In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 2 februari 2022 het verzoek indiende. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de vader van [naam kind], bijgestaan door zijn advocaat mr. A.F.M. den Hollander, en een vertegenwoordigster van de GI verschenen. De moeder is niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders, maar dat [naam kind] bij de vader woont. [naam kind] is onder toezicht gesteld sinds 28 januari 2021, en deze maatregel is verlengd tot 28 januari 2023. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de thuissituatie onvoldoende structuur en stabiliteit biedt. De vader steunt dit verzoek, terwijl [naam kind] zelf aangeeft niet uit huis geplaatst te willen worden.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Ondanks eerdere hulpverlening is de situatie thuis niet verbeterd en zijn er zorgen over de invloed van vrienden en de kans op crimineel gedrag. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met de opdracht aan de GI om zo snel mogelijk een passende plek voor [naam kind] te vinden.