige gedrag van [voornaam minderjarige01] vandaan komt).
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 6 januari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg (deels netwerk) tot 6 juli 2023, in die zin dat [voornaam minderjarige01] maandag tot en met vrijdag bij het pleeggezin verblijft en in de weekenden bij de oma mz is;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 4 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.