ECLI:NL:RBROT:2022:1484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
C/10/631918 / JE RK 22-108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige na zorgelijke signalen op school

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. De Raad heeft zorgen geuit over het sociaal en cognitief functioneren van [voornaam minderjarige] op school, waar men een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk achtte. De ouders, met name de moeder, hebben aanvankelijk niet mee willen werken aan dit verzoek, maar hebben inmiddels hun toestemming gegeven voor het onderzoek. De moeder heeft ook stappen ondernomen om haar eigen problematiek aan te pakken en heeft hulp gezocht bij de Viersprong.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen die door de Raad zijn geuit, voornamelijk zijn gebaseerd op oude en niet gespecificeerde informatie. Er is slechts sprake van een enkel incident van grensoverschrijdend gedrag, en er zijn geen actuele signalen van huiselijk geweld. De kinderrechter concludeert dat de zorg voor [voornaam minderjarige] niet zodanig is dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader door de moeder wordt geaccepteerd.

Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/631918 / JE RK 22-108
Datum uitspraak: 16 februari 2022

Beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. D.C.D. Newoor, te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan: dhr. [naam vader] , hierna te noemen: de vader.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
13 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 13 januari 2022.
Op 16 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. D.C.D. Newoor;
- de vader;
- [naam persoon 1] namens de Raad;
- [naam persoon 2] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft zich tijdens de mondelinge behandeling gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Door de school worden zorgen geuit over het sociaal en cognitief functioneren van [voornaam minderjarige] . Zij achten een persoonlijkheidsonderzoek (hierna: PO) van belang om zicht te krijgen op het grensoverschrijdend gedrag van [voornaam minderjarige] zodat passende hulpverlening kan worden ingezet. Het is zorgelijk dat de ouders geen hulpverlening rondom [voornaam minderjarige] nodig vinden. Een ondertoezichtstelling zou helpend kunnen zijn om de moeder te ondersteunen bij de opvoeding en bij het accepteren van de hulpverlening die de school nodig vindt.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De grootste zorg is dat de school van [voornaam minderjarige] al enige tijd stagneert. De school heeft aangegeven dat zij handelingsonbekwaam zijn met betrekking tot het gedrag van [voornaam minderjarige] en dat zij een PO willen om te weten hoe zij [voornaam minderjarige] beter kunnen ondersteunen. De ouders wilden hieraan in eerste instantie niet meewerken, maar inmiddels hebben zij hun toestemming gegeven. Het PO is aangevraagd, maar het kan nog minimaal vier maanden duren voordat het onderzoek kan starten. Verder zijn er enkele zorgen over de thuissituatie, waarvoor hulpverlening noodzakelijk is. De GI acht echter de hulpverlening in het vrijwillig kader toereikend, mits deze hulpverlening op de juiste manier zal worden ingezet.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is door de Raad onvoldoende onderbouwd. In het raadsrapport worden weinig concrete zorgen genoemd. De zorgen die worden genoemd zijn gebaseerd op het verleden. Er is geen sprake meer van schoolverzuim en huiselijk geweld. Daarnaast wordt er gesproken over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van [voornaam minderjarige] . Er heeft welgeteld een incident plaatsgevonden waarbij [voornaam minderjarige] een medeleerling een tik op de bil heeft gegeven om hem te laten doorlopen. Dit is vervolgens door de school groot uitgepakt. Verder is de moeder bezig om aan zichzelf te werken. Zij heeft zich aangemeld bij de Viersprong voor haar borderline problematiek en ook heeft zij inmiddels een eigen huis. De moeder erkent dat het gedrag van [voornaam minderjarige] op school zorgelijk is. Zij heeft daarom haar toestemming voor het PO gegeven. Waarschijnlijk zal uit het PO komen dat [voornaam minderjarige] ADHD heeft. De moeder brengt [voornaam minderjarige] daarom sinds kort naar bokstraining, zodat hij wat rustiger wordt. Dit verloopt positief. De moeder merkt dat hij zijn energie kwijtraakt en rustiger is thuis. De moeder acht een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. De zorgen zijn niet dermate ernstig dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Daarnaast heeft de moeder de juiste stappen gezet om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] niet in het gedrang te laten komen. Door en namens de moeder is daarom primair verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen. Subsidiair is verzocht de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes of negen maanden.
De vader heeft als informant tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat in het raadsrapport bepaalde zaken uit hun context zijn getrokken. De vader herkent de zorgen zoals genoemd in het raadsrapport niet. Hij ziet dat de moeder haar best doet en hij steunt haar indien dat nodig is.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan een ondertoezichtstelling worden uitgesproken indien - kort gezegd - sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van een minderjarige en indien de ouders de hulpverlening die nodig is om die bedreigde ontwikkeling weg te nemen niet of onvoldoende accepteren. De kinderrechter is van oordeel dat er in deze zaak onvoldoende gronden zijn om een ondertoezichtstelling uit te spreken en overweegt daartoe als volgt.
De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek van de Raad onvoldoende gemotiveerd is onderbouwd. De zorgen die worden genoemd in het raadsrapport zijn met name gebaseerd op oude en in ieder geval niet gespecificeerde informatie en daarnaast worden er conclusies getrokken die niet of onvoldoende gebaseerd zijn op de feiten. Zo wordt gesproken over seksueel grensoverschrijdend gedrag van [voornaam minderjarige] , maar is er uitsluitend sprake van een enkel incident, welke door de moeder ter zitting is toegelicht. De enkele andere door de Raad in het rapport genoemde incidenten (kinderen bij de nek pakken of dingen in het oor fluisteren) zien niet op seksueel grensoverschrijdend gedrag en lijken te worden uitvergroot. Verder zijn er op dit moment geen signalen van huiselijk geweld, deze worden in ieder geval in het Raadsrapport niet voldoende concreet gemaakt, terwijl dit wel als zorg (kennelijk vanuit het verleden) wordt genoemd. Dit geldt ook voor de andere door de Raad in het rapport genoemde zorgen.
Vast staat wel dat de school zorgen heeft over het gedrag dat [voornaam minderjarige] laat zien op school. De school heeft aangegeven handelingsonbekwaam te zijn met betrekking tot het gedrag van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft moeite om het tempo van de klas te volgen en hij heeft veel extra aandacht nodig. Een PO is noodzakelijk om zich te krijgen op de achterliggende problematiek, zodat passende hulpverlening en ondersteuning kan worden ingezet. De moeder erkent deze zorgen en zij heeft inmiddels toestemming gegeven om hieraan mee te werken. Verder heeft de moeder in de afgelopen periode voor haar eigen problematiek hulp gezocht bij de Viersprong en heeft zij inmiddels een eigen woning gevonden. Het is positief dat zij meer open is over haar geestelijke gezondheid en steun zoekt bij haar netwerk. Daarnaast is er goed contact tussen de ouders en is er sprake van omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Gebleken is dat beide ouders betrokken zijn bij [voornaam minderjarige] en het beste voor hem willen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De zorg is met name gelegen in de begeleiding die [voornaam minderjarige] op school nodig heeft, waarvoor een PO noodzakelijk is. Zonder nadere onderbouwing of deugdelijke toelichting, die ontbreekt, kan niet de conclusie worden getrokken dat deze zorg dusdanig is dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Daarbij komt dat de hulpverlening in het vrijwillig kader door de moeder wordt geaccepteerd. Het PO zal worden afgenomen. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.