ECLI:NL:RBROT:2022:12045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/10/649127 / JE RK 22-2824
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Kuilenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de minderjarige, die sinds maart 2021 in een pleeggezin verblijft vanwege herhaaldelijk huiselijk geweld in het gezin. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders. De moeder heeft op 5 december 2022 de minderjarige van school gehaald en hem niet teruggebracht naar het pleeggezin, wat heeft geleid tot een onveilige situatie. De kinderrechter concludeert dat de hulpverlening niet langer in het vrijwillige kader kan worden voortgezet en dat er een hulpverleningstraject moet worden ingezet om de opvoedvaardigheden van de ouders te versterken.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen tot uiterlijk 6 maart 2023, in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649127 / JE RK 22-2824
datum uitspraak: 16 december 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de Raad van 7 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de verleningsbeslissing van het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Rotterdam van 15 december 2022, ingekomen bij de griffie op 16 juli 2022.
Op 16 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Pool,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.H. van der Zwan
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleen aan mw. [naam03] , zus van de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 6 december 2022 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 6 maart 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken en het verzoek voor het overige aangehouden.

Het verzoek

De raad heeft op 6 december 2022 met spoed de voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verzocht voor de duur van drie maanden. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden. Het verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling is op 6 december 2022 mondeling toegewezen en ook is de machtiging uithuisplaatsing afgegeven voor de duur van vier weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Vanwege herhaaldelijk huiselijk geweld waar de kinderen getuige van zijn geweest verblijven de kinderen sinds maart 2021 vrijwillig in een pleeggezin. Sinds augustus 2022 verblijft [voornaam minderjarige01] met uiteindelijke instemming van ouders in een ander pleeggezin dan [voornaam minderjarige02] omdat de zorg van [voornaam minderjarige01] de pleegouders te zwaar werd. [voornaam minderjarige02] verblijft nog wel in het eerste pleeggezin. Er is geen omgangsregeling tussen ouders en kinderen. De huidige afspraak is ouders en pleegouders onderling overleggen en afspraken maken. Ouders zien de kinderen regelmatig.
Een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is noodzakelijk omdat de moeder niet langer achter de vrijwillige uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij het pleeggezin staat. De Raad is van mening dat deze plaatsing wel in het belang van [voornaam minderjarige01] is, omdat hij hier stabiliteit ervaart. De Raad stelt dat moeder deze stabiliteit niet kan bieden. De moeder heeft zonder overleg [voornaam minderjarige01] op 5 december 2022 vanuit school meegenomen naar haar huis en aangegeven dat zij hem niet meer naar het pleeggezin zal laten terugkeren. Hieruit blijkt dat zij onvoldoende rekening houdt met het belang van [voornaam minderjarige01] . Bij een onverwacht bezoek aan huis op 6 december 2022 bleek dat [voornaam minderjarige01] alleen thuis was. De moeder was aan het werk. De Raad was al bezig met een regulier beschermingsonderzoek, maar heeft door de acute onveilige situatie de noodzaak gezien onmiddellijk te moeten optreden. De Raad heeft het onderzoek nu wel afgerond en zal de uitkomsten hiervan maandag met de ouders delen. De moeder heeft op dit moment onvoldoende draagkracht en onvoldoende aansluiting bij de behoeften van [voornaam minderjarige01] . De moeder weigert samen te werken met de GI, waardoor er geen zicht is op de thuissituatie. Een belangrijke factor in het gezin is de samenwerking. Er dient samen te worden onderzocht wat nodig is voor een terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. De Raad vindt het in het belang van [voornaam minderjarige01] dat de plaatsing wordt voortgezet.

De standpunten

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Er moet duidelijkheid en stabiliteit komen voor [voornaam minderjarige01] . De GI moet zich krijgen op de situatie van de ouders. In samenwerking dient een plan te worden gemaakt waardoor een voorspelbaar patroon kan worden gecreëerd.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder stelt dat de maatregelen herroepen dienen te worden. De gronden van de in het verleden vrijwillige uithuisplaatsing zijn niet meer aan de orde. Er was destijds sprake van huiselijk geweld wat de vrijwillige plaatsing heeft veroorzaakt. De ouders wonen tegenwoordig niet meer samen. Er is geen omgangssituatie vastgelegd. Er wordt onderling tussen de moeder en het pleeggezin afgesproken op initiatief van de moeder wanneer zij [voornaam minderjarige01] ziet en wanneer hij bij haar logeert. De moeder haalt [voornaam minderjarige01] vaak uit school, alleen op 5 december 2022 heeft zij dit niet gecommuniceerd met de pleegvader. De moeder was niet op de hoogte van de gevolgen en heeft de situatie verkeerd ingeschat, omdat ze het vaker heeft gedaan. Het is een unieke situatie omdat normaliter er een duidelijke omgangsregeling is, waarbij de GI de regie heeft. In deze situatie heeft hebben de pleegouders de regie. De vraag die de moeder stelt is of de maatregelen terecht zijn. Ze stelt dat er zwaar geschut is ingezet, terwijl er geen sprake is van onmiddellijk gevaar. De jeugdbeschermer die op 6 december 2022 langs is geweest bij de moeder heeft verklaard geen acute onveiligheid te zien. De GI stelt dat er geen contact is met de moeder, maar toch stellen zij dat de moeder onvoldoende capaciteiten heeft om [voornaam minderjarige01] op te voeden. De moeder (h)erkent dat niet en is van mening goed voor hem te kunnen zorgen. De moeder stelt dat er een gesprek had moeten plaatsvinden, maar gegeven de omstandigheden die er waren, zijn er te zware maatregelen ingezet. De moeder heeft er moeite mee dat er nooit met de ouders wordt gecommuniceerd en dat beslissingen voor hen worden gemaakt.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] . Hij verzet zich tegen het verzoek tot uithuisplaatsing. De vader acht de moeder in staat om de zorg van [voornaam minderjarige01] op zich te nemen. De vader wil ook graag zelf een grotere rol spelen in de opvoeding. Het incident van 5 december 2022 is niet wenselijk en niet in het belang van [voornaam minderjarige01] , maar nu moet iedereen samenkomen om structuur en duidelijkheid aan hem te bieden. Die duidelijkheid acht de vader het beste bij de moeder. De moeder moet dan wel de hulpverlening gaan accepteren, waarvoor de ondertoezichtstelling nodig is. De ouders kunnen samen een warm huis bieden aan [voornaam minderjarige01] . De Raad stelt dat de opvoedvaardigheden van de moeder onvoldoende zijn, maar voorheen stond de moeder niet open voor de vrijwillige hulpverlening. Als de ouders hulpverlening gaan accepteren en zich in staat achten om de zorg op zich te nemen, moet de kans hen worden geboden om dat mogelijk te maken. De vader is bereid zich bij de samenwerking aan te sluiten, een belangrijke rol te spelen en daardoor samen ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige01] thuis kan wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [voornaam minderjarige01] is sprake van gedragsproblematiek. Hierdoor behoeft hij een speciale benadering, duidelijkheid en structuur. Dat [voornaam minderjarige01] sinds augustus 2022 in een ander pleeggezin verblijft omdat de zorg van [voornaam minderjarige01] de pleegouders te zwaar werd, maakt duidelijk dat [voornaam minderjarige01] extra zorg nodig heeft. Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en of deze aansluiten bij de problematiek van [voornaam minderjarige01] . Er zijn forse twijfels over de vraag of de moeder voldoende draagkracht heeft en de pedagogische vaardigheden bezit om te voldoen aan de specifieke opvoedingsbehoefte van [voornaam minderjarige01] . De vader heeft zelf aangegeven niet de volledige zorg over [voornaam minderjarige01] te kunnen en willen dragen.
Op 5 december 2022 heeft een onveilige situatie plaatsgevonden. De moeder heeft [voornaam minderjarige01] op die dag opgehaald van school en weggehouden bij het pleeggezin. De GI is op 6 december 2022 bij de moeder thuis langsgegaan om de situatie te bespreken, waarbij zij [voornaam minderjarige01] alleen aantroffen zonder volwassenen of ouder. De kinderrechter is het met de Raad eens dat een jongen van 9 jaar niet alleen thuis hoort te zijn en dat hiermee zijn veiligheid in het gedrang is geraakt. De moeder lijkt deze zorgen niet te erkennen. De moeder heeft voorafgaand aan de gebeurtenissen van 5 en 6 december herhaaldelijk gedreigd [voornaam minderjarige01] weg te halen bij het pleeggezin en met deze acties haar dreigingen gerealiseerd.
De kinderrechter concludeert dat er voldoende gronden aanwezig zijn waardoor kan worden gesteld dat de hulpverlening niet langer in het vrijwillige kader kan worden gecontinueerd. Er dient zo snel mogelijk een hulpverleningstraject te worden ingezet waarbij de ouders hulp ontvangen waarmee hun opvoedvaardigheden worden versterkt. Er dient een samenwerking tussen de GI en de ouders te worden gerealiseerd, waarbij iedereen het belang van [voornaam minderjarige01] voorop stelt. Ook stelt de kinderrechter dat uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] niet vroegtijdig moet worden afgebroken. Gezien de onveilige situatie van 5 december 2022 is het van belang dat er duidelijkheid en structuur voor hem ontstaat. Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter verlengt daarom de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] tot uiterlijk 6 maart 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot uiterlijk 6 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022 door mr. M. Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.