ECLI:NL:RBROT:2022:1545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/10/629942 / JE RK 21-3200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsovername in internationale kinderbeschermingszaak met betrekking tot minderjarigen verblijvende in Frankrijk

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan over de aanvaarding van de bevoegdheid inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid over twee minderjarigen, die verblijven in Frankrijk. De zaak betreft de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], waarvan het ouderlijk gezag in beginsel bij de ouders berust, maar geschorst is door de Franse kinderrechter. De kinderrechter in Rotterdam heeft vastgesteld dat de Franse kinderrechter op 25 oktober 2021 verzocht heeft om de bevoegdheid over de minderjarigen aan te nemen, in overeenstemming met artikel 15 van de Brussel II-bis verordening. Dit verzoek is gedaan omdat de ouders van de minderjarigen in Nederland verblijven en de kinderen zo spoedig mogelijk naar Nederland moeten worden overgebracht.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de bijzondere band van de minderjarigen met Nederland erkend, gezien hun Nederlandse nationaliteit. De ouders hebben ingestemd met het verzoek om de bevoegdheid aan te nemen. De kinderrechter heeft echter ook gewezen op de complicerende factor dat het systeem van kinderbeschermingsmaatregelen in Frankrijk verschilt van dat in Nederland. Daarom is het noodzakelijk om de Franse kinderbeschermingsmaatregelen om te zetten naar het Nederlandse recht, zodat de minderjarigen een passende plek in Nederland kunnen krijgen.

De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarigen en om advies te geven over de omzetting van de Franse maatregelen naar Nederlandse maatregelen. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 juli 2022, met de opdracht aan de Raad om uiterlijk twee weken voor deze datum de benodigde informatie aan de kinderrechter te verstrekken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022, en schriftelijk vastgesteld op 25 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/629942 / JE RK 21-3200
Datum uitspraak: 17 februari 2022

Beschikking

in de zaak van

TRIBUNAL POUR ENFANTS te ALBI,

hierna te noemen: de jeugdrechtbank te Albi,
gevestigd te Albi (Frankrijk),
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] ( [geboorteland minderjarige] ), hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 2] ( [geboorteland minderjarige] ),
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder,

niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
laatst opgegeven postadres: [adres] , [postcode] [woonplaats] (Nederland),
advocaat: mr. R. Shahbazi, te ‘s-Gravenhage,

[naam vader] , hierna te noemen: de vader,

niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP),
laatst opgegeven postadres: [adres] , [postcode] [woonplaats] (Nederland),
advocaat: mr. R. Shahbazi, te ’s-Gravenhage.
In zijn adviserende en/of toetsende taak wordt in de procedure betrokken:

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam (Nederland).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 17 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van de moeder, ongedateerd, ingekomen bij de griffie op 20 januari 2022;
- de brief van de moeder van 26 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 9 februari 2022;
- het e-mailbericht van de moeder van 8 februari 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de ouders van 16 februari 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 17 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] berust in beginsel bij de ouders, maar is geschorst bij bevel van de kinderrechter in de jeugdrechtbank te Albi (hierna: de Franse kinderrechter) van 9 april 2021.
Bij arrest van 22 mei 2021 van het Hof van Beroep van Toulouse is de beslissing van de Franse kinderrechter van 30 juli 2020, waarin de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is verlengd, bekrachtigd.
Bij vonnis van 29 juli 2021 heeft de Franse kinderrechter de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot en met 31 juli 2022.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in “Maison d'Enfants La Landelle” te Palleville (Frankrijk).
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2022 is het verzoek aangehouden in afwachting van nadere informatie.

Het verzoek

De Franse kinderrechter heeft in voormeld vonnis van 29 juli 2021 aangekondigd contact op te nemen met haar Nederlandse collegae voor de overdracht van de opvang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar Nederland en een zo spoedig mogelijke terugkeer van de kinderen naar hun land van herkomst. De Franse kinderrechter heeft vervolgens de Nederlandse rechter op 25 oktober 2021 verzocht de bevoegdheid over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te aanvaarden, overeenkomstig artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van de verordening (EG) 1347/2000 (hierna: Brussel II-bis).

Het standpunt van de ouders

De ouders stemmen in met het verzoek.

De beoordeling

Het wettelijk kader
Artikel 15, Brussel II-bis biedt – kort gezegd – het gerecht dat bevoegd is te beslissen in een zaak met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid de mogelijkheid om die zaak over te dragen naar een gerecht van een andere lidstaat indien naar hun inzicht een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen.
Voor een dergelijke overdracht kunnen twee wegen worden bewandeld. Het gerecht kan de behandeling van de zaak aanhouden en de partijen uitnodigen om een daartoe strekkend verzoek te richten aan het gerecht van die andere lidstaat (lid 1, sub a) of zij kan het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid uit te oefenen (lid 1, sub b), welke bevoegdheid door het aangezochte gerecht al dan niet kan worden aanvaard. Gelet op het ingediende verzoek heeft de jeugdrechter laatstgenoemde route gekozen.
De vereisten voor aanvaarding
In de beschikking van 17 januari 2022 heeft de kinderrechter beslist dat de Franse kinderrechter bevoegd is een dergelijk verzoek te doen. Ook heeft de kinderrechter vastgesteld dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een bijzondere band hebben met Nederland, omdat zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Daarnaast begrijpt de kinderrechter het verzoek van de Franse kinderrechter aldus dat het belang van de kinderen meebrengt dat zij zo spoedig mogelijk naar het land kunnen worden overgebracht waarmee zij het meest verbonden zijn en waar hun ouders woonachtig zijn.
In het belang van het kind
Destijds kon de kinderrechter nog niet op basis van de informatie vaststellen dat de ouders zich in Nederland hebben gevestigd en daar hun gewone verblijfplaats hebben. Ter zitting heeft de kinderrechter vastgesteld dat de ouders nog niet zijn ingeschreven in Nederland, maar wel fysiek ter zitting zijn verschenen. De ouders zijn dus kennelijk in Nederland en hebben ook een postadres in Nederland. Ook zijn de ouders bereid zich in te schrijven in Nederland.
De aanvaarding
Op grond van het voorgaande zal de kinderrechter met instemming van de ouders de bevoegdheid aanvaarden.
Er is echter een complicerende factor, namelijk dat het systeem van kinderbeschermingsmaatregelen in Frankrijk afwijkt van het systeem in Nederland. De volgende stap is daarom om de kinderbeschermingsmaatregelen naar Frans recht om te zetten naar Nederlands recht, zodat de kinderen naar Nederland kunnen komen en hier een passende plek kunnen krijgen.
Op voet van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kinderrechter in elke stand van de zaak de Raad oproepen om het advies van de Raad in te winnen, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht.
De kinderrechter zal de Raad vragen onderzoek te doen naar de situatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de kinderrechter van informatie te voorzien hoe de Franse kinderbeschermingsmaatregel kan worden omgezet naar een Nederlandse beschermingsmaatregel. Dit moet in ieder geval gebeuren voor 31 juli 2022, de datum waarop de Franse maatregel ten aanzien van de uithuisplaatsing van de kinderen afloopt.
De kinderrechter zal daarom de behandeling van de zaak aanhouden tot 1 juli 2022 pro forma. De stukken zullen in handen van de Raad worden gesteld voor onderzoek en advies. De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter de benodigde informatie toe te sturen en zo nodig een passend verzoek in te dienen.

De beslissing

De kinderrechter:
aanvaardt de bevoegdheid overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de Brussel II-bis verordening ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ;
verzoekt de jeugdrechtbank te Albi en het Hof van Toulouse (een kopie van) het dossier – eventueel via tussenkomst van de Franse en Nederlandse Centrale Autoriteiten – aan haar te doen toekomen uiterlijk op 1 juli 2022;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2022 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de belanghebbenden en mr. Shahbazi op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking wordt toegezonden aan de kinderrechter in de jeugdrechtbank te Albi (
TRIBUNAL POUR ENFANTS te ALBI)en het
HOF VAN TOULOUSE;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum aan de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.