ECLI:NL:RBROT:2022:1691
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling hoofdverblijf en ambtshalve inschrijving in de basisregistratie personen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres, die op het adres [adres 2] stond ingeschreven, werd ambtshalve ingeschreven op het adres [adres 1] per 27 mei 2021, na een verzoek van de gemeente om aangifte te doen van haar verhuizing. Eiseres had geen aangifte gedaan, wat leidde tot een bestuurlijke boete van € 325,-. Eiseres heeft tegen het besluit van de gemeente bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht het hoofdverblijf van eiseres en haar zoon heeft beoordeeld op basis van de datum van het voornemen tot ambtshalve registratie. De rechtbank concludeerde dat er een redelijk vermoeden bestond dat eiseres en haar zoon op de peildatum hun hoofdverblijf hadden op het adres in Hoogvliet, en dat de gemeente niet rekening mocht houden met het actuele hoofdverblijf. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.