Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
RESHENIE OOO,
OSLO SHIP SERVICE AS,
1..De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2021, met producties 1 tot en met 10,
- de conclusie van antwoord van OSS, met producties 1 en 2,
- de aanvullende producties 11 tot en met 30 van Reshenie,
- de aanvullende productie 3 van OSS,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 3 januari 2022,
- de pleitaantekeningen van mrs. Flameling en Latten,
- de pleitaantekeningen van mrs. Dost en Smit.
2..De feiten
NOK 1.304.964,00 zekerheid gesteld voor de vordering van OSS. Het beslag is vervolgens opgeheven, waarna Reshenie de exploitatie van het schip heeft voortgezet.
3..Het geschil
- primair: het op 3 december 2021 op het schip gelegde beslag opheft,
- subsidiair: OSS beveelt tot opheffing van het beslag binnen 24 uur na betekening van het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom,
- meer subsidiair: het op 3 december 2021 op het schip gelegde beslag opheft, indien OSS niet uiterlijk binnen vijf dagen (of een in goede justitie te bepalen termijn) een bankgarantie van een binnen de Europese Unie gevestigde reputabele bank zal hebben gesteld op het Rotterdam Guarantee Form 2008, ten bedrage van EUR 500.000,00 (althans een in goede justitie te bepalen bedrag), tot zekerheid voor de vordering van Reshenie tot vergoeding van de schade die het beslag veroorzaakt,
4..De beoordeling
beslag” het aanhouden van een schip met verlof van de bevoegde rechterlijke autoriteit ter verzekering van een zeerechtelijke vordering betekent, maar niet het leggen van beslag op een schip ter tenuitvoerlegging van een executoriale titel omvat. Het Beslagverdrag heeft daarmee geen betrekking op executoriale beslagen.
including expenses for legal counsel and interest” ongeveer EUR 120.000,00 bedraagt. Van die vordering maakt deel uit een hoofdsom van EUR 70.744,75. Uit voornoemde beslissing leidt de voorzieningenrechter af dat voor de (totale) vordering op 21 december 2020 in Noorwegen beslag op het schip is gelegd. Daarmee is, op grond van en overeenkomstig het Beslagverdrag, conservatoir beslag gelegd voor een zeerechtelijke vordering, te weten de aan zeven schepen van MSCO geleverde en onbetaald gelaten goederen en diensten. Van die vordering maakt deel uit – evenals in Nederland in de beslagpraktijk gebruikelijk is – een bedrag aan “
expenses for legal counsel”. Dat betekent dat, bij gebreke van andersluidende aanwijzingen, aangenomen moet worden dat de proceskosten als onderdeel van de vordering van OSS reeds onderwerp zijn geweest van een inhoudelijk gerechtelijk onderzoek. In dit kader wordt verwezen naar
Berlingieri on Arrest of Ships Volume 1, waarin staat vermeld dat “(…)
arrest covered by the Convention (…) is a security measure that is requested before the claim is the subject of an assessment on its merits by a court. Its purpose is to preserve the security until a judgment in the merits is obtained and can be enforced (…)”. Nu OSS voor haar zeerechtelijke vordering reeds conservatoir beslag heeft doen leggen, kan daarvoor op grond van artikel 3 lid 3 van het Beslagverdrag niet nogmaals conservatoir beslag worden gelegd. Dit betekent dat het in Nederland gelegde beslag op het schip moet worden opgeheven en het schip moet worden vrijgegeven. De omstandigheden dat MSCO (diens faillissementsboedel) en Reshenie geen of onvoldoende vervangende zekerheid hebben gesteld en dat zij de proceskostenveroordelingen bewust onbetaald laten, zijn onvoldoende om aan de opheffing van het beslag in de weg te kunnen staan.