ECLI:NL:RBROT:2022:1340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
KTN-9305665_03022022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afbreken van onderhandelingen over de voortzetting van een huurovereenkomst na langdurige onderhandelingen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de vraag centraal of er een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen HKS Scrap Metals B.V. (HKS) en Scheepssloperij Nederland B.V. (SSN) na het aflopen van de oude huurovereenkomst op 31 december 2020. HKS vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er een nieuwe huurovereenkomst was ontstaan, terwijl SSN zich op het standpunt stelde dat er geen overeenstemming was bereikt en dat de onderhandelingen waren afgebroken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel partijen in een vergevorderd stadium van onderhandelingen verkeerden, er geen ondubbelzinnig akkoord was gegeven door SSN op de laatste conceptovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat HKS het risico had aanvaard dat SSN de onderhandelingen zou afbreken, wat ook daadwerkelijk gebeurde. Hierdoor kon niet worden aangenomen dat er een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen. De vorderingen van HKS werden afgewezen, en HKS werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde SSN toegang tot het gehuurde terrein, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat er geen nieuwe huurovereenkomst was ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9305665 \ CV EXPL 21-2825
uitspraak: 3 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HKS SCRAP METALS B.V.,
gevestigd te 's-Gravendeel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.Ph. van Lochem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHEEPSSLOPERIJ NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravendeel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigden: mr. J.A. van Strijen en mr. F.W.H. Pameijer.
Partijen worden hierna aangeduid als “HKS” en “SSN”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 7 juni 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door SSN in het geding gebrachte producties;
  • de aantekening dat op 8 oktober 2021 de mondelinge behandeling is gehouden.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
1. Tussen de rechtsvoorgangster van HKS, Klöckner Scrap Trading en Processing B.V. (KSTP) en SSN is op 16 oktober 1990 een huurovereenkomst tot stand gekomen ten behoeve van:
  • een door KSTP te bouwen en haar in eigendom toebehorende sloophelling, bedoeld voor het milieuvriendelijk slopen van voornamelijk stalen schepen en samenstellende stalen delen;
  • het bedrijfsterrein, gelegen aan de [adres], alsmede het medegebruik van het oppervlaktewater (havenwater), welk aan dit terrein is gelegen, een en ander zoals op een door partijen gewaarmerkte tekening met rode belijning is aangeduid en aan partijen zonder nadere omschrijving volkomen bekend is (hierna: het gehuurde).
2. Onlosmakelijk onderdeel van deze huurovereenkomst is een leveringsovereenkomst waarin is overeengekomen dat sloopmateriaal uitsluitend aan KSTP zal worden geleverd.
3. Op 1 juli 2014 is de huurovereenkomst door partijen verlengd met vijf jaar. Daarna is de huurovereenkomst nog drie maal verlengd met telkens zes maanden, met als einddatum van de laatste verlenging 31 december 2020.
4. Vanaf de maand juni 2020 zijn partijen in onderhandeling getreden over de verlenging van de huurovereenkomst met 10 jaar, lopende tot en met 31 december 2030.
5. Bij e-mailbericht van 18 december 2020 heeft HKS een eerste concept huurovereenkomst doorgestuurd aan SSN, waarop SSN per e-mailbericht van 21 december 2020 heeft gereageerd.
6. Bij e-mailbericht van 23 december 2020 heeft HKS een tweede concept huurovereenkomst doorgestuurd aan SSN, naar aanleiding waarvan tussen partijen op 29 december 2020 via Teams een bespreking heeft plaatsgevonden, ten aanzien waarvan SSN per e-mailbericht van dezelfde datum heeft gereageerd.
7. Bij e-mailbericht van 6 januari 2021 heeft HKS aan SSN bericht dat de eerder verlangde bankgarantie kan komen te vervallen en zijn een tweetal opties gegeven ten aanzien van de leveringsvoorwaarden. Bij e-mailbericht van 8 januari 2021 heeft SSN aan HKS bericht dat zij ten aanzien van de leveringsvoorwaarden akkoord was met optie B, met dien verstande dat zij geen absolute beperking in hoeveelheid voorraad kan accepteren. Daarnaast maakt SSN bezwaar tegen de bankgarantie.
8. Bij e-mailbericht van 18 januari 2021 heeft HKS een derde versie van de huurovereenkomst aan SSN toegezonden, met de vraag of er van de zijde van SSN nog op- of aanmerkingen zijn en met het voorstel om op 20 januari 2021 het contract te ondertekenen. Bij e-mailbericht van 19 januari 2021 heeft SSN hierop bericht dat zij zich niet kan verenigen met (de meest recente aanpassingen in) het concept en dat er wat haar betreft nog twee geschilpunten zijn waarover overeenstemming moet worden bereikt, namelijk over (i) de ligplek sloopgoed en duwbakken en (ii) de levering ferro en non-ferro.
9. Naar aanleiding van telefonisch contact tussen partijen heeft SSN bij e-mailbericht van 25 januari 2021 nadere voorstellen gedaan en HKS bericht dat indien partijen hierover niet tot overeenstemming kunnen komen, wat haar betreft moet worden gesproken over een oplevertermijn. Bij e-mailbericht van 27 januari 2021 heeft HKS op deze punten gereageerd.
10. Bij e-mailbericht van 29 januari 2021 heeft SSN aan HKS bericht dat zij akkoord was met de leveringsvoorwaarden. Ten aanzien van de ligplek heeft zij het volgende bericht:
Wij zien nog slechts één oplossing om uit deze impasse te geraken. Wij kunnen ons vinden in een exclusief gebruiksrecht van SSN en aan haar gelieerde vennootschappen om aan te meren aan de landtong en de HKS kade (ten minste 35 meter vanaf het gehuurde, zie bijgevoegde afbeelding inclusief ligging van het kraanschip [naam schip]), als onderdeel van het huurcontract (en niet in een reglement). Deze vrijstelling van liggelden dient van toepassing te zijn op sloopgoed, het kraanschip waarmee we slopen en de bulk barges waarmee we Ferro naar HKS vervoeren.
Wij zijn van mening voldoende handreikingen te hebben gedaan en gaan niet akkoord met enige additionele vergoeding hiervoor.
Indien HKS niet akkoord gaat, dan is er geen andere oplossing en dienen de onderhandelingen te worden gestaakt. Graag stemmen we dan met jullie af wanneer het terrein dient te worden opgeleverd. Zoals bekend hebben wij nog wat voorraad te verwerken dit jaar.
11. Bij e-mailbericht van 5 februari 2021 heeft HKS aan SSN het volgende bericht:
Hierbij ons
laatste voorstel:
In dit laatste voorstel zijn wij bereid om jullie ook de benoemde “35 meter” exclusief te laten gebruiken gedurende de huurperiode, waarbij geldt dat de overige huurders te allen tijde ongehinderd hun gehuurde moeten kunnen benaderen via het water.
Voor wat betreft het gebruik van aanmeerrechten van de landtong, zullen wij de regels opstellen inzake gezamenlijk gebruik, waarbij we rekening zullen houden met jullie belangen. Dit betekent in de praktijk dat wanneer jullie geen belemmering zijn voor andere huurders jullie een deel van de landtong kunnen gebruiken om aan te meren/parkeren.
Graag vernemen wij - voor Woensdag 10 februari 2021 - of jullie met ons laatste voorstel, zodat we het contract kunnen afronden dan wel de exit gaan formaliseren.
12. Bij e-mailbericht van 9 februari 2021 heeft SSN aan HKS het volgende bericht:
Het lijkt erop dat partijen ondanks alle wederzijdse inspanningen geen overeenstemming kunnen bereiken over het nieuwe huurcontract. Aan onze zijde is de omstandigheid dat we ons “sloopgoed” en Bulk Barges niet meer zonder een separate vergoeding daarvoor te betalen - kwijt kunnen onoverkomelijk gebleken.
Wij dienen dan ons ook te richten op een
einddatum,overeen te komen in “allonge 7” op het huurcontract tussen HKS Metals en Scheepssloperij Nederland. Onze beste inschatting is dat het verwerken van de huidige voorraad schroot nog minimaal één jaar in beslag neemt. Graag zouden wij de huurovereenkomst aangaan/verlengen tot en met 28 februari 2022, met de mogelijkheid om één, twee of drie maanden eerder op te leveren. Uiteraard zullen we dat ruim van te voren aankondigen en in goed overleg met HKS het terrein opleveren.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

in conventie:

3.1
HKS heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
i. voor recht te verklaren dat tussen HKS als verhuurder en SSN als huurder een huurovereenkomst tot stand is gekomen conform het document dat is overgelegd als productie 16a, met dien verstande dat:
- over de leveringsvoorwaarden (artikel 15 van deze huurovereenkomst) een nader akkoord is bereikt conform de tekst in het e-mailbericht dat is overgelegd als productie 18;
- over het gebruik van het waterperceel een nadere toezegging is gedaan in het emailbericht dat is overgelegd als productie 20;
SSN te veroordelen de nieuwe huurovereenkomst zoals bedoeld onder i. van het petitum integraal na te komen op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag per overtreding tot een maximum van € 2.000.000,-, met dien verstande dat ten aanzien van (huur)betalingsverplichtingen geen dwangsom wordt gevorderd;
subsidiair:
voor het geval geoordeeld wordt dat er nog geen nieuwe huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen voor recht te verklaren dat SSN gehouden is de nieuwe huurovereenkomst nader met HKS uit te onderhandelen, met benoeming van de openstaande punten waarover nog geen overeenstemming zou bestaan;
primair en subsidiair:
SSN te veroordelen in de kosten van de procedure alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover te rekenen vanaf de termijn voor voldoening.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft HKS aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen is een nieuwe huurovereenkomst tot stand gekomen met een minimale looptijd van tien jaar, lopende tot 1 januari 2030. SSN heeft de tweede concept huurovereenkomst van 23 december 2020 geaccepteerd bij mail van 29 december 2020 met uitzondering van de bankgarantie en de leveringsvoorwaarden. In de derde versie van de huurovereenkomst van 18 januari 2021 is de bankgarantie komen te vervallen en is voor de leveringsvoorwaarden optie B opgenomen conform de keuze van SSN. Bij emailbericht van SSN van 29 januari 2021 heeft SSN bericht geheel akkoord te zijn met de leveringsvoorwaarden. Vervolgens is SSN met nieuwe punten gekomen, maar is door haar wel uitvoering gegeven aan de nieuwe huurovereenkomst door het gehuurde niet per 1 januari 2021 te ontruimen, op 30 december 2020 en 29 januari 2021 de huur voor de volgende maand te betalen waarvan eenmaal inclusief de huurkorting in verband met door SSN te maken investeringen. Daarnaast heeft een zusteronderneming van SSN op 21 december 2020 het perceel naast het door SSN gehuurde perceel in eigendom verworven om zo toegang tot de openbare weg te verzekeren. Op 29 december 2020 waren partijen het reeds eens over alle essentialia. Indien en voor zover de bankgarantie en de leveringsvoorwaarden (ook) als essentialia aangemerkt zouden moeten worden, is er in elk geval overeenstemming bereikt op 8 dan wel 18 januari 2021 en zeker op 29 januari 2021 toen huurder liet weten dat zij toen geheel akkoord was met de leveringsvoorwaarden. Dat nadien nog is gecommuniceerd over de omvang van het waterperceel doet daaraan niet af.
3.3
SSN heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
in reconventie:
3.4
HKS heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat HKS SSN dient te voorzien in de toegang tot het door SSN gehuurde terrein vanaf de openbare weg;
HKS te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis deze toegang vanaf de openbare weg naar het door SSN gehuurde terrein te realiseren, onder last van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 1.000.000,- voor iedere dag dat HKS nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
voor recht te verklaren dat tussen partijen een huurovereenkomst is ontstaan voor onbepaalde tijd zoals is bedoeld in artikel 7:230 BW;
HKS te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover HKS deze niet binnen twee dagen, althans binnen een redelijk geachte termijn na betekening van dit vonnis heeft voldaan.
3.5
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft SSN aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. SSN heeft het gebruik van het gehuurde na afloop van de eerdere huurovereenkomst met goedvinden van HKS behouden, zodat ingevolge artikel 7:230 BW een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Voorts beschikt het gehuurde over een toegangsweg tot het door SSN gehuurde terrein. Gelet op de tekening die is aangehecht aan de huurovereenkomst en allonge 3, maakt deze toegangsweg onderdeel uit van het gehuurde terrein, zodat HKS gehouden is SSN toegang tot het gehuurde terrein te verstrekken.
3.6
HKS heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

in conventie:

4.1
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of tussen hen na de einddatum van de eerdere huurovereenkomst op 31 december 2020 een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen.
4.2
HKS heeft gesteld dat partijen het op 29 december 2020 eens waren over alle essentialia van de nieuwe huurovereenkomst. Voor het geval de bankgarantie en de leveringsvoorwaarden (ook) als essentialia aangemerkt zouden moeten worden, is volgens HKS in elk geval overeenstemming bereikt op 8 dan wel 18 januari 2021 en zeker op 29 januari 2021, toen SSN liet weten dat zij op dat moment geheel akkoord was met de leveringsvoorwaarden.
4.3
Vast staat dat partijen ten aanzien van de onderhandelingen over de nieuwe huurovereenkomst in een zeer vergevorderd stadium waren en dat zij het over de door HKS genoemde aspecten eens waren. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat bij HKS de verwachting is ontstaan dat er een nieuwe overeenkomst tot stand zou komen. Uit de overgelegde stukken en correspondentie volgt echter niet dat SSN ondubbelzinnig akkoord heeft gegeven op de laatste conceptovereenkomst met aanvullingen. Dat HKS dit wel zo had begrepen volgt ook niet uit haar e-mailbericht 5 februari 2021. In reactie op het emailbericht van 29 januari 2021 – waarin SSN berichtte dat, indien HKS niet akkoord zou gaan, de onderhandelingen zouden worden gestaakt – heeft HKS immers een laatste voorstel gedaan en expliciet aan SSN gevraagd om haar voor 10 februari 2021 te berichten of zij akkoord was met dit laatste voorstel, zodat het contract kon worden afgerond
dan welde exit geformaliseerd kon worden. Gelet op de gevraagde bevestiging en de genoemde optie om uit elkaar te gaan, heeft HKS bewust het risico aanvaard dat SSN de onderhandelingen alsnog zou afbreken, hetgeen SSN in haar e-mailbericht van 9 februari 2021 ook heeft gedaan. Aangezien SSN daarop niet is teruggekomen, kan niet worden aangenomen dat op basis van de onderhandelingen tussen partijen een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen.
4.4
Het enkele feit dat SSN, zoals HKS heeft gesteld, na het eindigen van de oude huurovereenkomst nog betalingen heeft verricht, maakt nog niet dat zij daarmee zonder meer uitvoering heeft gegeven aan en ingestemd heeft met een nieuwe huurovereenkomst onder de door HKS gestelde voorwaarden. De betalingen van SSN zijn verricht tijdens de onderhandelingen over een nieuwe huurovereenkomst en in de veronderstelling van beide partijen dat deze nieuwe huurovereenkomst daadwerkelijk tot stand zou komen. Dat SSN daarbij ten aanzien van één betaling heeft verrekend met een huurkorting in verband met door haar te maken investeringen, moet ook in dit licht worden bezien.
4.5
SSN heeft aangevoerd dat de eerdere huurovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 7:230 BW onder de oude voorwaarden voor onbepaalde tijd is verlengd omdat SSN het gebruik van het gehuurde na afloop van de (oude) huurovereenkomst met goedvinden van HKS heeft behouden. Dit betoog gaat niet op. Ingevolge artikel 7:230 BW is van stilzwijgende verlenging geen sprake ‘indien van een andere bedoeling blijkt’. Gelet op de langdurige onderhandelingen tussen partijen ten behoeve van een nieuwe huurovereenkomst met aangepaste voorwaarden is genoegzaam gebleken dat partijen niet de bedoeling hebben gehad de oude huurovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten, maar dat HKS SSN het gebruik heeft laten behouden vooruitlopend op de totstandkoming van een nieuwe huurovereenkomst voor de duur van tien jaar. Van een stilzwijgende bedoeling van verlenging van de tot 31 december 2020 geldende huurovereenkomst onder de toen geldende voorwaarden is dan ook geen sprake.
4.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden de gevorderde verklaring voor recht dat tussen HKS als verhuurder en SSN als huurder een huurovereenkomst tot stand is gekomen conform het document dat is overgelegd als productie 16a, met genoemde aanvullingen en toezeggingen, en de daarop gebaseerde nakomingsverplichting met dwangsommen afgewezen. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat SSN gehouden is de nieuwe huurovereenkomst nader uit te onderhandelen met HKS, met benoeming van de openstaande punten waarover nog geen overeenstemming zou bestaan, zal eveneens worden afgewezen. In de gegeven omstandigheden, waarin SSN gebruik heeft gemaakt van de door HKS geboden optie om te kiezen voor een ‘exit’, waarbij HKS niet het voorbehoud heeft gemaakt dat dit slechts zag op een deel van de overeenkomst, rust op SSN geen verplichting om door te onderhandelen.
4.7
HKS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.8
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
4.9
De onweersproken gebleven rente over de proceskosten en nakosten zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen op de wijze als in het dictum weergegeven.
in reconventie:
4.1
Gelet op het oordeel in conventie dat tussen partijen geen nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen, rust reeds daarom op HKS geen verplichting om te voorzien in een toegang tot het SSN-terrein vanaf de openbare weg. De in dit kader gevorderde verklaring voor recht, de gevorderde verplichting tot het realiseren van de toegang en de in verband daarmee gevorderde dwangsommen, zullen daarom worden afgewezen.
4.11
Onder verwijzing van hetgeen in conventie onder 4.5 is overwogen, te weten: dat geen sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:230 BW, zal de in dit kader gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.
4.12
SSN zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt HKS in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SSN vastgesteld op:
  • € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en, indien SSN niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is SSN de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het nasalaris en de betekeningskosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt SSN in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van HKS vastgesteld op € 249,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590