In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 19 januari 2022 een verzoek ingediend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een zorgaccommodatie voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat [naam kind] kampt met ernstige verslavingsproblematiek en de thuissituatie onhoudbaar is geworden. De moeder van [naam kind] is overbelast en kan de zorg voor haar dochter niet meer dragen, vooral gezien de zorg voor twee andere jonge kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren heeft plaatsgevonden, zijn zowel [naam kind] als de moeder en een vertegenwoordigster van de GI verschenen. Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet goed beheerst, was er een beëdigde tolk aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind], zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er al lange tijd ernstige zorgen zijn over de verslavingsproblematiek van [naam kind], die sinds november 2020 harddrugs, softdrugs en alcohol gebruikt.
De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met ingang van 7 februari 2022 tot 31 juli 2022, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 16 februari 2022.