In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd zouden worden. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], hebben beiden het gezag over de kinderen en de kinderen wonen bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een complexe gezinssituatie, waarbij de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld en andere ingrijpende gebeurtenissen. De Raad heeft aangegeven dat er dringend hulpverlening nodig is, maar de ouders zijn bereid om samen met de hulpverlening aan de slag te gaan.
Tijdens de zitting is gebleken dat de kinderen inmiddels op de wachtlijst staan voor behandeling bij Yulius GGZ, en dat beide ouders openstaan voor de adviezen van de hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders gemotiveerd zijn om aan de ingezette trajecten mee te werken en dat er op dit moment geen noodzaak is voor een gedwongen ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat niet voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 BW onder a. De kinderrechter heeft benadrukt dat binnen het hulpverleningstraject ook aandacht moet zijn voor contactherstel tussen de kinderen en de vader, maar dat dit op termijn moet worden bekeken.
De beslissing van de kinderrechter is dat het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt afgewezen, en dat de ouders zich moeten laten leiden door de adviezen van Yulius in het verdere traject.