In deze zaak heeft Hap Foods Holland B.V. (hierna: Hap) een vordering ingesteld tegen Hartjes Vlees B.V. en Orangetop B.V. (hierna: Hartjes en Orangetop) wegens schade die zij heeft geleden door de levering van gepekelde varkenspoten die achteraf besmet bleken te zijn met salmonella. Hap had de varkenspoten gekocht van Orangetop om deze door te verkopen aan een klant in Liberia. Na de verkoop heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) salmonella vastgesteld in het vlees van de leverancier van Orangetop, wat leidde tot de vernietiging van de varkenspoten door de Liberiaanse autoriteiten. Hap vorderde schadevergoeding van Hartjes en Orangetop, omdat zij van mening was dat deze partijen hun contractuele verplichtingen niet waren nagekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen Hap en Orangetop was gesloten, en dat de vordering tegen Hartjes moest worden afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat Orangetop verplicht was om varkenspoten te leveren die geschikt waren voor consumptie. De rechtbank concludeerde dat Orangetop tekort was geschoten in haar verplichtingen door mogelijk besmette varkenspoten te leveren, en dat zij aansprakelijk was voor de schade die Hap had geleden.
De rechtbank heeft Hap in de gelegenheid gesteld om haar schade nader toe te lichten en heeft de kosten voor de vernietiging van de varkenspoten en de kosten voor het onderzoek van Crawford toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten werden afgewezen, omdat Hap onvoldoende had aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden had verricht. De zaak is verwezen naar een zitting voor verdere toelichting van de schade door Hap.