ECLI:NL:RBROT:2022:1625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
9359701 \ CV EXPL 21-25204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over opdrachtgever en schadevergoeding bij spuitwerkzaamheden in privéwoning

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen de besloten vennootschappen Meubel- en Industriespuiterij Dordrecht B.V. (M&I) en Pleeplay B.V. over de vraag wie als opdrachtgever kan worden aangemerkt voor spuitwerkzaamheden in de keuken van de privéwoning van [naam 2]. M&I had de opdracht gekregen van [naam 2], die indirect bestuurder is van Pleeplay, maar Pleeplay stelt dat de werkzaamheden niet in verband staan met haar bedrijf. M&I vorderde betaling van een factuur van € 5.296,78, terwijl Pleeplay in reconventie schadevergoeding eiste wegens tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden door M&I. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Pleeplay niet als opdrachtgever kan worden aangemerkt, omdat de opdracht door [naam 2] in privé is gegeven. De vordering van M&I is afgewezen en de reconventionele vordering van Pleeplay is eveneens afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor de gestelde tekortkomingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9359701 \ CV EXPL 21-25204
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Meubel- en Industriespuiterij Dordrecht B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
oorspronkelijk eiseres in conventie, thans gedaagde in verzet,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. K. Scheuller,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Pleeplay B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, thans eiseres in verzet,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. G.A.H. Wiekamp.
Partijen worden hierna aangeduid als “M&I” respectievelijk “Pleeplay”.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 12 mei 2021, met producties;
  • het herstelexploot van 12 mei 2021;
  • het verstekvonnis van 17 juni 2021;
  • het verzetexploot van 15 juli 2021 tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de brief van mr. Wiekamp van 10 januari 2022, met producties;
  • de brief van mr. Wiekamp van 11 januari 2022, met producties;
  • de brief van mr. Scheuller van 13 januari 2022, met producties.
1.2.
Op 21 januari 2022 is de zaak met partijen via Microsoft Teams besproken op een mondelinge behandeling. Daarbij is [naam 1] verschenen namens M&I, met de gemachtigde. Namens Pleeplay is verschenen [naam 2], met zijn partner [naam 3] en de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken.

2..De feiten

2.1.
[naam 2] (hierna: [naam 2]) is indirect bestuurder van Pleeplay.
2.2.
Omstreeks juli 2020 heeft [naam 2] aan M&I de opdracht gegeven tot het spuiten van fronten en lades van de keuken in de privéwoning van [naam 2].
2.3.
M&I is op 31 augustus 2020 aangevangen met de aan haar opgedragen werkzaamheden. In oktober 2020 heeft M&I de resterende werkzaamheden uit laten voeren door [naam 4] (hierna: [naam 4]), eigenaar van [naam bedrijf], de leverancier van de gebruikte verf.
2.4.
Tussen [naam 4] en de partner van [naam 2] heeft in de periode van 12 november tot en met 16 november 2020 de volgende Whatsappconversatie plaatsgevonden:
“[12-11-2020 11:14:49] [naam 3]
(partner van [naam 2], opmerking kantonrechter): (…)
Lukt het spuiten van de plinten, vandaag, goed?
Kan jij aanstaande maandag met jouw vriend de keukendeuren plaatsen?
[12-11-2020 22:00:44] [naam 4]
([naam 4], opmerking kantonrechter):
[12-11-2020 22:01:23] [naam 3]: Fijn! [emoticon]
[16-11-2020 09:42:54] [naam 4]: Komen er nu aan
[16-11-2020 09:51:18] [naam 3]: Oki
[16-11-2020 09:51:24] [naam 3]: [naam 2] is in het huis
2.5.
M&I heeft op 30 november 2020 een factuur ter hoogte van € 5.296,78 (inclusief BTW) op naam van Pleeplay opgesteld. De factuur is per e-mail van 27 januari 2021 verstuurd aan de partner van [naam 2].
2.6.
[naam 2] heeft per e-mail van 27 januari 2021 als volgt gereageerd op de ontvangst van de factuur:
“Dit is echt bizar wat jij doet !! De panelen zijn na jullie laatse bezoek naar een echte spuiterij gegaan. Jullie hadden weer beschadigingen en kleur en ruwheid was gewoon weer niet goed. Dit heeft mij heeeel veel tijd en extra werk gekost. Meer als jij mij nu gaat factureren. Ik vind het echt zo bizar wat jij nu doet met deze factuur !! Het is een enorme wanprestatie die jullie geleverd hebben en gedacht opgelost te hebben !!! Heb je enog idee wat mij dit extra gekost heeft ? Kan jij een gok doen.
Hier gaan wij niet uitkomen ik zou een schadevergoeding moeten factureren naar jullie. ik snap jou denkwijze echt totaal niet. Ik ben er echt kapot van geweest alle fouten van jullie en de kosten die het ons gekost hebben !
Spuiter heb ik 8000 euro ex btw voor mijn kiezen gekregen, spuiten en plaatsen en transport.
Hoor graag jouw mening hierover !”
2.7.
Bij onder zaaknummer 9253153 \ CV EXPL 21-19001 gewezen verstekvonnis van 17 juni 2021 is Pleeplay overeenkomstig de eis van M&I veroordeeld tot betaling aan M&I van € 6.084,06, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 5.296,78, met veroordeling van Pleeplay in de proceskosten.
2.8.
Door middel van een overeenkomst van cessie heeft [naam 2] zijn vordering op M&I ter zake van de schade die [naam 2] stelt te hebben geleden wegens het volgens hem ondeugdelijk uitvoeren van de werkzaamheden door M&I overgedragen aan Pleeplay.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
M&I heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Pleeplay te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan M&I te betalen € 5.296,78 aan hoofdsom, € 147,44 aan verschenen wettelijke handelsrente en € 639,84 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 5.296,78 en met veroordeling van Pleeplay in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering heeft M&I, naast de hiervoor genoemde feiten – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.3.
Pleeplay heeft de factuur d.d. 30 november 2020, ondanks aanmaning en sommatie, onbetaald gelaten. Pleeplay verkeert van rechtswege in verzuim door het verstrijken van de betalingstermijn, die 30 dagen bedraagt. M&I maakt aanspraak op de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW. Berekend tot en met de dagvaarding bedraagt de verschenen handelsrente € 147,44. M&I vordert voorts conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 639,84 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
Pleeplay heeft gevorderd haar te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling, en, opnieuw rechtdoende, de vordering van M&I niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen, met veroordeling van M&I in de proceskosten. Daartoe heeft Pleeplay – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.5.
Pleeplay heeft geen kennis genomen van de oorspronkelijke dagvaarding. Zij gaat ervan uit dat de betekening niet juist is geschied, waardoor M&I niet-ontvankelijk had dienen te worden verklaard. Niet Pleeplay, maar [naam 2] in privé heeft opdracht gegeven aan M&I om de spuitwerkzaamheden te verrichten. De werkzaamheden hadden betrekking op de privéwoning van [naam 2] en de werkzaamheden houden geen enkel verband met Pleeplay. Voor het geval Pleeplay desondanks wordt aangemerkt als opdrachtgever, heeft zij aangevoerd dat van oplevering en goedkeuring van de werkzaamheden geen sprake is geweest en Pleeplay aldus niet gehouden is tot betaling van de factuur.
in reconventie
3.6.
Pleeplay heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat M&I toerekenbaar tekort is gekomen in de uitvoering van de overeenkomst met [naam 2];
M&I te veroordelen om aan Pleeplay tegen kwijting te voldoen een bedrag ad € 6.622,07 alsmede de vertragingsschade begroot op € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
M&I te veroordelen in de proceskosten, alsmede de kosten van het verzet, waaronder de nakosten.
3.7.
Aan haar vordering heeft Pleeplay – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.8.
M&I is toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden en zij heeft daarbij ook schade toegebracht aan de keuken van [naam 2]. [naam 2] heeft M&I meermaals een redelijke termijn gegeven voor nakoming. Partijen waren overeengekomen dat M&I op 26 oktober 2020 het werk zou opleveren, maar zij is daarbij niet verschenen. Vervolgens is niets meer van M&I vernomen, zodat, voor zover M&I niet reeds in verzuim verkeerde, uit de houding van M&I kon worden opgemaakt dat aanmaning nutteloos zou zijn. [naam 2] heeft de werkzaamheden van M&I vervolgens laten herstellen en uitvoeren door een derde partij. Op grond van artikel 6:74 BW enerzijds en artikel 6:87 BW anderzijds maakt Pleeplay aanspraak op (vervangende) schadevergoeding. De schade bestaat uit het verschil tussen de offerte van M&I (€ 11.918,85) en de kosten die [naam 2] uiteindelijk heeft moeten maken (€ 5.296,78), aldus een bedrag van € 6.622,07. Daarnaast vordert Pleeplay vertragingsschade ad € 3.000,00 omdat [naam 2] gedurende drie maanden niet de beschikking had over een bruikbare keuken en zijn verhuizing daardoor heeft uitgesteld.
3.9.
M&I heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat zich als volgt laat samenvatten. De oplevering van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden op 16 november 2020. [naam 2] heeft het werk geaccepteerd en goedgekeurd. Nadien heeft M&I niets meer vernomen van [naam 2], tot het moment dat de factuur aan de partner van [naam 2] is verzonden. M&I betwist dat zij gehouden is tot betaling van een schadevergoeding. Indien het opgeleverde werk daadwerkelijk gebreken vertoonde, geldt dat M&I nooit in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te herstellen. M&I is niet in gebreke gesteld en verkeert dan ook niet in verzuim. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding wordt ook door M&I betwist.
3.10.
Op de overige stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de tussen partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk. Op een dergelijke overeenkomst zijn de bepalingen zoals neergelegd in titel 12 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing.
in conventie
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Pleeplay tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 17 juni 2021, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar verzet.
4.3.
Ten aanzien van de stelling van Pleeplay met betrekking tot de (gestelde) onjuiste betekening van de oorspronkelijke dagvaarding wordt het volgende overwogen. Uit het exploot van de dagvaarding van 12 mei 2021 alsmede het herstelexploot van diezelfde datum blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de oorspronkelijke dagvaarding op het adres [adres] in een gesloten envelop heeft achtergelaten, omdat hij niemand aantrof aan wie rechtsgeldig een afschrift kon worden gelaten. Uit het bij de dagvaarding overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat dit het bezoekadres van Pleeplay is. Pleeplay heeft niet onderbouwd, en ook is niet gebleken, dat tegen deze achtergrond sprake is van een onjuiste betekening van de oorspronkelijke dagvaarding. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Pleeplay onredelijk in haar belangen is geschaad (artikel 122 Rv). Van een gebrek in de betekening (dat tot nietigheid van het exploot van dagvaarding zou moeten leiden) is dan ook niet gebleken.
4.4.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of [naam 2] de opdracht aan M&I tot het verrichten van spuitwerkzaamheden namens Pleeplay of namens zichzelf heeft gegeven. Het antwoord op de vraag of iemand in eigen naam dan wel voor een ander is opgetreden, hangt af van hetgeen partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (Hoge Raad 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877).
4.4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat [naam 2] mondeling de opdracht heeft gegeven aan M&I om spuitwerkzaamheden te verrichten in zijn privéwoning. Uit niets is gebleken dat [naam 2] die opdracht namens Pleeplay heeft verstrekt. Partijen hebben ter zitting desgevraagd beiden verklaard dat de spuitwerkzaamheden niets te maken hebben met Pleeplay. Tegen deze achtergrond is de enkele omstandigheid dat partijen zouden hebben afgesproken om de factuur op naam van Pleeplay te stellen (zoals door M&I is aangevoerd) onvoldoende om tot het oordeel te komen dat Pleeplay als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de kantonrechter niet Pleeplay, maar [naam 2] in persoon dient te worden aangesproken tot betaling van de factuur van 30 november 2020. De kantonrechter merkt in dat verband op dat onduidelijk is gebleven waarom M&I niet (tevens) [naam 2] in persoon heeft gedagvaard (en om voeging met de onderhavige procedure heeft gevraagd), aangezien M&I in ieder geval vanaf de datum van de verzetdagvaarding van dit standpunt op de hoogte was.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter het verstekvonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van M&I geheel zal afwijzen.
in reconventie
4.6.
In geschil is of M&I toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [naam 2], waardoor zij gehouden is tot betaling van aanvullende en vervangende schadevergoeding ex artikel 6:74 BW en artikel 6:87 BW. Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.7.
Indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer (in dit geval M&I) aansprakelijk is, moet de opdrachtgever (in dit geval [naam 2]), tenzij dit in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, onverminderd de aansprakelijkheid van de aannemer voor schade ten gevolge van de gebrekkige oplevering (artikel 7:759 BW lid 1). Uit de door Pleeplay zelf overgelegde verklaring van [naam 5] (die volgens Pleeplay nauw betrokken was bij de verbouwing van de privéwoning van [naam 2]) in samenhang met de in 2.4 geciteerde Whatsappconversatie kan worden afgeleid dat de oplevering van de werkzaamheden op 16 november 2020 heeft plaatsgevonden, zoals ook door M&I is aangevoerd.
4.8.
De kantonrechter begrijpt uit hetgeen Pleeplay naar voren heeft gebracht dat Pleeplay zich op het standpunt stelt dat van haar niet kon worden gevergd M&I in de gelegenheid te stellen de gestelde gebreken weg te nemen. Pleeplay heeft daarbij verwezen naar de door haar overgelegde Whatsappcorrespondentie tussen partijen. De kantonrechter leidt daaruit af dat (de partner van) [naam 2] weliswaar meermaals klachten heeft geuit over de uitvoering van de werkzaamheden (o.a. over de kleur van de gespoten fronten), maar M&I heeft daar onbetwist tegenover gesteld dat [naam 2] en zijn partner diverse keren andere kleuren wilden dan oorspronkelijk was overeengekomen (en uitgevoerd). Bovendien laat dat onverlet dat de werkzaamheden kennelijk met instemming van beide partijen zijn voortgezet en dat op 16 november 2020 de oplevering heeft plaatsgevonden. M&I heeft onder verwijzing naar een door haar overgelegde verklaring van [naam 4] betwist dat ten tijde van de oplevering klachten zijn geuit over de uitgevoerde werkzaamheden. Tegen deze achtergrond had het op de weg van Pleeplay gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan kan worden aangenomen dat het werk op 16 november 2020 onder aanwijzing van gebreken niet is aanvaard. Dat heeft Pleeplay nagelaten. De verklaring van [naam 5] waar Pleeplay naar heeft verwezen is daartoe onvoldoende, alleen al omdat daaruit niet blijkt dat [naam 5] (of iemand anders) M&I ten tijde van de oplevering te kennen heeft gegeven welke gebreken er nog zouden zijn. Pleeplay heeft ter zitting weliswaar nog gesteld dat [naam 2] M&I op 16 november 2020 heeft gebeld om te zeggen dat hij absoluut niet tevreden is, maar dat daarbij is gezegd dat sprake was van gebreken (en zo ja welke dit zijn) is niet gesteld. Dat [naam 2] heeft nagelaten om M&I schriftelijk in kennis te stellen van de gebreken die volgens hem ten tijde van de oplevering aanwezig waren, komt voor zijn rekening en risico. Voorts valt tegen de hiervoor geschetste achtergrond niet in te zien dat van [naam 2] niet kon worden gevergd M&I in de gelegenheid te stellen de gestelde gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Vast staat dat [naam 2] M&I hiertoe niet in de gelegenheid heeft gesteld.
4.9.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat Pleeplay haar stelling dat M&I tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [naam 2] onvoldoende heeft onderbouwd (zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen). In het verlengde hiervan wordt geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is geweest van een gebrekkige oplevering. Voorts wordt geoordeeld dat [naam 2] geacht moet worden het werk op 16 november 2020 stilzwijgend te hebben aanvaard (artikel 7:758 lid 1 BW) en dat M&I op grond van artikel 7:758 lid 3 BW ontslagen is van de aansprakelijkheid voor (de gestelde) gebreken. Hierop stranden de vorderingen in reconventie.
4.10.
Al hetgeen partijen voorts hebben aangevoerd kan onbesproken blijven, nu dat – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld – niet tot een ander oordeel kan leiden.
in conventie en reconventie
4.11.
In de omstandigheid dat M&I in conventie en Pleeplay in reconventie in het ongelijk is gesteld en voor beide vorderingen met betrekking tot het gemachtigdensalaris hetzelfde tarief (€ 311,-) en aantal punten (2) geldt en de explootkosten van de verzetdagvaarding op de voet van artikel 141 Rv en onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in r.o. 4.2 voor rekening van Pleeplay dienen te blijven, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
vernietigt het op 17 juni 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9253153 \ CV EXPL 21-19001;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039