ECLI:NL:RBROT:2022:1740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
C/10/626136 / JE RK 21-2573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 26 oktober 2021 en gold tot 15 februari 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders, de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. C.G.A. Mattheussens, en de vader gehoord. De gezinshuisouders waren niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn, aangezien de kinderen sinds 29 december 2021 weer bij de moeder en de stiefvader wonen. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de situatie nog kwetsbaar is en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft om de positieve lijn voort te zetten. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 4 december 2022, terwijl het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat dit verzoek was ingetrokken.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/626136 / JE RK 21-2573
Datum uitspraak: 21 januari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2012 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2015 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens, kantoorhoudende te Roosendaal,

[naam vader], hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam stiefvader], hierna te noemen: de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader],

[naam familie], hierna te noemen: de gezinshuisouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 oktober 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 11 januari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 21 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Mattheussens, voornoemd;
- de vader;
- de stiefvader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De gezinshuisouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 26 oktober 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot
15 februari 2022. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 15 februari 2022. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen met een jaar, tot 4 december 2022, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
De GI heeft bij briefrapportage van 11 januari 2022 het verzoek ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ingetrokken. De GI heeft het verzoek voor het overige gehandhaafd en laten weten dat de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder goed is verlopen. Vanwege de kwetsbare ouderrelatie en de zorgen over de onderlinge spanningen tussen de ouders, blijft een ondertoezichtstelling nodig om onder andere te voorkomen dat de ouders weer tegenover elkaar komen te staan. In de tussentijd blijven de gesprekken die de ouders voeren bij de mediator voortduren en wordt ook het NIKA-traject verder voortgezet. Binnenkort zal het NIKA-traject ook bij de vader worden ingezet en er zal tweewekelijks een evaluatiemoment zijn. Om de ondertoezichtstelling in december 2022 te kunnen afsluiten is een verlenging tot dat moment nodig, mede omdat dit hulpverlenings-traject gemiddeld zes tot negen maanden duurt. Aansluitend kan – indien wenselijk – nog aanvullende hulpverlening worden ingezet.

De standpunten

De moeder brengt, mede bij monde van haar advocaat, naar voren dat zij de inzet van de GI om tot een spoedige terugplaatsing van de kinderen te komen, waardeert. Ook begrijpt zij de geuite zorgen over het vormgeven van het gezamenlijk ouderschap. De GI is door middel van een ondertoezichtstelling inmiddels al een lange tijd bij het gezin betrokken. De moeder ervaart de ondertoezichtstelling als belastend en vreest een nieuwe uithuisplaatsing van de kinderen. Het liefst ziet de moeder dat de ondertoezichtstelling daarom slechts voor de duur van zes maanden zal worden verlengd. Volgens haar is dat voldoende, maar zij kan – gelet op de nog lopende hulpverleningstrajecten, waaronder het NIKA-traject – instemmen met de verzochte periode.
De vader laat weten dat het contact met de kinderen redelijk positief verloopt. De ouders hanteren de eerder vastgelegde zorgregeling. Nog steeds voeren de ouders gezamenlijke gesprekken bij de mediator. De ouders hebben de afspraak gemaakt dat, bij afronding van dit traject, zij contact met de mediator kunnen opnemen als het hun niet lukt om eventuele onenigheid samen op te lossen. Gelet op de (prille) situatie rondom de thuisplaatsing van de kinderen begrijpt de vader dat de ondertoezichtstelling een belastende maatregel voor de moeder is. Hij kan zich zowel vinden in een periode van zes maanden als in een langere periode.
De stiefvader laat weten dat hij het heel fijn vindt dat de kinderen weer thuis zijn. Voor wat betreft de ondertoezichtstelling sluit hij zich aan bij de standpunten van de ouders.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Als gevolg van de positieve ontwikkelingen zijn de kinderen sinds 29 december 2021 weer bij de moeder en de stiefvader gaan wonen. Om meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie was het NIKA-traject al op 25 oktober 2021 van start gegaan. Er zijn daarin geen signalen gezien van een verstoorde hechtingsrelatie tussen de moeder en de kinderen. De enigszins beperkte emotionele beschikbaarheid van de moeder lijkt voort te komen uit haar trauma ten gevolge van de uithuisplaatsing. Geadviseerd werd tot een spoedige terugplaatsing, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden ingezet. De moeder volgt behandeling voor het reguleren van haar emoties en trauma. De ouders volgen daarnaast een gezamenlijk traject om op constructieve wijze met elkaar te leren communiceren. De moeder, vader en stiefvader verdienen alle complimenten voor de positieve ontwikkelingen van de afgelopen periode. De situatie is echter nog kwetsbaar. Van belang is daarom dat de GI de komende periode betrokken blijft om erop toe te zien dat de ingezette stijgende lijn voortduurt. Ook kan de GI als neutrale tussenpersoon fungeren als er vragen zijn over eventueel in te zetten hulpverlening of wanneer er onduidelijkheden zijn tussen de betrokkenen. Om op een rustige en constructieve manier toe te werken naar een afsluiting van de ondertoezicht-stelling is de kinderrechter van oordeel dat dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de verzochte duur noodzakelijk is.
Nu de GI het aangehouden verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen, voor zover hierop niet eerder is beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 4 december 2022;
verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.