In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de minderjarige, die sinds maart 2021 in een pleeggezin verblijft vanwege herhaaldelijk huiselijk geweld in het gezin. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders. De moeder heeft op 5 december 2022 de minderjarige van school gehaald en hem niet teruggebracht naar het pleeggezin, wat heeft geleid tot een onveilige situatie. De kinderrechter concludeert dat de hulpverlening niet langer in het vrijwillige kader kan worden voortgezet en dat er een hulpverleningstraject moet worden ingezet om de opvoedvaardigheden van de ouders te versterken.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen tot uiterlijk 6 maart 2023, in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.