In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben twee aandeelhouders van een ingenieursbureau een geschil over de afgifte van een Jeep Grand Cherokee. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. Frölich, vordert in kort geding dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H. Uzumcu, de Jeep aan de vennootschap of een derde-bewaarder afstaat. De achtergrond van het geschil ligt in de aankoop van de Jeep door de gedaagde in opdracht van de vennootschap, maar deze is op zijn naam geregistreerd. De eiseres stelt dat de gedaagde de Jeep zonder recht onder zich houdt en vordert ook schadevergoeding voor de aankoopprijs van de Jeep. De gedaagde betwist de claims en stelt dat hij de Jeep in eigendom heeft verkregen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres niet toewijsbaar zijn, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wie de rechtmatige eigenaar van de Jeep is. De rechter heeft vastgesteld dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en dat er nader onderzoek nodig is om de feiten te verhelderen. De vorderingen zijn afgewezen, en de eiseres is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 22 februari 2022.