ECLI:NL:RBROT:2022:148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
10/680188-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie mr. L. Verhoeven. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Wet op de kansspelen, heeft wederrechtelijk verkregen voordeel genoten. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de door de verdediging overgelegde cijfers, waarbij de rechtbank de aanname van de verdediging heeft gevolgd dat de veroordeelde 10 procent van de uitbetaalde winsten mocht houden. De totale winst werd vastgesteld op € 8.040,99, waarna kosten van € 2.750,33 in mindering werden gebracht. Dit leidde tot een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.290,66. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een vermindering van de betalingsverplichting met 10 procent. Uiteindelijk werd de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 4.761,59. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 95 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680188-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 7 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, op de vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
raadsman mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2021.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. L. Verhoeven – zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden – strekt tot:
  • Primair het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

3..Voorafgaande veroordeling

Blijkens het vonnis van 10 december 2021 van deze rechtbank is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 30b van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan;
en
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 30t van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit feit door de veroordeelde is begaan.

4..Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel gaat uit van de foutieve aanname dat alle uitbetalingen aan gokkende klanten een winstcomponent in zich dragen. De verdediging heeft een overzicht gemaakt van de uitbetalingen waarbij daadwerkelijk winst was behaald. [
Van dit overzicht is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht.] Vervolgens heeft de verdediging – uitgaande van de verklaring van de veroordeelde dat hij 10 procent van de winst mocht houden – berekend hoeveel winst de veroordeelde daadwerkelijk heeft ontvangen. Een overzicht hiervan is hieronder weergegeven.
Jaar
Winst
10% van de winst
2015
€ 20.046,98
€ 2.004,70
2016
€ 26.820,70
€ 2.682,01
2017
€ 17.735,85
€ 1.773,59
2018
€ 15.806,41
€ 1.580,64
Totaal
€ 80.409,94
€ 8.040,99
Op de totale winst van € 8.040,99 dienen nog de kosten ter hoogte van € 3.249,33 in mindering te worden gebracht en tenslotte moet het verschil met 10 procent worden verlaagd in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

5..Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Uit het strafdossier en het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: rapport) blijkt het volgende. [1]
Op 13 december 2018 heeft tijdens een integrale controle van de gemeente Sliedrecht in samenwerking met Bijzondere Opsporingsambtenaren, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Douane en de Belastingdienst een doorzoeking plaatsgevonden in het door de veroordeelde geëxploiteerde [naam cafe] te [vestigingsplaats cafe]. Tijdens deze doorzoeking zijn vier agenda’s betreffende de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 in beslag genomen. In deze agenda’s zaten gokbonnetjes vastgeniet waarop ingezette en uitbetaalde bedragen waren vermeld. Soms waren hier nog aantekeningen bij geschreven. Aan de hand van deze bonnetjes en de aantekeningen is het rapport opgesteld. [2]
Winst
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de berekening in het rapport uitgaat van de foutieve aanname dat alle uitbetalingen een winstcomponent bevatten. De rechtbank zal daarom bij haar berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aansluiten bij het overzicht van de verdediging waarin de uitbetalingen van winst zijn opgenomen. De rechtbank verwijst in dit kader naar de kolom “Winst” in de tabel zoals opgenomen onder de overweging “Standpunt van de verdediging”.
Percentage winst aan de veroordeelde
De veroordeelde heeft op de terechtzitting van 26 november 2021 verklaard dat hij 10 procent van de door hem aan zijn klanten uitbetaalde winsten mocht houden. De rechtbank ziet met de verdediging en de officier van justitie geen aanleiding om uit te gaan van een ander percentage en gaat daarom uit van 10 procent van de uitbetaalde winsten van in totaal € 80.409,94 (= € 8.040,99).
Kosten
Bij de berekening van de kosten zijn de volgende kostenposten meegenomen. In tegenstelling tot het rapport zal de rechtbank de kosten van de laptop niet aftrekken, nu de veroordeelde heeft verklaard dat hij de laptop al eerder had aangeschaft en niet specifiek gebruikte om de bewezenverklaarde feiten te begaan.
 Printer € 221,43

Bonpapier € 2.528,90
Totale kosten € 2.750,33
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Gezien het voorgaande bedraagt het totaal door de veroordeelde aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
Winst € 8.040,99
Kosten € 2.750,33
Totaal € 5.290,66

6..Vaststelling van de betalingsverplichting

De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van voornoemd bedrag van
€ 5.290,66kan aan de veroordeelde worden opgelegd.
Overschrijding van de redelijke termijn
Een ieder tegen wie vervolging is ingesteld, heeft op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn is in beginsel twee jaar. In zijn arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad overwogen dat als aanvangsmoment voor deze termijn kan worden aangeknoopt bij het moment van een specifiek op voordeelsontneming gerichte beslaglegging op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Uit het dossier blijkt dat geen conservatoir beslag is gelegd, omdat de Belastingdienst op 13 december 2018 al beslag had gelegd op het vermogen van de veroordeelde. Nu deze situatie feitelijk gelijk is te stellen met conservatoir beslag, zal de rechtbank de datum van 13 december 2018 aannemen als aanvangsmoment. De rechtbank stelt hierbij vast dat zij meer dan drie jaar daarna uitspraak doet en dat de redelijke termijn daardoor is geschonden met meer dan één jaar.
Gelet op deze overschrijding zal de rechtbank de verplichting tot betaling van het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel is verkregen, matigen met 10 procent (€ 529,06).
Het bovenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van € 4.761,59 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij deze beslissing zijn tevens de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen. Hetgeen namens de veroordeelde is aangevoerd omtrent zijn financiële situatie is voor de rechtbank geen aanleiding om de betalingsverplichting op een lager bedrag te stellen.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 4.761,59(zegge: vierduizend zevenhonderdeenenzestig euro en
negenenvijftig cent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van
€ 4.761,59(zegge:
vierduizend zevenhonderdeenenzestig euro en negenenvijftig cent);
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 95 (zegge: vijfennegentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 januari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van dit rapport.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art 36e 2e lid Sr, proces-verbaal nummer [procesverbaalnummer], zaaksdossier Eekhoorn, op 14 januari 2020 op ambtsbelofte opgemaakt door [naam agent], brigadier, werkzaam bij de Eenheid Rotterdam, alsmede de daarbij behorende bijlagen.