ECLI:NL:RBROT:2022:137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9270083
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in overeenkomst van opdracht tot bouwkundige keuring

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], naar aanleiding van een overeenkomst van opdracht voor een bouwkundige keuring van een woning en bijgebouw. De eisers stelden dat gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, omdat zij niet had geconstateerd dat de dakconstructie van het bijgebouw verzwakt was door actieve houtworm. De eisers vorderden een schadevergoeding van € 17.545,00, alsook rente en buitengerechtelijke kosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 mei 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 november 2021. Tijdens deze behandeling werd het verweer van gedaagde gehoord, die betwistte dat er sprake was van een tekortkoming en de schade onvoldoende onderbouwd vond. De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld, waaronder de bouwkundige keuring die op 8 januari 2020 had plaatsgevonden, en de bevindingen van een constructeur en een expert die later inspecties uitvoerden.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de dakconstructie op het moment van de keuring zichtbaar verzwakt was door actieve houtworm. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van een opdrachtnemer en de noodzaak voor eisers om hun schade voldoende te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9270083 \ CV EXPL 21-20106
uitspraak: 7 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiser 1] ,en

2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. M. Zuidema,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: de heer G.T. Poolman .
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser 1] c.s.” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 21 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 13 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende producties die [eiser 1] c.s. ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding hebben gebracht;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Daarbij waren [eiser 1] c.s. aanwezig, bijgestaan door hun voornoemde gemachtigde. Namens [gedaagde] zijn de heer G.T. Poolman (bedrijfsjurist) en de heer [persoon A] (hoofdinspecteur) verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
In het kader van de aankoop van de woning (hierna: de woning) met bijgebouw (hierna: het bijgebouw) gelegen aan de [adres] te [plaats] is tussen [eiser 1] c.s. als opdrachtgevers en [gedaagde] als opdrachtnemer een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] een bouwkundige keuring van de woning en het bijgebouw zou uitvoeren voor een bedrag van € 369,00 inclusief BTW.
2.2.
[gedaagde] heeft op 8 januari 2020 de woning en het bijgebouw bouwkundig gekeurd en van haar bevindingen op 9 januari 2020 een rapport opgesteld. Het rapport vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Doel van de bouwkundige keuring
Het eerste doel van de keuring is het verkrijgen van inzicht in de kosten van (direct)
noodzakelijk herstel van gebreken aan een object (achterstallig onderhoud).
(…)
Totale kosten excl. verbeterkosten
(…)

9.413,00
(…)
17. Bijgebouwen en/of opstallen
Opmerkingen van de inspecteur
Door de inspecteur worden de volgende bijzonderheden vanwege hun relevantie apart benoemd. In de vloerplanken (plafond) zien wij sporen van niet actieve houtworm. Advies is om dit met regelmaat te controleren op activiteit.
(…)
Bijgebouw: dakconstructie en dakbeschot
De zichtbare dakconstructie verkeert in een voldoende conditie. Het geheel is geïnspecteerd, voor zover dat mogelijk was. Hierbij zijn geen gebreken opgemerkt. Algeheel onderhoud is voldoende. Op termijn rekening houden met regulier onderhoud.”
2.3.
[eiser 1] c.s. hebben vervolgens hun reeds uitgebrachte bod ter hoogte van € 585.000,00 gestand gedaan en dat bod is door de verkopende partij van de woning en het bijgebouw geaccepteerd. De koopovereenkomst met betrekking tot de woning en het bijgebouw is vervolgens op 20 januari 2020 tot stand gekomen en de woning en het bijgebouw zijn nadien aan [eiser 1] c.s. geleverd.
2.4.
[eiser 1] c.s. zijn na de levering gestart met de realisatie van een B&B in het bijgebouw. De door [eiser 1] c.s. ingeschakelde constructeur constateerde op 12 mei 2020 ten aanzien van de dakconstructie van het bijgebouw het volgende:
“Vooral de kapconstructie heeft naar mijn inzicht, een beetje een provisorische aanpassing ondergaan.
- De sporen zijn “te” licht uitgevoerd en kennelijk zijn in het verleden ook een
gedeelte van de sporen vervangen en opnieuw “gekoppeld” aan de reeds bestaande dak sporen.
Vroeger werd er ook geen constructeur ingeschakeld om de sterkte van de sporen te bepalen en ging men uit ervaring en gevoel te werk.
- De vervangende dak sporen zijn wisselend in de houtzwaarte en de
verbindingen zijn deels ondeugdelijk gespijkerd.
- Bij een geringe belasting deint de kap, en wanneer je aan de buitenkant over
het riet kijkt lijkt het ook dat het wat doorzakt.
- De gevels op de verdieping zijn van halfsteens metselwerk en de buitenste
sporen zijn tegen het metselwerk aangebracht.
- Deze buitenste sporen zijn ook wat aangetast, hetzij door het vocht, maar ook
door houtworm zijn deze sporen aan vervanging toe.”
2.5.
[bedrijf B] (hierna: [bedrijf B] ) heeft in opdracht van [eiser 1] c.s. op 4 september 2020 een inspectie uitgevoerd om de extra kosten vast te stellen die gepaard gingen met de aanpassing van de dakconstructie van het bijgebouw. Het daartoe opgestelde expertiserapport van 21 oktober 2020 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“Schadebedragen :
€ 17.545,00inclusief BTW
:
:
€ 1.000,00inclusief BTW (expertisekosten)
(…)
Wij hebben de dakconstructie geïnspecteerd en stellen vast dat de dakconstructie is
aangetast en verzwakt door houtwormen. Er zitten overal kleine houtwormgaatjes in de
kapconstructie. Tevens treffen wij al enkele noodverbanden aan zodat de kracht van de
dakconstructie wordt opgevangen, maar dit is een noodoplossing. Ook treffen wij op
diverse plekken boormeel aan wat aangeeft dat de houtwormen nog actief zijn.
De dakconstructie is zodanig verzwakt dat deze vervangen dient te worden.”

3..De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hen te betalen € 17.545,00 aan hoofdsom, € 310,92 aan verschenen rente en € 2.150,04 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2021 over € 17.545,00 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan hun vordering hebben [eiser 1] c.s. – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[gedaagde] heeft niet geconstateerd dat de dakconstructie was verzwakt en aangetast door actieve houtworm. [eiser 1] c.s. hebben als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde] schade geleden tot een bedrag van € 17.545,00. Dat bedrag is door [bedrijf B] begroot voor het herstel van de dakconstructie.
3.2.2.
[eiser 1] c.s. vorderen tevens de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020. Berekend tot en met 20 april 2021 bedraagt de verschenen rente € 310,92.
3.2.3.
[eiser 1] c.s. hebben kosten ter hoogte van € 1.000,00 moeten maken om de omvang van de tekortkoming alsmede de schade te laten vaststellen door [bedrijf B] . [gedaagde] dient deze kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW te vergoeden. Voorts vorderen [eiser 1] c.s. vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.150,04, omdat [gedaagde] ondanks aanmaning en sommatie niet voldeed aan haar betalingsverplichting.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
4.2.
[gedaagde] heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Tijdens het bouwkundig onderzoek op 8 januari 2020 was er geen actieve houtworm in de balken van het bijgebouw aanwezig en voldeed de dakconstructie. [gedaagde] betwist dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Indien en voor zover er sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming, betwist [gedaagde] het oorzakelijk verband tussen de schade en de haar verweten toerekenbare tekortkoming. [eiser 1] c.s. hebben de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd.
4.2.2.
[gedaagde] betwist ook de verschuldigdheid van de expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

5..De beoordeling

5.1.
De kantonrechter merkt allereerst het volgende op. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde] diverse malen verwezen naar bepalingen in de – volgens haar – toepasselijke algemene voorwaarden. Ter zitting hebben [eiser 1] c.s. de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde] betwist. [gedaagde] is uit het oogpunt van proceseconomie niet meer in de gelegenheid gesteld om haar stelling ten aanzien van de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden bij akte nader te onderbouwen. De kantonrechter laat de vraag of de algemene voorwaarden van [gedaagde] op onderhavige overeenkomst van toepassing zijn bij de verdere beoordeling in het midden.
5.2.
De kern van het geschil tussen partijen ziet op de vraag of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] op grond van artikel 7:401 BW de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen. Zij dient daarbij te handelen met een mate van zorgvuldigheid en deskundigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam bouwkundige geëist mag worden.
5.2.1.
Uit het rapport van [gedaagde] leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] in de houten vloerbalken van de vliering sporen van niet actieve houtwormen heeft aangetroffen. Met betrekking tot de zichtbare dakconstructie heeft [gedaagde] blijkens haar rapport geen gebreken opgemerkt en deze dakconstructie verkeerde volgens [gedaagde] ook in voldoende staat. Volgens [eiser 1] c.s. had [gedaagde] echter moeten constateren dat de dakconstructie was verzwakt en aangetast door actieve houtworm. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eiser 1] c.s. dat het gevorderde schadebedrag geen betrekking heeft op de al dan niet foutieve constatering van [gedaagde] dat er in de vloerbalken van de vliering sprake was van niet actieve houtworm. Voor zover dat wel het geval is, geldt dat ter zitting is komen vast te staan dat deze vloerbalken inmiddels zijn verwijderd, zodat niet meer vastgesteld kan worden of de constatering met betrekking tot die vloerbalken van [gedaagde] juist was.
5.2.2.
Beoordeeld moet worden of is vast komen te staan dat de dakconstructie van het bijgebouw op 8 januari 2020 – de dag van de bouwkundige keuring – zichtbaar verzwakt en aangetast was door actieve houtworm. Aan die stelling hebben [eiser 1] c.s. de bevindingen van hun constructeur (zie 2.4) en het expertiserapport van [bedrijf B] (zie 2.5) ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft daartegenover onder meer aangevoerd dat, voor zover de bevindingen van de constructeur en [bedrijf B] juist zijn (hetgeen zij overigens ook betwist), daarin niet geconcludeerd wordt dat er op 8 januari 2020 sprake was van actieve houtworm in de dakconstructie. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] dit met recht aangevoerd. Noch de constructeur, noch [bedrijf B] heeft geconcludeerd dat de dakconstructie op 8 januari 2020 reeds verzwakt en aangetast was door actieve houtworm. Daarbij komt dat de constructeur op 12 mei 2020 slechts ten aanzien van de buitenste sporen van het dak heeft geconstateerd dat deze aan vervanging toe zijn vanwege aantasting door vocht en houtworm. De constructeur heeft derhalve niet geconstateerd dat sprake was van actieve houtworm noch dat vervanging van de gehele dakconstructie op dat moment noodzakelijk was. Het voorgaande is des te meer van belang gezien het feit dat er tussen de bouwkundige keuring op 8 januari 2020 en de bevindingen van de constructeur op 12 mei 2020 en de inspectie van [bedrijf B] op 4 september 2020 een tijdsbestek van meerdere maanden heeft gezeten. Niet uitgesloten kan worden dat in die periode de houtworm (wederom) actief is geworden en de dakconstructie dientengevolge is verzwakt en aangetast.
5.2.3.
De conclusie is dat in rechte niet is komen vast te staan dat de dakconstructie van het bijgebouw op 8 januari 2020 zichtbaar was verzwakt en aangetast door actieve houtworm en [gedaagde] daar aldus melding van had moeten maken in haar rapport. Dat betekent dat eveneens niet is komen vast te staan dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, waartoe onder meer het volgende van belang is.
5.3.
Ook indien zou komen vast te staan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , geldt dat [eiser 1] c.s. onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade hebben geleden door het handelen van [gedaagde] . Ook om die reden strandt aldus de vordering van [eiser 1] c.s. Hun vordering gaat immers uit van de veronderstelling dat indien [gedaagde] wel had geconstateerd dat de dakconstructie van de bijgebouw was aangetast en verzwakt door actieve houtworm, [eiser 1] c.s. vervolgens niet waren overgegaan tot koop dan wel hun reeds uitgebrachte bod hadden verminderd met een bedrag van € 17.545,00. [eiser 1] c.s. hebben daarvoor, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. Onzeker is of het [eiser 1] c.s. was gelukt om de woning met het bijgebouw voor een (substantieel) lagere koopsom te kopen. In dat verband is van belang dat [eiser 1] c.s. ter zitting hebben erkend dat zij niet hebben heronderhandeld over de koopsom nadat [gedaagde] haar rapport had opgesteld, terwijl het rapport – zonder aanpassing van de dakconstructie – reeds uitgaat van een aanzienlijke kostenraming (€ 9.413,00, zie 2.2) voor noodzakelijk herstel en niet reguliere verwachte kosten in de komende vijf jaar.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser 1] c.s. worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer, nu dit, in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eiser 1] c.s. in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde, voornoemd bedrag
vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien [eiser 1] c.s. niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039