In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een effectenleasezaak tussen DEXIA NEDERLAND B.V. (hierna: Dexia) en een gedaagde, aangeduid als Afnemer. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 16 december 2021, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat de voormalige echtgenote van Afnemer eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomst dan drie jaar voor de vernietigingsbrief van 13 maart 2003. Afnemer heeft tegenbewijs geleverd door getuigen te laten horen, waaronder zijn voormalige echtgenote.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigen consistent verklaarden over de omstandigheden van de bekendheid met de leaseovereenkomst. Het oordeel was dat Afnemer niet kan worden verweten dat zijn voormalige echtgenote niet eerder op de hoogte was van de overeenkomst, en dat Dexia niet kon aantonen dat het vernietigingsrecht was verjaard. Hierdoor werd geconcludeerd dat de overeenkomst tijdig was vernietigd.
Dexia werd veroordeeld tot het vergoeden van de door Afnemer geleden schade, die is vastgesteld op € 15.763,96, minus eventuele dividenduitkeringen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf het moment dat Dexia in verzuim was, en de proces- en nakosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.