In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. De Raad heeft zorgen geuit over het sociaal en cognitief functioneren van [voornaam minderjarige] op school, waar men een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk achtte. De ouders, met name de moeder, hebben aanvankelijk niet mee willen werken aan dit verzoek, maar hebben inmiddels hun toestemming gegeven voor het onderzoek. De moeder heeft ook stappen ondernomen om haar eigen problematiek aan te pakken en heeft hulp gezocht bij de Viersprong.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen die door de Raad zijn geuit, voornamelijk zijn gebaseerd op oude en niet gespecificeerde informatie. Er is slechts sprake van een enkel incident van grensoverschrijdend gedrag, en er zijn geen actuele signalen van huiselijk geweld. De kinderrechter concludeert dat de zorg voor [voornaam minderjarige] niet zodanig is dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader door de moeder wordt geaccepteerd.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.