ECLI:NL:RBROT:2022:12297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
ROT 20/6473 (tussenuitspraak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake handhaving verzoek tegen Waternet door eiser als belanghebbende

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 januari 2022, wordt de zaak behandeld van een eiser die niet als belanghebbende is aangemerkt door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in zijn verzoek om handhaving tegen Waternet. Eiser stelt dat Waternet misbruik maakt van een economische machtspositie door kosten in rekening te brengen voor een papieren drinkwaterfactuur. De rechtbank onderzoekt of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eiser, als afnemer van water en contractspartij van Waternet, een objectief bepaalbaar belang heeft en dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Indien verweerder dit niet doet, dient hij dit binnen twee weken schriftelijk te laten weten. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6473

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

Autoriteit Consument & Markt, verweerder,

gemachtigden: mr. K.W.J. Osinga en mr. B.W. Trompenaars.

Procesverloop

Bij brief van 24 augustus 2020 heeft verweerder eiser niet als belanghebbende aangemerkt bij zijn verzoek om handhavend op te treden jegens Stichting Waternet (Waternet) en dat verzoek afgewezen.
Bij besluit van 16 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder verzocht handhavend op te treden jegens Waternet. Waternet brengt namelijk een bedrag van € 1,50 in rekening voor de toezending van een drinkwaterfactuur per post aan een afnemer en maakt daarmee volgens eiser misbruik van een economische machtspositie en overtreedt daarmee artikel 24 van de Mededingingswet.
2. Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de beroepsgronden, staat zij eerst kort stil bij het procesbelang van eiser in het licht van het feit dat Waternet aan eiser vanaf het laatste kwartaal van 2020 geen toeslag van € 1,50 meer in rekening heeft gebracht. De reden dat Waternet hiermee is gestopt, is niet door Waternet naar eiser gecommuniceerd. Volgens eiser wil Waternet eerst de uitkomst van het beroep in deze procedure afwachten voordat de toeslag mogelijk weer in rekening wordt gebracht. Nu niet bekend is wat de reden is voor het achterwege laten van het in rekening brengen van de toeslag, terwijl eiser op grond van de Tariefbepalingen drinkwater Waternet 2019 wel verplicht is deze toeslag voor een per post verstuurde factuur te betalen, kan niet worden uitgesloten dat Waternet de toeslag alsnog weer in rekening zal gaan brengen. Gelet daarop heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft daartoe overwogen dat het belang van eiser zich niet onderscheidt van de belangen van andere consumenten. Dit betekent dat het verzoek van eiser handhavend op te treden niet is aan te merken als een aanvraag en dat het primaire besluit om die reden niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Omdat geen sprake is van een besluit kan daartegen geen bezwaar worden gemaakt, zodat het bezwaar van eiser door verweerder kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
4. Eiser voert als beroepsgrond aan dat hij ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt en dat verweerder zijn verzoek ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe betoogt hij dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) juist de exclusieve bevoegdheid heeft om over machtsmisbruik te oordelen. Er is sprake van machtsmisbruik door Waternet doordat zij afnemers dwingt digitaal te betalen door kosten in rekening te brengen voor een papieren factuur. Eiser voert een duurzaam huishouden, waardoor hij niet de beschikking heeft over een computer. De verplichting digitaal te betalen is daarom een inbreuk op zijn privacy en in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Eiser meent zich door zijn duurzame levenswijze voldoende te onderscheiden van anderen. Daarbij is de ACM ook bevoegd omdat Waternet zich begeeft in de niet-gereguleerde sector van financiële instellingen door afnemers te dwingen digitaal te betalen. Door hem niet-ontvankelijk te verklaren handelt de ACM volgens eiser in strijd met artikel 14 van het IVBPR (recht op toegang tot de rechter). Ten slotte voert eiser aan dat verweerder in strijd met artikel 7:17 van de Awb heeft afgezien van een hoorzitting.
5. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet er volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van een objectief bepaalbaar, eigen (persoonlijk, individualiseerbaar) en voldoende actueel belang, dat bovendien rechtstreeks bij het desbetreffende besluit is betrokken. Daarmee wordt voorkomen dat iedereen als belanghebbende wordt aangemerkt en bezwaar en beroep kan instellen, ook als slechts sprake is van een verwijderd of indirect belang.
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiser, als afnemer van water en als zodanig contractspartij van Waternet, een objectief bepaalbaar belang heeft. Daarnaast wordt eiser door het handelen van Waternet geraakt in een eigen, persoonlijk belang. Hij dient immers periodiek € 1,50 te betalen voor de per post verstuurde factuur. Dit betreft weliswaar een gering bedrag, maar dat laat onverlet dat eiser door deze opslag wordt geraakt in zijn financiële positie en dat dus sprake is van een persoonlijk, individueel belang. De omstandigheid dat er meer mensen zijn die de drinkwaterfactuur van Waternet per post ontvangen en daarvoor ook € 1,50 in rekening gebracht krijgen, betekent niet dat eiser geen persoonlijk belang heeft. Verweerder heeft in zoverre een onjuiste maatstaf aangelegd en eiser ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt.
6.2
De conclusie is dat het verzoek om handhaving van eiser wel een aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb zodat de reactie daarop een besluit is. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
6.3
De rechtbank ziet aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit binnen zes weken na verzending van deze beslissing te herstellen met inachtneming van deze tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen, zal verweerder inhoudelijk moeten besluiten op de bezwaren van eiser tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek door die afwijzing te herroepen en alsnog een inhoudelijk besluit op dat verzoek te nemen.
6.4
Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, verzoekt de rechtbank haar dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk te laten weten.
6.5
Na ontvangst van verweerders reactie krijgt eiser de gelegenheid daar schriftelijk op te reageren. Vervolgens zal de rechtbank bepalen hoe het beroep verder wordt behandeld en partijen daarover informeren.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzitter, en mr. A.C. Rop en mr. S.A. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 januari 2022.
De griffier en de voorzitter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.