ECLI:NL:RBROT:2022:1187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
9471920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en regresvordering in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Rotterdam, gaat het om een geschil tussen twee partijen die in 2010 in Marokko zijn getrouwd en in 2019 zijn gescheiden. De eiser, aangeduid als [eiser], vordert dat de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met hem overgaat tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De gedaagde vordert in reconventie betaling van een bedrag van € 22.425,99, bestaande uit een regresvordering van € 19.691,69 en een bruidsgave van € 2.734,30. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 29 september 2021 geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet om verdeling van de gemeenschap gaat, maar om een regresvordering, en heeft de zaak doorverwezen naar de kantonrechter.

Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [eiser] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering en dat hij geen concreet bedrag heeft genoemd dat hij van [gedaagde] vordert. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. In reconventie heeft de gedaagde een vordering tot betaling van de bruidsgave ingediend, maar [eiser] heeft niet kunnen aantonen dat hij deze al heeft betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] de bruidsgave alsnog moet betalen. Daarnaast heeft de gedaagde een regresvordering ingediend, die door de kantonrechter is toegewezen, omdat [gedaagde] meer heeft betaald op huwelijkse schulden dan zij op grond van de onderlinge draagplicht verschuldigd was. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat [verweerder] € 22.425,99 aan [eiseres] moet betalen, met rente, en dat ieder de eigen kosten van de procedure draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9471920 CV EXPL 21-32482
uitspraak: 25 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. Vandervoodt,
tegen
[gedaagde],
wonend op een geheim adres,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. R.G. Groen.
Partijen worden hierna: ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het onder zaaknummer C/10/598385 / HA ZA 20-580 door de handelskamer van deze rechtbank gewezen vonnis van 29 september 2021 waarin zij zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen in conventie en in reconventie en de zaak verwijst naar de kantonrechter in Rotterdam;
  • het tussenvonnis van 19 november 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de door [eiser] op 10 januari 2022 toegestuurde stukken;
  • de akte met een vermeerdering van eis in reconventie met bijlagen van [gedaagde] van 20 januari 2022;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 20 januari 2022.

2..Het geschil

2.1
[eiser] en [gedaagde] zijn op 28 juli 2010 in Taza (Marokko) met elkaar getrouwd. De rechtbank Rotterdam heeft op 28 januari 2019 de echtscheiding tussen hen uitgesproken en de echtscheiding is op 21 maart 2019 ingeschreven in de burgerlijke stand. In de procedure die tot de echtscheiding leidde is geen beslissing genomen over de financiële gevolgen van de echtscheiding.
2.2
[eiser] vordert in conventie in zijn dagvaarding [gedaagde] ertoe te veroordelen met hem over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.3
[gedaagde] vordert in reconventie, na een vermeerdering van haar eis, veroordeling van [eiser] tot betaling van € 22.425,99, bestaande uit een regresvordering van € 19.691,69 en een bruidsgave van € 2.734,30.
2.4
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiser] en [gedaagde] hun vorderingen en hun verweer tegen de vordering van de ander onderbouwen.

3..De beoordeling

in conventie
3.1
[eiser] vordert in de dagvaarding [gedaagde] ertoe te veroordelen met hem over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank oordeelt in haar vonnis van 29 september 2021 dat uit de stellingen van [eiser] blijkt dat het niet om verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gaat, maar om een zogenoemde ‘regresvordering’. Een regresvordering is een vordering die de ene partner op de ander krijgt in het geval hij op een huwelijkse schuld meer betaalt dan waartoe hij op grond van de onderlinge draagplicht verplicht is. In dit geval betekent dit dat [eiser] een vordering op [gedaagde] krijgt als vast komt te staan dat hij meer dan de helft van een gezamenlijke schuld betaald heeft. Omdat, met dit in gedachten, de vordering van [eiser] volgens de rechtbank niet boven de € 25.000,- uitkomt, heeft de rechtbank de zaak doorverwezen naar de kantonrechter.
3.2
In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak op 4 maart 2021 is de zaak naar de rol verwezen, onder andere om partijen in de gelegenheid te stellen in een akte aan te geven welke schuld door hen gemeenschappelijk is aangegaan, en per schuld wanneer en door wie deze is aangegaan, en eveneens, hoeveel er per schuld door wie op is afbetaald, en wat het gedeelte is van elke schuld dat ieder van partijen aangaat, en of dus al dan niet sprake is van een regresvordering op de ander. [eiser] is in dit proces-verbaal ook gevraagd een concreet bedrag te vorderen.
3.3
In het vonnis van de kantonrechter van 19 november 2021 is partijen gevraagd een actueel overzicht in het geding te brengen waarin alle huwelijkse schulden staan en wie hoeveel op welke schuld heeft afbetaald. In het overzicht moet per schuld een concrete verwijzing worden opgenomen naar de bijlage waaruit blijkt dat het om een huwelijkse schuld gaat en de bijlage(n) waaruit de betaling(en) op die schuld blijkt/blijken en wanneer die betaling(en) is/zijn gedaan.
3.4
[eiser] heeft naar aanleiding van wat onder 3.2 en 3.3 staat weliswaar een overzicht in het geding gebracht, maar dit overzicht heeft geen conclusie. Welk bedrag [eiser] concreet vordert van [gedaagde] staat er niet in. [eiser] vordert dus welbeschouwd niets en alleen om die reden al kan niets toegewezen worden. Ook als het overzicht echter wel een conclusie zou hebben, dus als [eiser] daarin wel een concreet bedrag had genoemd dat hij vordert van [gedaagde] , dan is het volgende probleem dat uit niets blijkt dat [eiser] meer dan de helft van de schulden die hij in het overzicht noemt betaald heeft, dat hij met andere woorden dus een regresvordering op [gedaagde] heeft. Ook om die reden kan niets toe worden gewezen.
3.5
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de vordering van [eiser] , wat deze ook is, afgewezen moet worden.
in reconventie
bruidsgave
3.6
[gedaagde] vordert [eiser] ertoe te veroordelen haar de overeengekomen bruidsgave van, omgerekend in euro’s, € 2.734,30 te betalen. [eiser] erkent dat hij dit bedrag aan [gedaagde] moest betalen maar hij voert aan dat hij dit al gedaan heeft. Dat [eiser] de bruidsgave al betaald heeft blijkt echter uit niets. Om de stelling dat de bruidsgave al betaald is tot een bewijsopdracht te laten leiden had [eiser] op zijn minst verklaringen in het geding kunnen brengen van zijn oom (van wie hij stelt € 3.000,- te hebben gekregen voor het betalen van de bruidsgave) en/of zijn neven [naam 1] en [naam 2] (van wie hij stelt dat hij de € 3.000,- van hen overhandigd heeft gekregen, bij zijn schoonouders thuis). Die verklaringen zijn er echter niet. Omdat [gedaagde] de stelling voldoende gemotiveerd betwist en gelet hierop [eiser] zijn stelling onvoldoende onderbouwt, komt niet vast te staan dat de bruidsgave al is betaald. [eiser] wordt er daarom toe veroordeeld dit alsnog te doen. Het toewijzen van dit bedrag is, anders dan [eiser] aanvoert, niet in strijd met de openbare orde. [eiser] is met [gedaagde] overeengekomen dat hij haar een bedrag zou betalen. Waarom een dergelijke afspraak in strijd zou zijn met de openbare orde legt [eiser] niet uit.
regresvordering
3.7
[eiseres] heeft naar aanleiding van wat onder 3.2 en 3.3 staat ook een overzicht in het geding gebracht. Bij dit overzicht heeft zij stukken gevoegd die de bedragen genoemd in het overzicht onderbouwen. De conclusie van dit overzicht is dat [eiseres] € 19.691,69 meer betaald heeft op huwelijkse schulden dan waartoe zij op grond van de onderlinge draagplicht (ieder de helft) gehouden is, waardoor zij een regresvordering op [verweerder] heeft voor het genoemde bedrag.
3.8
[verweerder] voert tegen het voorgaande om te beginnen aan dat de onderlinge draagplicht niet 50/50 zou moeten zijn, maar 10/90. [verweerder] komt echter pas laat in deze procedure met deze stelling en hij onderbouwt zijn standpunt slechts door te stellen dat [eiseres] tijdens hun huwelijk tien keer meer verdiende dan hij. Dit enkele feit is echter onvoldoende om tot het oordeel te komen dat [eiseres] 90% van de schulden voor haar rekening moet nemen en [verweerder] 10%. [verweerder] legt ook niet uit op grond waarvan hij vindt dat dit wel zo is. Het kan zo zijn dat [eiseres] veel meer inkomen had dan [verweerder] , maar dit inkomen is terechtgekomen in de gemeenschap van goederen tussen partijen en aangenomen mag worden dat [verweerder] daar ook van heeft geprofiteerd.
3.9
De schulden die staan in het door [eiseres] in het geding gebrachte overzicht zijn op de mondelinge behandeling op 20 januari 2022 besproken. [verweerder] voert ten aanzien van de schuld die verband houdt met een EHBO-cursus en de DUO-schuld aan dat deze zijn verknocht aan [eiseres] . Ook aan dit verweer gaat de kantonrechter echter voorbij. Het enkele feit dat de EHBO-cursus door [eiseres] is gevolgd voor haar werk is onvoldoende om deze schuld aan te merken als verknocht. Zeker gelet op het feit dat de opbrengst van het werk van [eiseres] , dus haar inkomen, ten goede is gekomen aan de gemeenschap van goederen van partijen. Ditzelfde geldt voor de DUO-schuld. [verweerder] heeft verder geen verweer gevoerd tegen de bedragen die [eiseres] in het overzicht noemt. Dit betekent dat vastgesteld kan worden dat [eiseres] een regresvordering op [verweerder] heeft van € 19.691,69.
3.1
Op het overzicht van [eiseres] staat de post ‘gemeentelijke belastingen en parkeren’ als een pro memorie post, dus een post zonder een concreet bedrag. Op de mondelinge behandeling is besproken dat het gaat om een bedrag van € 438,70. [verweerder] moet in principe de helft hiervan aan [eiseres] betalen, maar [eiseres] heeft haar eis op dit punt niet vermeerderd. Omdat niet meer kan worden toegewezen dan gevorderd, moet dit punt nu buiten beschouwing blijven, net zoals de overige schulden waarop [eiseres] op dit moment nog aflost nu buiten beschouwing blijven.
3.11
De conclusie van het voorgaande is dat [verweerder] (€ 2.734,30 + € 19.691,69 =) € 22.425,99 aan [eiseres] moet betalen. [verweerder] wordt ertoe veroordeeld dit te doen, met rente, over
€ 11.883,16 vanaf 29 juli 2020, zoals aanvankelijk gevorderd, en over het meerdere, dus over € 10.542,83, vanaf 20 januari 2022, de dag waarop de eis in reconventie vermeerderd is.
in conventie en in reconventie
kosten van de procedure
3.12
Het uitgangspunt in een zaak tussen mensen die met elkaar getrouwd zijn geweest, is dat ieder de eigen kosten van een procedure als deze dragen. Partijen voeren niets aan op grond waarvan in deze zaak van dit uitgangspunt afgeweken moet worden.
uitvoerbaar bij voorraad
3.13
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis, [gedaagde] in de tussentijd wel alvast de veroordeling kan afdwingen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
- wijst de vordering af;
in reconventie
- veroordeelt [verweerder] om € 22.425,99 aan [eiseres] te betalen, met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over € 11.883,16 vanaf 29 juli 2020 en over € 10.542,83 vanaf 20 januari 2022, in beide gevallen tot aan de dag waarop [verweerder] het bedrag volledig aan [eiseres] heeft betaald;
in conventie en in reconventie
- bepaalt dat [eiser] en [gedaagde] ieder de eigen kosten van deze procedure dragen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders in conventie en in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686