ECLI:NL:RBROT:2022:1436

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
C/10/601606 / HA ZA 20-749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering aandeelhouder jegens medeaandeelhouders en bestuurder van B.V. wegens misleidende voorstelling van zaken en onbehoorlijk bestuur

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pavema Viride B.V. (hierna: Pavema) schadevergoeding van haar medeaandeelhouders en de bestuurder van de failliete vennootschap VerdiTec B.V. Pavema stelde dat zij door misleidende informatie en onbehoorlijk bestuur schade had geleden, wat leidde tot het faillissement van VerdiTec. De rechtbank Rotterdam behandelde de zaak op 23 februari 2022, onder zaaknummer C/10/601606 / HA ZA 20-749. De procedure begon met een dagvaarding op 23 juli 2020, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 6 september 2021.

Pavema voerde aan dat de bestuurder van VerdiTec, [naam gedaagde 1], en de aandeelhouder [naam gedaagde 2] haar onjuist hadden geïnformeerd over de potentie van de onderneming en de marktvraag. Hierdoor had Pavema onterecht geïnvesteerd in VerdiTec, dat vanaf de oprichting verlies had geleden en uiteindelijk failliet ging. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onbehoorlijk bestuur of misleiding. De rechtbank concludeerde dat de teleurstelling van Pavema voortkwam uit de risico's die inherent zijn aan investeringen in nieuwe ondernemingen en dat de bestuurder niet ernstig verwijtbaar had gehandeld.

In reconventie vorderden de gedaagden dat de conservatoire beslagen die door Pavema waren gelegd, onterecht waren en dat Pavema hen schadevergoeding moest betalen. De rechtbank oordeelde dat de beslagen onterecht waren en dat Pavema risicoaansprakelijk was voor de schade die hierdoor was veroorzaakt. De rechtbank wees de vorderingen van Pavema af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/601606 / HA ZA 20-749
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAVEMA VIRIDE B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W. Buikstra te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALIQUAM INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.W. Huijzer te Papendrecht.
Partijen zullen hierna Pavema, [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Aliquam genoemd worden. [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Aliquam zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden]

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juli 2020, met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van 30 september 2020, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie van 16 december 2020, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie van 24 februari 2021, met producties;
  • de brief van 23 april 2021 van de rechtbank, waarbij partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling;
  • de brief van 23 juli 2021 van de rechtbank, waarbij partijen nader zijn geïnstrueerd met betrekking tot de mondelinge behandeling;
  • het proces-verbaal van de op 6 september 2021 gehouden mondelinge behandeling en de in dat proces-verbaal genoemde nader door partijen overgelegde producties en spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Pavema, [naam gedaagde 1] en Aliquam zijn medio 2016 een samenwerking aangegaan. In dat kader is op 12 juli 2016 VerdiTec B.V. (hierna: VerdiTec) opgericht. Zij hebben tevens een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.
2.2.
Pavema, [naam gedaagde 1] en Aliquam houden samen alle geplaatste aandelen in VerdiTec B.V. [naam gedaagde 1] is steeds de enig bestuurder geweest. [naam gedaagde 2] is enig bestuurder van [naam gedaagde 1].
2.3.
VerdiTec heeft vanaf haar oprichting verlies geleden. Op 28 april 2020 is VerdiTec in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Het faillissementsverslag vermeldt over de oorzaak van het faillissement het volgende:
“De voormalig bestuurder heeft als oorzaak van het faillissement een aantal redenen opgegeven. De vennootschap is opgericht met het doel een Cleanflex HH systeem in Nederland op de markt te brengen. Dit systeem bleek echter niet veilig. De vennootschap is toen vervolgens de samenwerking aangegaan met een partij die een vergelijkbaar systeem had ontwikkeld, echter dit systeem moest worden aangepast zodat het op binnenvaartschepen kon worden ingezet. Ingevolge de samenwerking ontwikkelde en produceerde deze partij het "VerdiTec Oxyhydro System Maritiem" en verkocht de vennootschap deze vervolgens aan klanten. De vennootschap sloot onderhoudscontracten met de klanten af en vervolgens werd aan de producerende partij opdracht gegeven voor uitvoering van het onderhoud. Het systeem bleek echter veel kinderziektes te kennen. Tevens bleek door (Europese en Nederlandse) wet- en regelgeving het een kostbare expeditie om de juiste certificaten voor het systeem te verkrijgen per vaartuig. Mede door de moeizame start en de vele eisen aan het product, zijn er slechts vijf systemen verkocht. Bovendien werd de afname van het systeem steeds kostbaarder en is het niet gelukt het systeem rendabel te krijgen waardoor de samenwerking tussen de vennootschap en de producent is beëindigd. Door een geschil tussen de aandeelhouders is er geen unaniem besluit genomen om tot turbo liquidatie van de vennootschap over te gaan. Een van de aandeelhouders meent immers dat er baten zijn. Dit wordt door de voormalig bestuurder betwist. De andere aandeelhouders, waaronder de voormalig bestuurder, hebben daarom het faillissement van de vennootschap aangevraagd.”
2.5.
De curator heeft na een ingesteld onderzoek geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur.
2.6.
Pavema heeft ten laste van [gedaagden] conservatoire beslagen doen leggen, op onroerend goed, op aandelen en onder diverse banken.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Pavema vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“I. [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Aliquam hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Pavema van EUR 342.018,24, te vermeerderen met:
de contractuele rente ad 4 % over EUR 27.777,- vanaf 29 september 2016, over EUR 15.000,-- vanaf 24 april 2018 en over EUR 6.500.-- vanaf 3 september 2018; en
de wettelijke rente in de zin van art. 6:119 BW over EUR 292.741,24 vanaf 28 april 2020;
dan wel om [naam gedaagde 1]. [naam gedaagde 2] en Aliquam hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Pavema van een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Aliquam hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Pavema van:
de kosten van dit geding; en
de buitengerechtelijke incassokosten, berekend volgens de Staffel BIK, van EUR 2.493,26; en
de nakosten van EUR 157,-, te vermeerderen met EUR 82,- in geval van betekening van dit vonnis; en
de kosten van de gelegde conservatoire beslagen, van EUR 1.909,40, zulks op grond van art. 706 Rv;
de onder II genoemde kosten steeds te vermeerderen, indien voldoening niet binnen veertien termijn plaatsvindt, met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis.”
3.2.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen:
“dat het uw rechtbank moge behagen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiseres niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze aan haar te ontzeggen met veroordeling in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat van gedaagden daaronder begrepen.”
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“- alle door Pavema ten processe bedoelde conservatoire (derden)beslagen, zoals die zijn genoemd in de dagvaarding en productie 59 daarbij, op te heffen, althans Pavema te veroordelen om deze beslagen op zijn kosten binnen 48 uur na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- (of een door U E.A. passend geacht bedrag) per dag of deel van een dag dat Pavema Viride hiermee in gebreke blijft; en
- Pavema te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan gedaagden sub 1) en 2) in conventie, tevens eisers in reconventie, vanwege de onrechtmatige beslaglegging(en), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot betaling aan gedaagden in conventie sub 1) en 2), tevens eisers in reconventie, van een voorschot op deze schadevergoeding ad € 10.000,-- (althans een ander door U E.A. te bepalen redelijk bedrag aan voorschot op deze schadevergoeding); en
- met veroordeling van Pavema in de kosten van dit geding.”
3.5.
Pavema voert verweer en concludeert:
“Dat het de Rechtbank Rotterdam moge behagen bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen in reconventie, althans deze af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] in de kosten van het geding in reconventie.”
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Pavema legt aan haar vorderingen – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Jegens [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]:
[naam gedaagde 1] is toerekenbaar tekortgekomen in de nakoming van verplichtingen onder de aandeelhoudersovereenkomst (artikel 6:74 BW). Daarom is zij aansprakelijk voor de schade die Pavema daardoor heeft geleden. [naam gedaagde 1] heeft een inbrengverplichting en garantiebepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst geschonden. [naam gedaagde 2] heeft de vereiste intellectuele eigendom, kennis en knowhow niet ingebracht in VerdiTec.
[naam gedaagde 1] heeft òf Pavema en Aliquam volstrekt verkeerd ingelicht over de potentie van de door haar ontwikkelde techniek en de marktvraag daarnaar, òf [naam gedaagde 2] heeft hen volstrekt verkeerd ingelicht over zijn eigen deskundigheid en capaciteiten om die potentie te benutten en van VerdiTec een winstgevend bedrijf te maken. In beide gevallen zijn garanties en toezeggingen in de aandeelhoudersovereenkomst geschonden.
[naam gedaagde 1] heeft een situatie veroorzaakt en laten voortbestaan waarin VerdiTec geen bestuurder had.
Pavema grondt haar vorderingen tevens op onrechtmatige daad. Voor aanvang van de samenwerking heeft [naam gedaagde 1] onder meer over de mogelijkheden en potentie van het systeem, over de aanwezigheid van de vereiste intellectuele eigendom, kennis en knowhow en over de kennis en expertise van [naam gedaagde 2] een misleidende voorstelling van zaken gegeven. Pavema is door die verstrekte veel te rooskleurige, onjuiste en misleidende informatie bewogen om aandelen te verwerven en geld investeren in de vennootschap die niet de eigenschappen en niet de financiële en commerciële potentie had die [naam gedaagde 1] aan Pavema heeft voorgespiegeld. Het aldus misleiden van Pavema als potentiële samenwerkingspartner is in strijd met hetgeen krachtens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
[naam gedaagde 1] heeft haar taak als bestuurder van VerdiTec onbehoorlijk vervuld. Daarvan treft haar een ernstig verwijt.
Er is maar één logische verklaring voor het volstrekte gebrek aan verkopen, omzet en winst. Dat is dat [naam gedaagde 2] niet naar nieuwe klanten heeft gezocht en het contact met potentiële klanten heeft verwaarloosd.
[naam gedaagde 1] heeft niet alleen onbehoorlijk bestuurd, maar als bestuurder ook rechtstreeks onrechtmatig gehandeld jegens Pavema als aandeelhouder en schuldenaar van VerdiTec, door:
ls bestuurder van VerdiTec haar taak onbehoorlijk te vervullen waardoor zij een persoonlijk belang kreeg dat haaks stond op dat van de vennootschap en haar aandeelhouders;
vervolgens doelbewust te proberen om haar handelswijze aan het zicht onttrekken, door manipulatie van administratie, onvoldoende informatieverschaffing en het doen van onjuiste mededelingen; en
daarna VerdiTec feitelijk te beëindigen door eenzijdig terug te treden, de vennootschap stuurloos te maken en vanuit CleanFlex B.V. het faillissement aan te vragen, in een poging om te verhinderen dat de vennootschap en Pavema hun vorderingen op haar geldend zouden maken.
Op grond van artikel 2:11 BW rust de aansprakelijkheid hoofdelijk op [naam gedaagde 2] nu deze ten tijde van het ontstaan daarvan bestuurder was van [naam gedaagde 1].
Jegens Aliquam:
Aliquam is jegens Pavema toerekenbaar tekortgeschoten door te weigeren om de situatie van stuurloosheid van VerdiTec te beëindigen. Doordat Aliquam de stuurloosheid van VerdiTec niet heeft willen verhelpen, is Pavema de mogelijkheid ontnomen om alsnog een succes te maken van de onderneming van VerdiTec. Als Pavema die mogelijkheid niet was ontnomen zou de schade die zij nu lijdt, niet zijn opgetreden.
De structuur binnen VerdiTec is zodanig opgezet dat Aliquam als houder van alle aandelen B een toezichthoudende rol heeft. Aliquam heeft niet ingegrepen bij VerdiTec terwijl zij daartoe wel gehouden was. Ook dat leidt tot aansprakelijkheid.
Schade:
De schade van Pavema bestaat allereerst uit bedragen die zij ten titel van geldlening aan VerdiTec heeft betaald. Deze schadepost beloopt € 49.227,00 te vermeerderen met de contractuele rente van 4%. Door het faillissement van VerdiTec zijn de geldleningen opeisbaar en onverhaalbaar geworden. De bedragen zouden zijn terugbetaald als [naam gedaagde 1] en Aliquam niet zouden zijn tekortgeschoten en niet onrechtmatig zouden hebben gehandeld jegens Pavema.
Als [naam gedaagde 2] zijn taken behoorlijk had vervuld en Aliquam adequaat toezicht had gehouden en tijdig had ingegrepen, zou VerdiTec de resultaten hebben gerealiseerd die door [naam gedaagde 2] zijn voorzien in de Business Case en de daaropvolgende Beleidsplannen en documenten. Aangenomen mag immers worden dat die stukken zijn gebaseerd op adequaat marktonderzoek. Pavema lijdt dan ook schade in de vorm van gemiste dividenduitkeringen. Deze schade betreft een bedrag van € 145.500,00 + p.m.
Voorts lijdt Pavema schade doordat zij nu aandelen bezit in de failliete, waardeloze vennootschap, terwijl zij bij behoorlijk bestuur en adequaat toezicht aandelen zou hebben gehouden in de vennootschap met een goedlopende onderneming die dan ten minste 30 waterstofgassystemen per jaar zou verkopen. Dit betreft een schadepost van € 127.928,10 + p.m.
Op de vierde plaats heeft Pavema diverse kosten voor VerdiTec voorgeschoten in verband met de liquiditeitskrapte van VerdiTec op dat moment. Dit betreft een bedrag van ten minste € 19.363,14 + p.m.
Nu [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Aliquam deze schade gezamenlijk hebben veroorzaakt, zijn zij daarvoor hoofdelijk verbonden.
4.2.
De rechtbank zal de vorderingen afwijzen. Dat motiveert zij als volgt.
4.3.
Hoewel Pavema [gedaagden] vele verwijten maakt, is in het licht van de gemotiveerde en gedocumenteerde betwisting door [gedaagden] geen sprake van enige adequaat onderbouwd rechtens relevant verwijt dat een van de vorderingen zou kunnen dragen.
4.4.
Uit de stellingen van Pavema kan de rechtbank niet opmaken dat [naam gedaagde 1] enigerlei bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst heeft geschonden. Partijen zijn overeenkomen dat [naam gedaagde 1] alle knowhow en alle (intellectuele) eigendomsrechten zou inbrengen, voor zover zij dan wel aan haar gelieerde entiteiten hierop rechthebbende waren. Noch [naam gedaagde 1], noch aan haar gelieerde entiteiten, waren echter rechthebbende op enig relevant intellectueel eigendomsrecht. Dat moet reeds voor oprichting van VerdiTec ook bij Pavema en Aliquam bekend zijn geweest. Uit de stellingen van Pavema kan evenmin worden afgeleid dat [naam gedaagde 1] beschikte over relevante knowhow die zij niet heeft ingebracht.
4.5.
Evident is dat partijen teleurgesteld zijn in de toekomstverwachtingen die zij hadden op het moment dat VerdiTec werd opgericht. Het verwijt dat [naam gedaagde 1] Pavema verkeerd heeft ingelicht over de potentie van de techniek en het marktpotentieel acht de rechtbank ongegrond. Bijzonder is in dit verband dat Pavema er juist nog steeds van overtuigd lijkt dat de technische problemen overwonnen konden worden en dat er een aantrekkelijk marktpotentieel bestond en bestaat. Haar materiële verwijt lijkt dan ook veeleer te zijn dat [naam gedaagde 1] als bestuurder van VerdiTec te verwijten valt dat zij er niet in is geslaagd om daarvan gebruik te maken. Kennelijk meent Pavema dat [naam gedaagde 2] de deskundigheid en capaciteiten miste om het aanwezige marktpotentieel te benutten en om van VerdiTec een winstgevend bedrijf te maken.
4.6.
Het komt de rechtbank voor dat er relevante andere oorzaken zijn aan te wijzen voor het tegenvallende resultaat van VerdiTec dan enig tekortschieten van haar bestuurster. Ook afgezien daarvan ziet de rechtbank echter niet in op welke wijze garanties en toezeggingen uit de aandeelhoudersovereenkomst zijn geschonden door een vermeend gebrek aan deskundigheid en capaciteiten van [naam gedaagde 2].
4.7.
De stelling van Pavema dat zij als potentiële samenwerkingspartner is misleid door [naam gedaagde 1] acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Dat [naam gedaagde 1] zich (achteraf bezien wellicht: te) optimistisch heeft uitgelaten jegens Pavema en Aliquam rechtvaardigt niet de conclusie dat zij hen op onrechtmatige wijze heeft misleid. Optimisme is aan ondernemers eigen. Dat geldt ook voor de wijze waarop [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] zichzelf en de door hen ontwikkelde plannen jegens Pavema en Aliquam hebben gepresenteerd. Kennelijk hebben echter alle aandeelhouders, wier bestuurders ervaren ondernemers waren, de praktische mogelijkheden om in VerdiTec binnen afzienbare termijn een rendabele onderneming te ontwikkelen overschat en de potentiële problemen onderschat. Dat lijkt, gelet op de inhoud van het dossier, onder meer te maken te hebben met technische problematiek, relatief moeilijke marktomstandigheden en problematische toepasselijke regelgeving. Kortom, er hebben zich problemen voorgedaan en risico’s gerealiseerd die iemand die in risicodragend vermogen van een nieuw op te zetten onderneming participeert pleegt te lopen. Pavema heeft in redelijkheid niet kunnen menen dat zij niet-risicodragend participeerde in VerdiTec. Evenmin heeft zij kunnen menen dat de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomst meebracht dat [naam gedaagde 1] haar financieel zou dienen te compenseren in geval van teleurstellende resultaten van de op te zetten onderneming.
4.8.
Uit hetgeen door Pavema is gesteld en uit de inhoud van de overgelegde producties kan door de rechtbank niet worden afgeleid dat [naam gedaagde 1] haar taak als bestuurder ernstig verwijtbaar onzorgvuldig heeft vervuld. De rechtbank zal nog kort op enkele aspecten ingaan.
4.9.
Concreet heeft Pavema gesteld dat [naam gedaagde 1] meer en beter contact met potentiële klanten had moeten onderhouden. Het komt de rechtbank echter voor dat het probleem veeleer was dat in de relevante periode de benaderde en eventueel te benaderen potentiële klanten onvoldoende geïnteresseerd waren in het product dat VerdiTec op dat moment kon aanbieden. Dat was het gevolg van verschillende oorzaken (technisch functioneren, regelgeving, marktomstandigheden) die in de visie van de rechtbank niet samenhangen met een ernstig verwijtbaar onzorgvuldig vervullen van haar bestuurstaak door [naam gedaagde 1]. In ieder geval kan het tegendeel niet uit de stellingen van Pavema en de door haar overgelegde producties worden afgeleid.
4.10.
Dat [naam gedaagde 1] en Aliquam op enig moment tot de conclusie zijn gekomen dat het voor hen niet aantrekkelijk was om nog meer tijd en/of geld in VerdiTec te investeren, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden alleszins begrijpelijk. In hun verhouding tot Pavema waren zij daartoe ook niet verplicht. VerdiTec is in een materiële insolventiesituatie komen te verkeren omdat zij vanaf haar oprichting steeds verlies heeft geleden. Op enig moment waren er niet voldoende liquiditeiten meer beschikbaar om haar bedrijfsvoering nog langer voort te kunnen zetten. Er bestond bovendien geen concreet uitzicht op een mogelijkheid tot aanzienlijke verbetering van de resultaten binnen afzienbare termijn. Geen van de aandeelhouders was bereid om nog extra middelen te investeren in VerdiTec.
4.11.
De materiële insolventiesituatie waarin VerdiTec is komen te verkeren, is – anders dan Pavema lijkt te menen – niet veroorzaakt doordat [naam gedaagde 1] VerdiTec stuurloos heeft gemaakt. Begrijpelijk is dat [naam gedaagde 1] niet nog langer bestuurder wenste te blijven van een besloten vennootschap die materieel insolvent was en geen enkel toekomstperspectief meer had. In de gegeven omstandigheden lag het, bij gebreke van overeenstemming tussen de aandeelhouders over liquidatie van de vennootschap, in de rede om het daarheen te leiden dat VerdiTec in staat van faillissement zou worden verklaard. Dat [naam gedaagde 1] en Aliquam het daarheen hebben geleid, levert geen tekortschieten of onrechtmatig handelen jegens Pavema op.
4.12.
Pavema heeft weliswaar gesteld dat [naam gedaagde 1] doelbewust heeft geprobeerd om haar handelwijze (als bestuurder) aan het zicht onttrekken, door manipulatie van administratie, onvoldoende informatieverschaffing en het doen van onjuiste mededelingen, maar waarop die verwijten concreet betrekking hebben, is de rechtbank niet duidelijk geworden.
4.13.
Aliquam heeft als durfinvesteerder een investering in VerdiTec gedaan. Ze heeft op enig moment geconcludeerd dat er in VerdiTec onvoldoende toekomstperspectief zat. Vervolgens heeft zij haar verlies genomen. Zij heeft kennelijk geen reden gezien om gebruik te maken van haar toezichthoudende bevoegdheden teneinde het door [naam gedaagde 1] gevoerde beleid eventueel bij te sturen. Dat levert geen toerekenbaar tekortschieten op van Aliquam in de nakoming van verplichtingen jegens Pavema onder de aandeelhoudersovereenkomst. Het levert in de concrete omstandigheden van dit geval evenmin onrechtmatig nalaten op jegens medeaandeelhouder Pavema.
4.14.
Nu een deugdelijke juridische en feitelijke grondslag voor de vorderingen van Pavema ontbreekt, dienen die vorderingen te worden afgewezen.
4.15.
Pavema zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
7.473,00(3,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 11.604,00
in reconventie
4.16.
[eisers] leggen aan hun vorderingen – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Nu Pavema geen vorderingen heeft op [eisers] dienen de beslagen te worden opgeheven. Op de beslaglegger rust risicoaansprakelijkheid wanneer het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dat is hier het geval. Pavema is risicoaansprakelijk met betrekking tot de talloze (onnodig) door haar gelegde conservatoire beslagen. Pavema dient te worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2], op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen een voorschot op de nader vast te stellen schadevergoeding van € 10.000,00, althans van een door de rechtbank te bepalen redelijk bedrag. De schade betreft kosten die door de diverse banken aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] zijn (of zullen worden) doorbelast voor het blokkeren en deblokkeren van bankrekeningen in verband met de diverse gelegde bankbeslagen.
4.17.
Pavema voert aan dat [naam eiser 2] en [naam eiser 1] de mogelijkheid van schade niet aannemelijk hebben gemaakt. Ze wijst erop dat niet is gesteld dat schade is geleden door de beslagen op de onroerende zaak en/of op de aandelen in CleanFlex B.V. Voor wat betreft de door de diverse banken in rekening te brengen kosten voert zij aan dat dit hooguit om enkele tientjes per bank zal gaan en niet om een bedrag van € 10.000,00 zoals als voorschot wordt gevorderd. In de visie van Pavema is niet voldaan aan de voorwaarden voor toelating tot de schadestaatprocedure.
4.18.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en beslist, dienen alle op verzoek van Pavema gelegde conservatoire beslagen te worden opgeheven. De beslagen zijn onterecht gelegd. Pavema is risicoaansprakelijk ter zake van de dientengevolge toegebrachte schade. De vordering om Pavema te veroordelen tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat, zal worden toegewezen. De vordering om haar te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 10.000,00 zal worden afgewezen. Niet aannemelijk is gemaakt dat schade van een dergelijke omvang is geleden. Dat enige schade is geleden, is echter wel voldoende aannemelijk gemaakt. Dat gaat verder dan de enkele mogelijkheid van schade en is derhalve voldoende voor toewijzing van de vordering tot vergoeding van schade, op te maken bij staat.
4.19.
Pavema zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- salaris advocaat € 563,00 (1,0 punt × tarief € 563,00)

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Pavema in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 11.604,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
heft op alle door Pavema ten processe bedoelde conservatoire (derden)beslagen, zoals die zijn genoemd in de dagvaarding en productie 59 daarbij,
5.5.
veroordeelt Pavema tot het betalen van schadevergoeding aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2], vanwege de onrechtmatige beslaglegging(en), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.6.
veroordeelt Pavema in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 563,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijs af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.
[1729;196]