Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 22 april 2020, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken
- de akte van [eiser] , met producties
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2021
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 juli 2021 (abusievelijk voorzien van de datum 15 juli 2021)
- het B16 rolbericht dat wordt afgezien van het horen van (verdere) getuigen
- de akte na getuigenverhoor
- de antwoordakte na getuigenverhoor.
2..De verdere beoordeling
dominant cause-leer, de polis geen dekking biedt voor deze schade. De primaire, contractuele, grondslag van de vordering faalt daarom. De rechtbank blijft bij die beslissing.
U houdt mij voor een gedeelte uit een brief van de heer [persoon A] van 26 januari 2021. Ik ken dat kantoor wel, daar werd door Aegon wel zaken mee gedaan. Het is juist dat module E de module was uit het zakenpakket waaronder dit soort hagelschade in principe gedekt zou zijn. Er is zoals ik al zei geen sprake geweest van een algemene conversie door Aegon. [persoon A] noemt een regeling die ten aanzien van de polissen die liepen via zijn kantoor getroffen is. Ik weet dat niet. In algemene zin kan ik wel zeggen dat het voorkwam dat er commerciële afspraken werden gemaakt door het management met in het algemeen wat grotere kantoren van tussenpersonen.
Waar [persoon C] verklaart over een toezegging van de kant van Aegon dat de dekking onder de doorlopende brandverzekering gelijk zou zijn aan de dekking onder het zakenpakket, kan ik zeggen dat mij dit in algemene zin, dus niet in het bijzonder in verband met [persoon C] , niet onbekend voorkomt. Ik heb een dergelijke toezegging zelf niet gedaan en ik zou ook niet weten welke persoon die wel gedaan heeft, maar ik heb daarover horen spreken. Ik kan mij daar geen details of context meer van herinneren.
4.296,00(4,0 punten × tarief € 1.074,00)
3..De beslissing
2294