In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H.M. de Vries-Veringa, verzocht om een verlaging van de kinderalimentatie van € 200,- naar € 103,- per maand, omdat hij stelde dat zijn financiële situatie was verslechterd door inkomensverlies. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Vurdelja, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die een verlaging rechtvaardigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2022 zijn beide partijen gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en moeder samen drie kinderen hebben, en dat de vader eerder was veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie die was aangepast op basis van zijn inkomen. De vader heeft zijn verzoek onderbouwd met documenten, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van inkomensverlies dat niet herstelbaar of verwijtbaar is. De rechtbank concludeert dat de vader zijn financiële situatie niet voldoende heeft aangetoond en dat hij zijn verplichtingen kan blijven nakomen.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af en stelt vast dat er geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigt. Beide partijen worden veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof in Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.