“
Op woensdag 3 april 2019, omstreeks 18.30 uur, bevond ik mij op de openbare weg [straat] in [plaats] . Ik zag dat het perceel aan 4 zijden omgeven was door een watervoerende sloot. Ik zag dat de aanwezige vegetatie in de sloottaluds, aan de zijde van het perceel, over een lengte van circa 550 meter verkleurings- en afstervingsverschijnselen vertoonden die mij deden vermoeden dat deze waren behandeld met een chemisch gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof glyfosaat.
Een situatieschets van het perceel bouwland gelegen aan de [straat] met dedoodgespoten sloottaludlengtes is als bijlage 1 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
Foto's van de doodgespoten taluds zijn als bijlage 2 bij dit rapport van Bevindingen gevoegd.
Van de afstervende vegetatie in het sloottalud heb ik een monster genomen.
Ik heb het vegetatiemonster, met door de NVWA voor éénmalig gebruik verstrekte schone latex handschoenen, genomen over de gehele lengte van het doodgespoten sloottalud.
Het genomen vegetatiemonster is verpakt en gesloten in daarvoor bestemde schone secubags waarbij het monster is voorzien van zegelnummer 35147581 en het contramonster van zegelnummer 35147598. Vergezeld van het relaas van monsterneming 496/993711/2019SCH01 heb ik beide monsters naar het RIKILT te Wageningen gezonden met het verzoek het te onderzoeken via de Multimethode.
Een kopie van dit relaas van monsterneming is als bijlage 3 bij dit rapport van Bevindingen gevoegd.
Op donderdag 13-06-2019 ontving ik via mail het analyserapport van het RIKILT van bovengenoemd vegetatiemonster. Het analyserapport was voorzien van het RIKILT monsternummer RIK0547595. In analyserapport (vegetatie sloottalud) met monsternummer RIK0547595 las ik dat de volgende werkzame stof is aangetroffen: GLYFOSAAT 1,5 mg/kg
Een kopie van het RIKILT analyserapport is als bijlage 4 bij dit rapport van Bevindingen gevoegd.
Het is mij bekend dat GLYFOSAAT houdende gewasbeschermingsmiddelen géén toelating hebben voor het (dood)spuiten van sloottaluds. Het gebruik van een GLYFOSAAT houdend gewasbeschermingsmiddel is derhalve in strijdt met het wettelijk gebruiksvoorschrift.
Naar aanleiding van bovenstaande bevond ik mij op woensdag 10 april 2019, omstreeks 12.20 uur op het landbouwbedrijf van [eiseres] gevestigd aan [adres] . Nadat ik mij gelegitimeerd had als toezichthouder van de NVWA ontmoette ik een persoon die zich aan mij voorstelde als [vennoot] , mede vennoot van [eiseres] . Vervolgens deelde ik [vennoot] de reden van mijn komst mede, te weten het doodspuiten van sloottaluds, over een lengte van circa 550 meter, bij een perceel aan de [adres] .
[vennoot] deelde mij mede dat hij wist waar het over ging en dat hij eigenaar was van dit perceel. Aansluitend liep ik, op mijn verzoek, vergezeld door [vennoot] naar de opslag van de gewasbeschermingsmiddelen voor controle van de voorraad gewasbeschermingsmiddelen. Ik zag dat de ruimte, waarin de gewasbeschermingsmiddelen worden bewaard, zich aan de voorkant van een van de bedrijfsgebouwen bevond. Op mijn verzoek opende [vennoot] het deurtje van de ruimte met daarin de voorraad gewasbeschermingsmiddelen. Ik zag dat in deze ruimte onder andere een aangebroken 20 liter verpakking MATOS EXTRA mettoelatingsnummer 14681N stond. In deze verpakking was nog circa 10 liter aanwezig.
Een foto van de aangetroffen verpakking MATOS EXTRA is als bijlage 5 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
Ik zag verder een gekeurde getrokken veldspuit op het erf staan.
Ik zag op het etiket behorend bij de verpakking MATOS EXTRA onder de toepassingsvoorwaarden onder andere staan:
Bij de toepassing op tijdelijk onbeteeld terrein mogen sloottaluds niet gespoten worden.
Het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel MATOS EXTRA, 14681N is derhalve in strijdt met het wettelijk gebruiksvoorschrift toegepast, het wettelijk gebruiksvoorschrift van het gewasbeschermingsmiddel MATOS EXTRA, 14681N is als bijlage 6 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
(…)
Nadat ik [vennoot] had meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij op woensdag 10 april 2019, omstreeks 12.40 uur, op mijn vragen het volgende:
"Ik vorm samen met mijn vrouw de VOF. Ik vertegenwoordig de VOF in mijn persoon. Ik ben verantwoordelijk voor het beleid waaronder de gewasbescherming. Het perceel is eigendom van [eiseres] . Ik heb op 27 februari 2019 het gewasbeschermingsmiddel MATOS gespoten op het toen nog onbeteelde perceel aan [adres] . Zoals u gezien heeft is het perceel nu ingezaaid. Ik heb nog een restant van het gewasbeschermingsmiddel MATOS in voorraad. Ik heb deze toepassing ook geregistreerd zoals ik u liet zien. In de spuitadministratie staat MATADOR maar hier wordt MATOS bedoeld. Ik was tijdens het spuiten aan het opletten dat ik met mijn spuitboom niet in de draad van de afrastering kwam. Ik had de kantdop aan tijdens het spuiten. Ik heb me gefocust op het recht rijden langs de draad. Omdat het perceel niet vlak was was ikgeconcentreerd op het recht rijden langs de draad. Ik heb hierdoor de spuitnevel niet onder de aandacht gehad. Toen de vegetatie in het talud aan het doodgaan/afsterven was merkte ik het pas op. Hier moet ik een volgende keer meer rekening mee houden. Ik was mij niet bewust dat het verkeerd ging. Het kan niet anders dat windinvloed de oorzaak is geweest van dit probleem. Ik heb het gewasbeschermingsmiddel MATOS aangekocht bijgewasbeschermingsmiddelen handelaar [naam] in [plaats] . Op 26 februari is het gewasbeschermingsmiddel MATOS geleverd. Ik zal u de factuur via de mail toesturen".
Een kopie van de spuitadministratie is als bijlage 7 bij dit rapport van bevindingen gevoegd.
Kopie aankoop MATOS is als bijlage 8 bij dit rapport van Bevindingen gevoegd.”