ECLI:NL:RBROT:2022:1180

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
C/10/633646 / KG ZA 22-129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van zuurstofbehandeling en second opinion in kort geding tegen ziekenhuis

In deze zaak vorderde de echtgenote van een patiënt, die op de intensive care van Erasmus MC lag, dat het ziekenhuis de behandeling met zuurstof zou voortzetten en zou meewerken aan een second opinion. De patiënt, die lijdt aan ernstige medische complicaties na Covid-19, was eerder overgeplaatst van het Amphia ziekenhuis naar Erasmus MC. De behandelend artsen van Erasmus MC hadden geconcludeerd dat verdere behandeling medisch zinloos was, gezien de verslechterende toestand van de patiënt en het gebrek aan uitzicht op herstel. De familie had echter de hoop dat een second opinion of overplaatsing naar een ander ziekenhuis mogelijk zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat Erasmus MC voldoende tijd had gegeven voor het aanvragen van een second opinion, maar dat er geen concrete mogelijkheden waren voor een alternatieve behandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de echtgenote niet kon worden toegewezen, omdat de medische situatie van de patiënt geen voortzetting van de behandeling rechtvaardigde. De rechter benadrukte dat de beslissing van de artsen om de behandeling te staken niet onrechtmatig was en dat de familie de harde realiteit van de situatie moest accepteren. De vordering werd afgewezen en de echtgenote werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633646 / KG ZA 22-129
Vonnis in kort geding van 18 februari 2022
in de zaak van

1..[naam eiser ] ,

wonende te [woonplaats eiser ] ,
2.
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eisers,
advocaat mr. I.S. El Boutaibi te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ERASMUS MC,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. A.M. den Hertog-de Visser te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiser ] , [naam eiseres] , en gezamenlijk, [eisers] , en Erasmus MC genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de vrijwillige verschijning van partijen op de definitieve concept-dagvaarding van 16 februari 2022
  • de 9 producties en de eiswijziging van [naam eiseres]
  • de 4 producties van Erasmus MC
  • de mondelinge behandeling van 17 februari 2022
  • de pleitnota van [naam eiseres]
  • de pleitnota van EMC.
1.2.
In de tekst van de definitieve concept-dagvaarding staat als naam van verweerster vermeld: de stichting Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam. Erasmus MC heeft aangegeven dat zij geen stichting maar een publiekrechtelijke rechtspersoon is. Zij heeft er mee ingestemd dat haar naam verbeterd wordt gelezen. In de kop van dit vonnis is dit al tot uitdrukking gebracht.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge is bepaald dat vandaag, 18 februari 2022, vonnis wordt gewezen.
2. De feiten
2.1.
[naam eiser ] is geboren op [geboortedatum eiser] . [naam eiseres] is zijn echtgenote en treedt op als de wettelijk vertegenwoordiger van [naam eiser ] .
2.2.
[naam eiser ] is op 7 december 2021 in het Amphia ziekenhuis in Breda opgenomen met een Covid-pneumonie. In de tweede helft van december 2021 heeft [naam eiser ] een herseninfarct gehad.
2.3.
Op 19 januari 2022 heeft de familie van [naam eiser ] , wegens een gebrek aan vertrouwen de behandelovereenkomst met het Amphia ziekenhuis opgezegd en verzocht om overplaatsing naar een ander ziekenhuis. In de periode daarna heeft een aantal benaderde ziekenhuizen aangegeven geen mogelijkheden te zien om [naam eiser ] over te nemen. Op 27 januari 2022 is [naam eiser ] overgeplaatst naar Erasmus MC. In het medisch dossier is daarover opgenomen dat de reden tot overname humanitair is en dat er geen academische indicatie is.
2.4.
Bij opname in Erasmus MC zijn er beleidsbeperkingen vastgelegd in het medisch dossier. Dat betrof o.a. niet reanimeren en niet langer dan 72 uur met volledige beademing behandelen. In het medisch dossier staat verder “familie op de hoogte van zeer matige prognose”.
2.5.
Op 5 februari 2022 wordt in het medisch dossier als samenvatting van de afgelopen week het volgende vermeld:
“ Revalidatieartes 02-02: NIET revalideerbaar door desatureren bij opzitten en medische problemen (…)
Logopedie 02-02: slikkracht stimuleren buiten protocol om met gecuffte canule lukt NIET ivm aspiratie bij elke slok! Ontcufft gaat ook niet.
Zuurstofbehoefte 04-02: afgelopen week niet gelukt optiflow af te bouwen naar kunstneus; ademfrequentie te hoog en sputumase wat patient niet opgehoest krijgt
(…).
Zaterdag gesprek familie met (…), gezien niet te weanen van optiflow mijns inziens geen behandelopties meer. (…)”
2.6.
Op 5 februari 2022 heeft er een gesprek met de familie plaatsgevonden. Daarin is meegedeeld dat volgens Erasmus MC sprake is van medisch zinloos handelen en dat de behandeling met optiflow (behandeling met zuurstof via een tracheostoma met een cuf) gestaakt gaat worden.
2.7.
Op 6 februari 2022 heeft [naam eiseres] het hoofd van de IC-afdeling geschreven en meegedeeld recht te hebben op een second opinion die op korte termijn wordt aangevraagd. In verband daarmee wordt om een digitale kopie van het medisch dossier verzocht.
2.8.
Op 11 februari 2022 heeft de behandelend arts aangegeven in afwachting te zijn van een second opinion. In het medisch dossier staat dat de advocaat aangeeft geen second opinion geregeld te hebben daar hij van de familie had vernomen dat het beter ging met patiënt. De advocaat gaf vervolgens aan alsnog een second opinion te willen. Na overleg tussen de behandelend arts en het afdelingshoofd wordt de advocaat bericht dat Erasmus MC alsnog meewerkt aan een second opinion die door de familie wordt georganiseerd. Daarbij wordt aangegeven dat dit uiterlijk maandag 14 februari 2022 om 14.00 uur aan het medisch team moet zijn teruggekoppeld. Op 14 februari 2022 wordt met de familie besproken dat zij nog 24 uur in de gelegenheid worden gesteld een second opinion te laten verrichten.
2.9.
Na het gesprek op 14 februari 2022 heeft de familie de behandelend arts verzocht om een second opinion te laten verrichten door UZ Leuven. Voorts is meegedeeld dat overplaatsing van [naam eiser ] in gang wordt gezet en wordt de behandelend arts verzocht contact op te nemen met het IC-team van een ziekenhuis in Lille. Voorts is een kort geding aangekondigd. Op 15 februari 2022 heeft de behandelend arts bericht contact te hebben opgenomen met UZ Leuven en het ziekenhuis in Lille. Hij deelt mee dat de professor in Leuven aangeeft dat men zich kan vinden in het beleid om de optiflowtherapie (behandeling met zuurstof via een tracheostoma met een cuf) te staken maar niet bereid is om dat op papier te zetten. Vanuit het ziekenhuis in Lille wordt bericht dat zij geen behandeling met optiflow aanbieden en niet bereid zijn een patiënt uit het buitenland op te nemen.
2.10.
Op 15 en 16 februari 2022 bericht Erasmus MC aan de advocaat van [naam eiser ] bericht dat het wil meewerken aan overplaatsing wanneer op 16 of 17 februari na kennisneming van het medisch dossier een ziekenhuis bereid gevonden wordt [naam eiser ] over te nemen. De behandelend arts biedt tevens aan een second opinion te organiseren bij een van twee met name genoemde artsen. [naam eiseres] is gevraagd per ommegaande aan te geven of hij daarvan gebruik wenst te maken maar heeft hier niet op gereageerd.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert Erasmus MC te veroordelen de behandeling van [naam eiser ] volledig voort te zetten, dan wel Erasmus MC te verplichten mee te werken aan een realistische en formele totstandkoming van een second opinion ter zake het besluit om de zuurstoftherapie van [naam eiser ] te staken door een arts die werkzaam is binnen hetzelfde medisch specialisme of vakgebied als dat van de eerste geconsulteerde arts, dan wel de behandeling voort te zetten tot het moment dat [naam eiser ] wordt overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, dan wel de behandeling van [naam eiser ] nog 6 dagen na het wijzen van dit vonnis voort te zetten dan wel namens [naam eiser ] een aanvraag in te dienen bij het Centrum Indicatiestelling Zorg om in aanmerking te komen voor zorg vanuit de Wet Langdurige Zorg, een en ander met veroordeling van Erasmus MC in de proceskosten.
3.2.
[naam eiseres] stelt dat de aankondiging van Erasmus MC om de zuurstoftherapie stop te zetten in strijd met de behandelovereenkomst is. [naam eiser ] heeft recht op continuering van de behandeling zo lang niet onmiskenbaar vaststaat dat voortzetting van op herstel gerichte behandelingen als medisch zinloos handelen is te kwalificeren. Het is onrechtmatig om de behandeling stop te zetten en [naam eiseres] wenst meer tijd te krijgen om overplaatsing naar een ander ziekenhuis te regelen.
3.3.
Erasmus MC voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in alle varianten. Erasmus MC stelt zich op het standpunt dat sprake is van medisch zinloos handelen. [naam eiseres] heeft bijna twee weken gekregen om een second opinion te laten verrichten of een overplaatsing te organiseren. Het is niet verdedigbaar om nog langer te wachten, ook niet omdat de toestand van [naam eiser ] de afgelopen twee weken verslechterd is. De summiere second opinions die [naam eiseres] heeft overgelegd leiden niet tot een ander oordeel.

4..De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [naam eiseres] zijn spoedeisend. Erasmus MC wil de behandeling van [naam eiser ] met optiflow stopzetten – had dat eigenlijk al willen doen – en daarom moet er op de kortst mogelijke termijn een beslissing worden gegeven.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken of het beoordelingskader van de vordering van [naam eiseres] moet worden gevonden in het goed hulpverlenerschap van artikel 7:453 BW of in die van (het beëindigen van) de behandelovereenkomst van artikel 7:460 BW. [naam eiseres] en Erasmus MC hebben allebei aangegeven uit te gaan van het beoordelingskader van artikel 7:453 BW en de voorzieningenrechter doet dat daarom ook. Artikel 7:453 BW bepaalt dat iedere arts verplicht is te handelen als een goed hulpverlener. Een medische behandeling moet altijd gerechtvaardigd kunnen worden. Die rechtvaardiging moet liggen in een bepaald belang voor de patiënt. Als een behandeling niet of niet meer in het belang van de patiënt is, is sprake van medisch zinloos handelen. Medisch zinloos handelen is niet toegestaan volgens de richtlijnen waarnaar artsen moeten handelen maar ook op grond van de eed die zij hebben afgelegd.
4.3.
Een arts kan niet worden verplicht tot (het voortzetten van) medische behandelingen die geen medisch zinvol doel meer dienen en die geen mogelijkheid tot herstel (meer) bieden. Het oordeel of daarvan sprake is, is voorbehouden aan de arts. Een rechter kan dat oordeel slechts marginaal toetsen. Dat betekent dat de rechter alleen maar kan beoordelen of de arts het besluit in redelijkheid had kunnen nemen.
4.4.
[naam eiseres] betwist dat sprake is van medisch zinloos handelen. Zolang er zuurstof wordt toegediend, is er hoop op herstel. Daarnaast gebruiken de artsen woorden als “oncomfortabel” en “zichtbaar lijden”, maar dat is een subjectieve benadering. De familie ziet iemand die kan communiceren en wil vechten en doorleven.
4.5.
De voorzieningenrechter leidt uit het dossier af dat Erasmus MC niet over één nacht ijs gegaan is. Om te beginnen is bij aanvang duidelijkheid gegeven over de matige prognose. Uit het dossier en de mondelinge behandeling volgt dat [naam eiser ] onder andere vanwege schade aan zijn longen die meer oorzaken heeft dan alleen Covid, niet kan slikken, niet kan hoesten en als gevolg van een herseninfarct niet revalideerbaar is. Erasmus MC heeft geprobeerd om de behandeling met optiflow af te bouwen maar dat is mislukt. In het kader van die poging tot afbouw heeft Erasmus MC fysiotherapie, een revalidatiearts en logopedie ingeschakeld. Hun bevindingen, die in het medisch dossier staan (zie onder andere 2.5.) zijn consistent. Op grond hiervan is het volledige IC-behandelteam op 6 februari 2022 tot de conclusie gekomen dat sprake is van medisch zinloos handelen. De behandelend artsen hebben daar aan toegevoegd dat de situatie van [naam eiser ] de afgelopen anderhalve week is verslechterd. Meer specifiek daalt het zuurstofgehalte van zijn bloed steeds vaker ondanks de behandeling met optiflow. Deze bevindingen passen bij die van het Amphia ziekenhuis zoals ze in het medisch dossier van [naam eiser ] staan.
[naam eiseres] heeft hier geen eigen en andersluidende bevindingen van een (of meer) door hem ingeschakelde arts(en) tegenover gesteld. De bij de familie levende hoop op herstel blijkt bij navraag ter zitting te zijn gebaseerd op de situatie voorafgaand aan de overplaatsing naar Erasmus MC waarin [naam eiser ] tegen de verwachtingen in een zeker herstel liet zien. Die hoop is begrijpelijk en vloeit voort uit de op overleven gerichte menselijke natuur. Voor een van Erasmus MC af te dwingen voortzetting van de behandeling is echter (veel) meer nodig, zoals een concrete althans redelijke verwachting van (enig) herstel die Erasmus MC zou negeren. Wezenlijke positieve wijzigingen in de gezondheidssituatie van [naam eiser ] hebben zich sinds zijn opname in Erasmus MC echter niet voorgedaan.
4.6.
[naam eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat [naam eiser ] verder kan en moet worden behandeld en zich daarbij beroepen op drie overgelegde verklaringen van artsen die hij als second opinions aanduidt. Daarnaast stelt hij dat een ziekenhuis in Brussel bereid is [naam eiser ] op 21 of 22 februari 2022 op te nemen.
Over de verklaringen van de artsen overweegt de voorzieningenrechter dat [naam eiseres] niet betwist dat de Duitse arts een vorm van behandeling voorstelt die in Nederland niet geboden wordt. Van de Engelse arts is niet gebleken dat deze beschikt over de benodigde expertise om de situatie van [naam eiser ] (goed) te kunnen beoordelen. Ten slotte houdt de arts uit België in zijn verklaring een slag om de arm door gebruik van het woord eventueel. Van de bereidheid van het ziekenhuis in Brussel om [naam eiser ] op te nemen is niets gebleken of aannemelijk geworden. Bij doorvragen blijkt dat de arts die de gestelde toezegging van opname gedaan zou hebben [naam eiser ] eerst zelf wil zien wat niet eerder dan op 21 of 22 februari 2022 a.s. zou kunnen. De voorzieningenrechter kan dit niet anders duiden dan dat er (nog) geen enkele zekerheid van bedoelde beoordeling en van een opname in Brussel is. Die opname kan bovendien afstuiten op de beoordeling door bedoelde arts, zoals ook eerder overnames door andere ziekenhuizen zijn afgeketst. De behandelend arts stelt daar tegenover dat hij heeft gesproken met het afdelingshoofd van deze arts, en dat deze heeft meegedeeld zich te kunnen vinden in de aanpak van Erasmus MC en [naam eiser ] niet te zullen opnemen.
4.7.
Als ervan uit wordt gegaan dat er nog geen (echte) second-opinion heeft plaatsgevonden, nu geen van de artsen van wie een verklaring is overgelegd [naam eiser ] zelf heeft gezien, moet de vraag worden beantwoord of [naam eiser ] op dit moment nog aanspraak kan maken op een second opinion. Het antwoord op die vraag is nee.
Erasmus MC heeft [naam eiseres] voldoende tijd en gelegenheid geboden om een second opinion te regelen en in dat opzicht gehandeld als een goed hulpverlener. [naam eiser ] heeft van 6 tot en met 16 februari 2022 de tijd gehad om die second opinion te organiseren. Mede in het licht van de verklaring van de tijdens de mondelinge behandeling aanwezige collega van de behandelend arts dat hij in het kader van de overname vanuit het Amphia ziekenhuis in een tijdsbestek van 48 uur was benaderd en [naam eiser ] had beoordeeld, moet de door Erasmus MC aan [naam eiseres] gegunde tijd als ruimschoots voldoende worden beschouwd. Tijdens de mondelinge behandeling was er nog geen enkel concreet uitzicht op een (op hele korte termijn gelegen) moment dat een intensivist, en welke dan, een second opinion zou kunnen uitvoeren.
Aan dit oordeel draagt bij dat Erasmus MC onbetwist stelt dat de situatie van [naam eiser ] inmiddels verslechterd is. De behandelend arts vindt het medisch onverantwoord om hem nog te verplaatsen en ziet, al twee weken, geen enkele kans op herstel wat verder bijdraagt aan zijn oordeel dat sprake is van medisch zinloos lijden Bij gebrek aan ook maar iets steekhoudends dat daar tegenover gesteld wordt, heeft de voorzieningenrechter niets anders om op af te gaan.
4.8.
Uit het hiervoor overwogene kan niet anders geconcludeerd worden dan dat het voortzetten van de behandeling, gegeven de medische situatie van [naam eiser ] , medisch zinloos is. Dat [naam eiser ] elders terecht kan is niet aannemelijk. Dat geldt ook voor een voorziening op basis van de Wet langdurige zorg. [naam eiseres] maakt, gelet op de reactie van Erasmus MC inhoudende dat er in Nederland geen enkel verpleeghuis is dat een optiflowtherapie aanbiedt wanneer sprake is van meervoudige problematiek zoals bij [naam eiser ] , niet aannemelijk dat die mogelijkheid wel bestaat. Op dit punt hecht de voorzieningenrechter meer waarde aan de kennis (en daaruit voortvloeiende stellingen) van Erasmus MC dan aan de verklaring van de advocaat die bovendien heeft toegegeven dat hij slechts in algemene zin en niet met alle relevante details vragen aan het CIZ heeft voorgelegd.
4.9.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de vordering in alle varianten wordt afgewezen. Dat voortzetting van de behandeling, voor korte of lange duur is, enig uitzicht op herstel, hoe beperkt ook, biedt, is niet aannemelijk. Geconcludeerd moet dan worden dat voortzetting van de behandeling medisch zinloos is en, maar ten overvloede, in strijd met de door de behandelend arts afgelegde eed. Het is dan ook niet onrechtmatig om die behandeling stop te zetten. Dat is een nare uitkomst voor de familie. Erasmus MC, en de behandelend arts in het bijzonder, realiseren zich dat niet alleen maar hebben daar tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak ook duidelijk zichtbaar blijk van gegeven. De begrijpelijke en invoelbare hoop dat de behandeling ergens voortgezet kan worden en tot herstel kan leiden, betekent niet dat de beslissing van Erasmus MC onjuist is en evenmin dat zij gelast kan worden de behandeling te continueren.
[naam eiseres] wil eigenlijk, zoals een van de zonen het tijdens de mondelinge behandeling treffend verwoordde, zwart op wit gesteld zien dat er geen redden meer aan is. Materieel komt het standpunt van Erasmus MC daar op neer. De behandelend arts formuleerde het zo dat [naam eiser ] al bezig is te overlijden. Dat is een harde maar duidelijke boodschap die [naam eiseres] helaas tot zich zal moeten laten doordringen hoe verdrietig dat ook is.
4.10.
[naam eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van Erasmus MC begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering in al haar onderdelen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Erasmus MC begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.
2009/1980