ECLI:NL:RBROT:2022:12006

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
Rekestnummer 21-426
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen door psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die in een problematische schuldensituatie verkeert. De schuldsaneringsregeling was eerder uitgesproken op 6 mei 2021, waarbij R. Springer als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder verzocht de rechter-commissaris om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en sollicitatieverplichting. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de schuldenaar, die kampt met ernstige psychische klachten, niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Ondanks een medische keuring die aangaf dat de schuldenaar gedeeltelijk arbeidsgeschikt was, ontbrak het aan de nodige informatie en sollicitatiebewijzen. De rechtbank heeft de schuldenaar drie maanden de tijd gegeven om zich te laten behandelen, maar hij heeft niet aangetoond dat hij deze hulp heeft gezocht. De rechtbank oordeelde dat de psychische problematiek van de schuldenaar een belemmering vormde voor het succesvol doorlopen van de schuldsaneringsregeling, maar dat dit niet voldoende was om de regeling voort te zetten. De rechtbank heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en zijn de kosten van de medische keuring ten laste van de boedel gekomen, voor zover deze toereikend zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 8 december 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 6 mei 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar01],
[adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: R. Springer.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 14 juni 2022 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenaar zijn gehoord ter terechtzitting van 7 juli 2022. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden in afwachting van een medische keuring en om schuldenaar in de gelegenheid te stellen de ontbrekende informatie aan te leveren. Daarnaast is schuldenaar in de gelegenheid gesteld zich gedurende een periode van drie maanden te richten op zijn (psychische) gezondheid en hiertoe de nodige afspraken te maken.
De bewindvoerder heeft op 21 november 2022 een bericht gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken.
De behandeling is voortgezet op 1 december 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord de bewindvoerder en schuldenaar.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn informatieverplichting en sollicitatieverplichting. Doordat schuldenaar niet alle benodigde informatie heeft aangeleverd, kan de bewindvoerder geen correcte berekening van de vereiste boedelafdracht opstellen.
In de laatste stand van zaken van 21 november 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat schuldenaar zijn informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder verklaard dat zij over de periode tot en met juni 2022 informatie van schuldenaar heeft ontvangen, echter deze informatie is niet compleet. Zo ontbreekt de huurspecificatie en de zorgpolis. Over de periode na juli 2022 heeft schuldenaar niet meer geïnformeerd. Door het ontbreken van informatie is de bewindvoerder niet in staat een eventuele boedelafdracht te berekenen.
De bewindvoerder heeft voorts vernomen dat de relatie van schuldenaar is beëindigd. Hierdoor heeft schuldenaar thans geen inkomen waardoor het ontstaan van nieuwe schulden in de rede ligt.
Ten aanzien van de sollicitatieverplichting heeft de bewindvoerder verklaard dat uit het keuringsrapport van de GGD van 2 september 2022 blijkt dat schuldenaar 30 uur per week arbeidsgeschikt wordt geacht, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. Op basis van het keuringsrapport is schuldenaar voor zes uur ontheven van zijn sollicitatieverplichting. Voor de overige uren is de sollicitatieverplichting onverkort van kracht. Desondanks heeft de bewindvoerder geen sollicitatiebewijzen ontvangen.
De bewindvoerder heeft ter zitting gesteld dat zij haar verzoek om de regeling tussentijds te beëindigen, handhaaft.
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij depressief is en zware psychische klachten heeft. Hij heeft hiervoor diverse malen een afspraak gemaakt bij de huisarts. Schuldenaar wil doorverwezen worden voor een behandeling bij een GGZ-instelling. De huisarts geeft echter geen doorverwijzing en stelt zich op het standpunt dat schuldenaar eerst geholpen moet worden door een praktijkondersteuner. De praktijkondersteuner is echter steeds ziek, zodat schuldenaar nog niet onder behandeling is voor zijn psychische problematiek. Schuldenaar voelt zich niet gehoord door de huisarts.
Voor wat betreft de nakoming van de sollicitatieverplichting heeft schuldenaar verklaard dat hij niet in staat is om te werken, gelet op zijn psychische gesteldheid. Hij heeft ingestemd met het GGD-advies, maar voelt zich niet serieus genomen.
Tot slot heeft schuldenaar ter zitting medegedeeld dat zijn vriendin hem heeft verlaten. Hij heeft thans geen enkele bron van inkomsten.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van circa € 160.207,92 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat schuldenaar zijn informatieverplichting niet is nagekomen. Hierdoor is de bewindvoerder niet in staat om een eventuele boedelafdracht te kunnen berekenen.
Ten aanzien van de sollicitatieverplichting is de rechtbank, gelet op de inhoud van het GGD-rapport, van oordeel dat schuldenaar 30 uur per week arbeidsgeschikt is, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. Schuldenaar is voor zes uur per week ontheven van zijn sollicitatieverplichting.
Gelet op het verhandelde ter zitting acht de rechtbank het aannemelijk dat de genoemde tekortkomingen worden veroorzaakt door de psychische problematiek van schuldenaar. Echter, de psychische klachten van schuldenaar vormen een belemmering voor het succesvol doorlopen van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft schuldenaar drie maanden in de gelegenheid gesteld om zich onder behandeling te stellen.
Schuldenaar heeft niet aangetoond dat hij dit heeft gedaan. Nu schuldenaar nog geen adequate hulp heeft gekregen en de verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling als een zware last op hem drukken, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling kansloos is en dat een en ander tussentijdse beëindiging tot gevolg moet hebben.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris van 10 januari 2022 en de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging op 7 juli 2022, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank zal, gelet op het tussenvonnis van 10 november 2022, een beslissing nemen ten aanzien van de kosten van de medische keuring.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.931,12;
- stelt vast, gelet op het tussenvonnis van 10 november 2022 dat de kosten van de keuring ten laste van de boedel komen voor zover de boedel toereikend is en voor het overige ten laste van de staat;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.