In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderde tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van een tweedehands auto. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. Bakker, had op 3 augustus 2020 een Ford Ka gekocht van de gedaagde, een bedrijf dat handelt in auto’s. Na de aankoop meldde de eiser verschillende gebreken aan de auto, waaronder een olielekkage en roestplekken, en vorderde hij een schadevergoeding van € 1.285,- voor herstelkosten, naast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de auto niet non-conform was, aangezien de eiser een inruilauto had gekocht voor een lage prijs. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de gedaagde in verzuim was geraakt, omdat er geen schriftelijke ingebrekestelling had plaatsgevonden en de gedaagde een redelijke termijn voor nakoming had gekregen. Hierdoor kon de vordering van de eiser niet worden toegewezen. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die voor de gedaagde op nihil werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van verzuim door de koper in het geval van non-conformiteit bij consumentenkoop, en dat zonder bewijs van verzuim de vordering tot schadevergoeding niet kan worden toegewezen.