ECLI:NL:RBROT:2022:1621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
587630 HA ZA 19-1155
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor salmonella in gepekelde varkenspoten en schadevergoeding

In deze zaak heeft Hap Foods Holland B.V. (hierna: Hap) een vordering ingesteld tegen Hartjes Vlees B.V. en Orangetop B.V. (hierna: Hartjes en Orangetop) wegens schade die zij heeft geleden door de levering van gepekelde varkenspoten die achteraf besmet bleken te zijn met salmonella. Hap had de varkenspoten gekocht van Orangetop om deze door te verkopen aan een klant in Liberia. Na de verkoop heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) salmonella vastgesteld in het vlees van de leverancier van Orangetop, wat leidde tot de vernietiging van de varkenspoten door de Liberiaanse autoriteiten. Hap vorderde schadevergoeding van Hartjes en Orangetop, omdat zij van mening was dat deze partijen hun contractuele verplichtingen niet waren nagekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen Hap en Orangetop was gesloten, en dat de vordering tegen Hartjes moest worden afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat Orangetop verplicht was om varkenspoten te leveren die geschikt waren voor consumptie. De rechtbank concludeerde dat Orangetop tekort was geschoten in haar verplichtingen door mogelijk besmette varkenspoten te leveren, en dat zij aansprakelijk was voor de schade die Hap had geleden.

De rechtbank heeft Hap in de gelegenheid gesteld om haar schade nader toe te lichten en heeft de kosten voor de vernietiging van de varkenspoten en de kosten voor het onderzoek van Crawford toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten werden afgewezen, omdat Hap onvoldoende had aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden had verricht. De zaak is verwezen naar een zitting voor verdere toelichting van de schade door Hap.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: 587630 HA ZA 19-1155
vonnis van 16 februari 2022,
in de zaak van:
de besloten vennootschap
Hap Foods Holland B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiser,
advocaat: mr. M.A.W. van Maanen en I.F. Regtien,
tegen
de besloten vennootschap
Hartjes Vlees B.V.,
gevestigd te Oss,
de besloten vennootschap
Orangetop B.V.,
gevestigd te Oss,
gedaagden,
advocaat: mr. R.G.F. Lammers.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Hap’, ‘Hartjes’ en ‘Orangetop’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met bijlagen;
de vrijwaringsvordering van Hartjes en Orangetop;
het antwoord van Hap op de vrijwaringsvordering;
het tussenvonnis waarin de vrijwaringsvordering van Hap is toegewezen;
de conclusie van antwoord met bijlagen;
de conclusie van repliek met bijlagen;
de conclusie van dupliek met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2022. De datum voor de uitspraak van dit vonnis is bepaald op vandaag.

2..Het geschil

2.1
Hap heeft van Orangetop [1] gepekelde varkenspoten gekocht om deze weer door te verkopen naar een koper in Liberia. Na verkoop aan de Liberiaanse koper heeft de NVWA salmonella vastgesteld in varkensvlees van de leverancier van Orangetop. De Liberiaanse autoriteiten hebben na onderzoek gemeld dat zij ook bij de door Hap geleverde varkenspoten salmonella hebben aangetroffen. Zij hebben vervolgens gemeld dat de varkenspoten zijn vernietigd.
2.2
Hap stelt zich op het standpunt dat Hartjes en Orangetop aan haar een schadevergoeding moeten betalen omdat Hartjes en Orangetop de tussen partijen gesloten overeenkomst vanwege de (verdenking van) besmetting met salmonella niet deugdelijk zijn nagekomen. Zij vordert dat Hartjes en Orangetop worden veroordeeld tot betaling aan Hap van:
I. USD 325.097,90 aan schade met de samengestelde wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
II. € 4.325,88 aan expertisekosten met de samengestelde wettelijke rente vanaf 18 november 2019;
III. € 3.400,49 aan buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. een vergoeding voor de door Hap gemaakte proceskosten en nakosten.
2.3
Hartjes en Orangetop betwisten dat zij in hun verplichtingen zijn tekortgekomen en zij betwisten de door Hap gestelde schade. Hartjes voert verder aan dat zij geen partij was bij de overeenkomst.

3..De beoordeling

De Nederlandse rechter is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing
3.1
De geleverde varkenspoten zijn na aankoop door Hap geleverd aan een klant in Liberia en daar vernietigd. De zaak heeft daarmee een internationaal aspect. De Nederlandse rechter is in dit geval bevoegd van de zaak kennis te nemen omdat Hartjes en Orangetop de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet hebben betwist en zij in Nederland zijn gevestigd. Nederlands recht is van toepassing omdat partijen Nederlands recht van toepassing hebben verklaard en Hartjes en Orangetop hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
De overeenkomst geldt tussen Hap en Orangetop; de vordering tegen Hartjes wordt afgewezen
3.2
Bij de beantwoording van de vraag tussen wie een overeenkomst is gesloten gaat het erom wat partijen over en weer hebben verklaard, hoe zij zich hebben gedragen en wat zij over en weer gerechtvaardigd mochten verwachten. Aangezien Hap zich in deze zaak beroept op een overeenkomst met Hartjes, heeft zij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast. Het is dus aan Hap om uit te leggen waarom zij Hartjes als haar wederpartij beschouwt en niet Orangetop.
3.3
Uit de door Hap gestelde feiten volgt niet dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij een overeenkomst aanging met Hartjes. Hap stelt niet op welke wijze de overeenkomst is aangegaan en waarom zij er toen van uitging dat Hartjes haar wederpartij was, terwijl deze gang van zaken in beginsel doorslaggevend is. De ‘confirmation orders’ zijn weliswaar gericht aan
Hap Meat Processingmaar dat komt niet overeen met Hartjes Vlees B.V. en bovendien staat bij
plantook
Gold top + Orange Top. Uit de correspondentie die daarna tussen partijen is gevoerd kan evenmin worden afgeleid dat partijen ervan zijn uitgegaan dat Hartjes partij was bij de overeenkomst. Het is immers niet ongebruikelijk dat bij een groepsverband zoals hier aan de orde vanuit verschillende vennootschappen wordt gecorrespondeerd. Daar staat tegenover dat de facturen zijn verzonden in naam van Orangetop en dat de varkenspoten zijn geleverd door Orangetop.
3.4
De rechtbank gaat er vanwege het voorgaande van uit dat de overeenkomst is aangegaan met Orangetop. Dat betekent dat de vordering tegen Hartjes zal worden afgewezen. Voor niet-ontvankelijkheid bestaat geen grond, omdat niet-ontvankelijkheid slechts volgt als een partij vanwege processuele gronden geen vordering kan instellen. Dat is hier aan niet aan de orde.
Orangetop was verplicht om niet-verdachte varkenspoten te leveren
3.5
De rechtbank volgt Hap in haar standpunt dat Orangetop verplicht was om varkenspoten te leveren die geschikt waren om voor consumptie te worden doorverkocht. Als de varkenspoten vanwege een verdenking van salmonella niet konden worden doorverkocht, dan is Orangetop in beginsel tekortgekomen in de nakoming van haar verplichtingen. Zij moet dan de door Hap geleden schade vergoeden voor zover haar deze tekortkoming kan worden toegerekend. De rechtbank baseert dit oordeel op het volgende.
3.6
De vraag waartoe partijen op grond van de overeenkomst verplicht zijn moet worden beantwoord aan de hand van wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, aangevuld met de wet en de redelijkheid en billijkheid. [2] Bij de vraag wat Orangetop als verkoper moest leveren, gaat het er echter in de eerste plaats om wat Hap als koper mocht verwachten. [3] In dit geval mocht Hap verwachten dat de varkenspoten geschikt waren om te worden doorverkocht. Orangetop wist immers dat Hap de varkenspoten met dit doel had gekocht.
3.7
Uit de verplichting van een levensmiddelenbedrijf om vlees ten aanzien waarvan een redelijke verdenking bestaat dat het schadelijk is voor de volksgezondheid uit de handel te halen [4] , volgt al dat dergelijk vlees niet meer gewoon kan worden doorverkocht. De verplichting om het vlees uit de handel te halen zou immers ook op de koper komen te rusten en de koper zou het risico dragen dat het vlees uit de handel wordt gehaald en wordt vernietigd. Bovendien blijkt uit de afgegeven keuringscertificaten dat het vlees geschikt is voor menselijke consumptie. Hap mocht daarom verwachten dat bij de te leveren varkenspoten geen sprake zou zijn van zo’n verdenking. Daarbij is niet relevant dat de NVWA de verdenking nog niet had vastgesteld of dat Orangetop ook niet wist dat de varkenspoten als verdacht zouden worden aangemerkt. De eigenschap op basis waarvan de verdenking later is vastgesteld, namelijk dat het vlees afkomstig was van de betreffende slachterij, was op het moment van levering immers wel al aanwezig.
3.8
De vraag of de varkenspoten daadwerkelijk besmet zijn, is daarom slechts relevant voor zover het voor Hap redelijkerwijs mogelijk was om vast te laten stellen dat de varkenspoten of een deel van de partij veilig was en dus kon worden verkocht. Als dit niet mogelijk was dan is het immers de redelijke verdenking van salmonella alleen al die maakt dat de varkenspoten voor Hap (of haar koper) onbruikbaar zijn.
De geleverde partij varkenspoten was verdacht en is daarom vernietigd
3.9
Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit eind 2018 heeft vastgesteld dat bij de slager en leverancier van Orangetop salmonella is geconstateerd in varkensvlees. Dit maakt dat de ten aanzien van de door Orangetop geleverde partij varkenspoten er een redelijke verdenking is ontstaan dat deze tevens besmet zijn met salmonella.
3.1
Vanwege deze verdenking konden de varkenspoten niet meer worden verkocht zonder dat vastgesteld zou worden dat de varkenspoten veilig zijn. Feit van algemene bekendheid is immers dat het eten van niet-voldoende verhit varkensvlees dat is besmet met salmonella gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid. Om die reden mag besmet vlees niet aan consumenten worden verkocht. Orangetop heeft niet aangevoerd dat zij ervan uitging dat de varkenspoten eerst verhit zouden worden voordat zij aan consumenten verkocht zouden worden. Dit ligt bij gepekelde varkenspoten ook niet voor de hand. Voor zover Hap heeft willen aanvoeren dat het feit dat de varkenspoten gepekeld waren gelijk kan worden gesteld met het voldoende verhitten van de varkenspoten, wordt dat standpunt niet gevolgd. Nog los van de vraag of pekelen de salmonella inderdaad doodt, heeft Hap niet aangevoerd dat een dergelijke bewerking door warenautoriteiten wordt geaccepteerd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat varkenspoten vanwege de mogelijke besmetting met salmonella niet meer normaal verhandeld konden worden.
3.11
De rechtbank gaat er verder van uit dat de Liberiaanse autoriteiten de partij varkenspoten hebben vernietigd omdat zij menen daarin salmonella te hebben aangetroffen. De rechtbank laat daarbij in het midden of daadwerkelijk nog levende salmonella kan zijn aangetroffen want dat zou niet tot een ander oordeel leiden. Orangetop heeft erop gewezen dat er in Liberia sprake is van corruptie maar daaruit kan nog niet worden afgeleid dat er bij het onderzoek is gefraudeerd. Dit geldt temeer omdat het onderzoek is gedaan naar aanleiding van een melding van de NVWA en niet valt in te zien welk belang de Liberiaanse autoriteiten erbij hebben om te frauderen. Ook als zou moeten worden aangenomen dat de conclusie van het onderzoek niet juist was, dan doet dat er niet aan af dat het de redelijke verdenking van salmonella is die maakt dat de partij varkenspoten niet op de markt mocht worden gebracht.
3.12
De rechtbank gaat er verder van uit dat de Liberiaanse autoriteiten de partij varkenspoten daadwerkelijk heeft vernietigd. Orangetop betwist dit weliswaar maar naar het oordeel van de rechtbank is deze betwisting onvoldoende onderbouwd. Hap heeft immers een brief bijgevoegd van de deputy minister for industry waarin staat dat de varkenspoten zullen worden vernietigd en een brief waarin staat dat de vernietiging heeft plaatsgevonden. Hap heeft verder een verslag bijgevoegd van een door haar ingeschakelde agent die ook bevestigt dat de varkenspoten zijn vernietigd. Of de varkenspoten op de door de World Health Organization voorgeschreven wijze zijn vernietigd of dat deze mogelijk alleen zijn ‘gedumpt’ is in deze procedure niet van belang. Het gaat er immers om dat de varkenspoten niet meer konden worden verhandeld.
3.13
Het voorgaande betekent dat Orangetop door het leveren van mogelijk met salmonella besmette varkenspoten tegenover Hap is tekortgekomen in haar verplichting. Zij is daarom aansprakelijk voor de door Hap geleden schade voor zover de tekortkoming aan Orangetop kan worden toegerekend.
De tekortkoming moet aan Orangetop worden toegerekend
3.14
Tussen partijen lijkt niet in geschil dat Orangetop niet op de hoogte was van de besmetting met salmonella bij haar leverancier. Naar het oordeel van de rechtbank komt het krachtens verkeersopvattingen echter voor haar rekening dat de varkenspoten achteraf verdacht waren. Het was immers de keuze van Orangetop om bij de betreffende slachterij af te nemen. Het is Orangetop geweest die erop heeft vertrouwd dat bij de slachterij voldoende maatregelen zijn getroffen en dat voldoende is gecontroleerd op de aanwezigheid van salmonella. De slachterij was daartoe op grond van Europese richtlijnen immers verplicht. [5] Hap heeft daarop geen invloed gehad. Bovendien is het zo dat Orangetop mogelijk haar leverancier kan aanspreken.
3.15
Mogelijk is het zo dat de varkenspoten deels ten onrechte zijn vernietigd omdat vanwege de pekel en de verstreken tijd eventuele salmonella al moest zijn verdwenen. Het komt echter voor rekening van Orangetop dat niet is vastgesteld dat een deel van de varkenspoten veilig kon worden verkocht. Orangetop heeft namelijk onvoldoende naar voren gebracht dat Hap niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om te laten onderzoeken of de betreffende partij wel veilig was. Orangetop heeft niet aangevoerd dat het kans van slagen zou hebben gehad om bij de Liberiaanse autoriteiten aan te kaarten dat de salmonella vanwege de pekel mogelijk was gedood. Het onderzoek waarop zij die conclusie baseert is ook van na de vernietiging.
3.16
Orangetop heeft verder wel aangevoerd dat Hap meer had moeten doen om vernietiging te voorkomen, maar wat zij meer had moeten doen heeft Orangetop onvoldoende uitgelegd. Zo heeft Hap onweersproken gesteld dat zij voor de informatie over welke vaten mogelijk besmet zouden zijn afhankelijk was Orangetop en dat Orangetop aanvankelijk heeft geschreven dat het ging om 3.000 besmette vaten. Dat zij een aantal maanden daarna heeft geschreven dat het niet om tien containers maar slechts om vijf ging, betekent nog niet dat Hap toen nog in staat was om de vernietiging (deels) tegen te houden. Het besluit tot vernietiging was toen immers al genomen. Het lag bovendien op de weg van Orangetop om haar informatie over het geleverde varkensvlees en de mogelijke besmetting ervan op orde te hebben.
Orangetop moet de misgelopen koopprijs vergoeden
3.17
Hap heeft recht op vergoeding van de door haar geleden schade. Die schade bestaat in de eerste plaats uit de vanwege de vernietiging misgelopen koopsom. Hap zal haar vordering op dit punt echter nader moeten onderbouwen. Hap dient duidelijk te maken voor welk bedrag zij de varkenspoten precies heeft verkocht en daarbij een onderscheid maken tussen daadwerkelijke koopsom en andere kosten. Zij zal haar stellingen zo veel als redelijkerwijs mogelijk met stukken moeten onderbouwen. De huidige stukken bieden hierover onvoldoende duidelijkheid, althans daarop ontbreekt een deugdelijke toelichting. Zo wijst Orangetop er terecht op dat niet duidelijk is waarom in het rapport van Crawford eerst een koopsom van $ 323,100,- staat en vervolgens een ‘waarde van de varkenspoten’ van € 390.174,90. Verder wijst zij er terecht op dat volgens de huidige berekeningen de eerste containers zouden zijn geleverd voor een bedrag van $ 97,50 per vat terwijl de andere 10 containers kennelijk zijn geleverd voor € 111,72 per vat. Hap heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Hap meent dat de verklaring voor deze verschillen volgt uit de door haar bijgevoegde productie 16. Het is echter niet aan de rechter om zelf te onderzoeken wat met de daar genoemde informatie bedoeld zal zijn. Hap dient dit deugdelijk toe te lichten.
3.18
Hap dient daarnaast nader met stukken te onderbouwen welke betalingen haar klant heeft gedaan en van welke leveringen zij heeft geweigerd te betalen. Orangetop heeft de stellingen van Hap op dit punt betwist en het moet voor Hap eenvoudig zijn om haar stellingen nader met stukken te onderbouwen. De rechtbank acht het aannemelijk dat hierover correspondentie moet zijn gevoerd. Als Hap haar standpunt niet nader kan onderbouwen, dient zij uit te leggen waarom zij daartoe niet in staat is.
De beperking van de aansprakelijkheid voor schade tussen Hap en haar klant is niet relevant
3.19
Het standpunt van Orangetop dat de schade lager moet zijn vanwege de beperking van de aansprakelijkheid in de relatie tussen Hap en haar klant wordt verworpen. Als het immers zo is dat de klant van Hap terecht betaling heeft geweigerd dan kan Hap geen beroep doen op een eventuele aansprakelijkheidsbeperkingsclausule.
De kosten voor het vernietigen van de varkenspoten en de kosten voor het onderzoek van Crawford worden toegewezen
3.2
Orangetop heeft de kosten die Hap heeft moeten betalen vanwege het vernietigen van de varkenspoten niet weersproken. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Orangetop heeft de kosten die Hap heeft moeten betalen aan Crawford evenmin weersproken. Ook dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
De kosten voor buitengerechtelijke werkzaamheden worden afgewezen
3.21
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat Orangetop heeft betwist dat Hap buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en Hap daartegenover alleen heeft gesteld dat zij buiten rechte heeft geprobeerd voldoening van de vordering te verkrijgen. Die enkele abstracte stelling is onvoldoende.
3.22
Hap zal in de gelegenheid worden gesteld haar schade in een akte nader toe te lichten, zoals uiteengezet onder 3.17 en 3.18. Orangetop zal daarop mogen reageren. Andere stellingen van partijen zullen in beginsel buiten beschouwing worden gelaten, aangezien de rechtbank ten aanzien van de aansprakelijkheid en een aantal schadeposten reeds een bindende eindbeslissing heeft genomen.

4..De beslissing

De rechtbank
:
verwijst de zaak naar de zitting van
woensdag 30 maart 2022zodat Hap zich kan uitlaten over het voorgaande.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
2839

Voetnoten

1.Zie hierna 3.2, 3.3 en 3.4
2.Zie artikel 6:248 lid 1 BW en HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)
3.Zie artikel 7:17 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
4.Zie artikel 14 Verordening 178/2002 inzake Levensmiddelen
5.Verordening (EG) 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen