In deze zaak vorderde de echtgenote van een patiënt, die op de intensive care van Erasmus MC lag, dat het ziekenhuis de behandeling met zuurstof zou voortzetten en zou meewerken aan een second opinion. De patiënt, die lijdt aan ernstige medische complicaties na Covid-19, was eerder overgeplaatst van het Amphia ziekenhuis naar Erasmus MC. De behandelend artsen van Erasmus MC hadden geconcludeerd dat verdere behandeling medisch zinloos was, gezien de verslechterende toestand van de patiënt en het gebrek aan uitzicht op herstel. De familie had echter de hoop dat een second opinion of overplaatsing naar een ander ziekenhuis mogelijk zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat Erasmus MC voldoende tijd had gegeven voor het aanvragen van een second opinion, maar dat er geen concrete mogelijkheden waren voor een alternatieve behandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de echtgenote niet kon worden toegewezen, omdat de medische situatie van de patiënt geen voortzetting van de behandeling rechtvaardigde. De rechter benadrukte dat de beslissing van de artsen om de behandeling te staken niet onrechtmatig was en dat de familie de harde realiteit van de situatie moest accepteren. De vordering werd afgewezen en de echtgenote werd veroordeeld in de proceskosten.