In deze huurzaak heeft de stichting Havensteder, als verhuurder, een vordering ingesteld tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot gebreken in de huurwoning en de huurprijs. De huurder had eerder een verzoek ingediend bij de Huurcommissie voor huurprijsvermindering vanwege gebreken aan de woning, waaronder een gedateerde badkamer en slecht sluitende deuren. De Huurcommissie had geoordeeld dat er sprake was van een ernstig gebrek, wat leidde tot een tijdelijke huurprijsverlaging. Havensteder betwistte de uitspraak van de Huurcommissie en stelde dat er geen ernstig gebrek was, en dat de procedure niet eerlijk was verlopen omdat zij niet bij het onderzoek betrokken was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Havensteder tijdig was ingesteld, waardoor de uitspraak van de Huurcommissie haar rechtskracht had verloren. De kantonrechter oordeelde dat de slecht sluitende deuren geen ernstig gebrek in de zin van de wet vertegenwoordigden, maar dat er wel sprake was van een gebrek dat het huurgenot substantieel aantastte. De kantonrechter heeft een huurprijsvermindering van 5% per maand toegewezen, met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop de gebreken waren gemeld. De uitspraak van de Huurcommissie werd nietig verklaard, en de kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.