ECLI:NL:RBROT:2022:1549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632982 / JE RK 22-280
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 2 februari 2022 het verzoek indiende. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de vader van [naam kind], bijgestaan door zijn advocaat mr. A.F.M. den Hollander, en een vertegenwoordigster van de GI verschenen. De moeder is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders, maar dat [naam kind] bij de vader woont. [naam kind] is onder toezicht gesteld sinds 28 januari 2021, en deze maatregel is verlengd tot 28 januari 2023. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de thuissituatie onvoldoende structuur en stabiliteit biedt. De vader steunt dit verzoek, terwijl [naam kind] zelf aangeeft niet uit huis geplaatst te willen worden.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Ondanks eerdere hulpverlening is de situatie thuis niet verbeterd en zijn er zorgen over de invloed van vrienden en de kans op crimineel gedrag. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met de opdracht aan de GI om zo snel mogelijk een passende plek voor [naam kind] te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/632982 / JE RK 22-280
Datum uitspraak: 17 februari 2022

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. A.F.M. den Hollander, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
2 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 2 februari 2022.
Op 17 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
De jeugdbeschermer [naam] en mr. Den Hollander zijn via Teams gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 28 januari 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 28 januari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de thuissituatie ontbreekt het aan structuur en stabiliteit. [naam kind] is heel beïnvloedbaar en loopt het risico om op het verkeerde pad terecht te komen. Er moet voorkomen worden dat [naam kind] in het strafrechtelijk kader terecht komt. In juli 2021 is al eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar in samenspraak met Horizon is toen besloten om in plaats daarvan hupverlening in de vorm van Gezin Totaal in te zetten. Er werden nog mogelijkheden gezien binnen het systeem. Op dit moment zijn de zorgen over [naam kind] ondanks de inzet van die hulpverlening niet weggenomen. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk om afstand te creëren tussen [naam kind] en zijn vrienden. De GI is druk bezig om een passende plek voor [naam kind] te vinden, waarbij aandacht moet zijn voor zijn licht verstandelijke beperking (lvb). Hierbij wordt gedacht aan een vorm van een buitenlandtraject, de Mate van Horizon of een driemilieusvoorziening.

Het standpunt van de vader

De vader is het eens met het verzoek. De vader heeft al langere tijd zijn zorgen geuit over het gedrag van [naam kind] en over dat de thuissituatie niet meer houdbaar is. De vader vindt het vreemd dat de GI niets heeft gedaan met de beschikking van 26 juli 2021 waarin de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. Er is toen onvoldoende gezocht naar een passende plek. In plaats daarvan is gekozen voor een lichtere aanpak met het traject Gezin Totaal. De GI is destijds heel weinig langsgekomen en de vader moest het zelf uitzoeken. Ondertussen zijn er nieuwe verdenkingen tegen [naam kind] ontstaan over ernstige strafbare feiten en is de politie aan de deur geweest. Er moet voorkomen worden dat [naam kind] in een justitiële jeugdinrichting terechtkomt. De vader is van mening dat [naam kind] niet langer thuis kan blijven. Dat was al veel eerder zo, reden waarom hij grote frustraties voelt over de gang van zaken bij de GI. Er had al veel langer een plek gevonden moeten worden. De vader wil het beste voor zijn zoon. De vader herkent zich niet in de lvb-kenmerken bij [naam kind]. Een driemilieusvoorziening is het meest passend: onderwijs, vrijetijdsbesteding en wonen op één plek. De GI moet zo snel mogelijk met een concrete plaatsing komen.

De mening van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat hij niet uit huis geplaatst wil worden. Hij heeft zijn gedrag verbeterd. [naam kind] gaat sinds kort weer naar school toe. Ook gedraagt hij zich respectvoller naar anderen toe.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Op 28 januari 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld vanwege ernstige zorgen over zijn gedrag. Hij vertoont zelfbepalend gedrag en heeft moeite met het accepteren van gezag. Ook is hij destijds in aanraking gekomen met de politie vanwege zeer ernstige delicten. Beide ouders hebben destijds aangegeven dat zij [naam kind] niet meer onder controle hebben. Bij beschikking van 26 juli 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, aangezien nog steeds dezelfde zorgen bij [naam kind] aanwezig waren. Om diverse redenen is toen geen gebruikt gemaakt van deze machtiging. De GI heeft in overleg met Horizon gekozen om Gezin Totaal in de thuissituatie in te zetten. Ook is [naam kind] in november 2021 gestart op het Educatief Centrum. Deze hulpverlening is echter ontoereikend gebleken. In de thuissituatie heeft [naam kind] vermijdend gedrag laten zien. Ook zijn er opnieuw verdenkingen van ernstige strafbare feiten. [naam kind] wordt waarschijnlijk beïnvloed door zijn vrienden die zich in het criminele circuit begeven. Daarnaast is [naam kind] op het Educatief Centrum niet meer gemotiveerd en is hij veel afwezig. De vader is momenteel niet meer in staat om [naam kind] thuis te beschermen. De ouders voelen zich machteloos. Anders dan [naam kind] zelf van mening is, is er bij de kinderrechter, net als bij GI en de ouders geen vertrouwen meer dat de situatie thuis goed gaat komen. De vooruitgang die [naam kind] zelf ziet in zijn gedrag, is van heel recente datum, te weinig én wordt door anderen deels niet zo benoemd of gezien. Het is noodzakelijk dat [naam kind] uit huis wordt geplaatst, zodat hij afstand kan nemen van zijn vrienden en zich kan richten op zijn eigen ontwikkeling. Hierbij heeft [naam kind] structuur en begeleiding nodig. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI dient zo snel mogelijk een passende plek voor [naam kind] te vinden, waar hij structuur, behandeling en onderwijs krijgt.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 februari 2022 tot 28 januari 2023;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.