Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde 1],
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
- het tussenvonnis van 7 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte na tussenvonnis van [naam eiser] van 15 september 2021, met producties C en D;
- de akte van [naam gedaagde 1] van 15 september 2021;
- de akte uitlaten, tevens verzoek heroverweging wegens kennelijk onjuiste grondslag van de [gedaagden] van 15 september 2021;
- de antwoordakte na tussenvonnis van [naam eiser] van 13 oktober 2021;
- de antwoordakte van [naam gedaagde 1] van 13 oktober 2021;
- de antwoordakte van de [gedaagden] van 13 oktober 2021.
2..De verdere beoordeling
Zonder de brief van 24 april 2012 van [naam gedaagde 1], opgesteld in overleg met [naam 1], was er, zo neemt de rechtbank aan, twee jaar eerder een uitspraak door de rechtbank gedaan met de strekking dat de omgang tussen [naam 2] en [naam eiser] hervat moest worden, en was de kans groter geweest dat dit daadwerkelijk was gebeurd. Immers, de beslissing van de rechtbank van 20 februari 2019 is voor een groot deel ingegeven door het feit dat er inmiddels al zo lang geen contact was geweest tussen [naam eiser] en [naam 2]. Door genoemde brief is deze beslissing veel later door de rechtbank genomen. Het is dus inderdaad zo dat de brief van 24 april 2012 van [naam gedaagde 1] de kans van [naam eiser] op omgang met [naam 2] heeft verkleind.
”
€ 625,40+
€ 189,20+
€ 2.252,00+ (4 punten x tarief II € 563,00)