ECLI:NL:RBROT:2022:1742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
C/10/621101 / JE RK 21-1753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling bestaande zorgregeling in het kader van echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ouders, de moeder en de vader, zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure die heeft geleid tot forse problemen in de communicatie en samenwerking omtrent de opvoeding van hun kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door beide ouders wordt uitgeoefend en dat er een ondertoezichtstelling is ingesteld die loopt tot 17 juli 2022. De ouders hebben in het verleden afspraken gemaakt over de zorgregeling, maar deze blijken niet goed te functioneren, wat leidt tot onrust bij de kinderen.

Tijdens de zitting op 21 januari 2022 zijn beide ouders, vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De vader heeft een gedetailleerd voorstel gedaan voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar de moeder heeft hierop gereageerd met een tegenvoorstel dat de vader als onterecht beschouwt. De kinderrechter heeft de standpunten van beide ouders en de betrokken instanties gehoord en heeft geconcludeerd dat er behoefte is aan duidelijkheid en rust in de zorgregeling.

De kinderrechter heeft besloten om de bestaande zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van 5 oktober 2020, aan te vullen. De ouders zijn het erover eens dat de kinderen in de vakanties op woensdag een belmoment met de andere ouder hebben en dat het tijdstip waarop de kinderen worden opgehaald na de reguliere omgang, de vrije dagen en feestdagen, is vastgesteld op 19:00 uur. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders gezamenlijk besluiten nemen in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige verzochte is afgewezen, voor zover hierop niet eerder is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/621101 / JE RK 21-1753
Datum uitspraak: 11 februari 2022

Beschikking

in de zaak van

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
en

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 14 januari 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de moeder van 14 januari 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 18 januari 2022.
Op 21 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 6 juli 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 17 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 oktober 2020, voor zover hier van belang, de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • de minderjarigen zijn één weekend per 14 dagen van vrijdagmiddag uit school en indien het een vrije dag betreft vanaf 15:30 uur tot zondagavond 19:00 uur bij de man;
  • in de week dat de minderjarigen geen weekendomgang hebben met de man zijn ze van woensdagmiddag uit school en indien het een vrije dag betreft vanaf 12:15 uur tot woensdagavond 19:00 uur bij de man;
  • de man haalt de minderjarigen op bij school en indien het een vrije dag betreft bij de vrouw en de vrouw haalt de minderjarigen op woensdag en zondag op bij de man;
  • (…)
  • in de kerstvakantie zijn de minderjarigen in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man en in de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
  • met ingang van 2021 zijn de minderjarigen in de oneven jaren de voorjaarsvakantie bij de vrouw en de herfstvakantie bij de man en in de even jaren de voorjaars-vakantie bij de man en de herfstvakantie bij de vrouw;
  • in de meivakantie zijn de minderjarigen in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man en in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
  • in de zomervakantie zijn de minderjarigen in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vrouw en de tweede drie weken bij de man en in de even jaren de eerste drie weken bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw;
  • als Koningsdag niet in de meivakantie valt, zijn de minderjarigen de oneven jaren bij de vrouw en de even jaren bij de man;
  • (…)
  • de man haalt de minderjarigen op aan het begin van een vakantie of feestdag bij de vrouw en de vrouw haalt de minderjarigen aan het eind van een vakantie of feestdag op bij de man.
Tijdens de zitting van 9 november 2021 is afgesproken dat de vader een (gedetailleerd) voorstel voor de (nadere) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan de moeder zou doen toekomen, waarna de moeder hierop zou reageren. De beslissing op dat wat de ouders verdeeld houdt, is aangehouden tot de mondelinge behandeling van vandaag.

De aangehouden verzoeken

De moeder heeft diverse zelfstandige verzoeken ingediend. Tijdens de zitting van
9 november 2021 is, na het naar voren brengen van de standpunten, vastgesteld dat met name een aantal kwesties rondom de zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van
5 oktober 2020, de ouders verdeeld houdt en voor onrust zorgt. Zowel de ouders als de GI wensen met name op die punten duidelijkheid, omdat duidelijkheid voor meer rust bij de kinderen kan zorgen.

Het standpunt van de vader

De vader bevestigt dat hij naar aanleiding van het verzoek van de kinderrechter een gedetailleerd voorstel aan de moeder heeft gedaan voor de (nadere) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Hij betreurt het dat hij kort voorafgaand aan de zitting pas op de hoogte wordt gesteld van de reactie van de moeder. Hij heeft daarnaast de indruk dat de moeder in haar tegenvoorstel opnieuw probeert de omgang tussen hem en de kinderen te beperken. De vader kan instemmen met het voorstel van de moeder waarin de kinderen op woensdag iedere vakantie rond 19:00 uur een belmoment hebben met de andere ouder. Hij kan zich echter niet vinden in het verzoek van de moeder om de ophaaltijd na de vakanties en/of op de zondagen te wijzigen naar 10.00 uur of 17:00 uur. De kinderen verblijven nauwelijks bij de vader. De huidige ophaaltijd van 19:00 uur is wenselijk omdat dit de vader de gelegenheid biedt om samen met de kinderen te eten. Voor wat betreft de kerst- en de meivakantie wil de vader de beschikking van 5 oktober 2020 aanhouden. De vader ziet geen goede gronden om daarin verandering te brengen.

Het standpunt van de moeder

De moeder bevestigt dat zij heeft verzocht om een belmoment met de andere ouder gedurende iedere vakantie op woensdag om 19:00 uur. Het belmoment zou ook een half uur eerder of later kunnen plaatsvinden. De moeder heeft tevens verzocht het ophaaltijdstip van de kinderen op zondag na een vakantie te wijzigen naar 10:00 uur. Hoewel de ophaaltijden van de kinderen wisselend zijn geweest, is veelal het tijdstip van 17:00 uur aangehouden. Voor de kinderen is het fijn als het huidige tijdstip van 19:00 uur vervroegd wordt, zodat zij de ruimte krijgen om bij de moeder te acclimatiseren. In plaats van 10:00 uur zou het tijdstip ook om 12:00 uur of 17:00 uur vastgesteld kunnen worden.

Het standpunt van de GI

De GI laat weten dat de moeder de GI benaderd heeft en gevraagd heeft of de kerstdagen verdeeld konden worden. Dit zou volgens haar de wens van de kinderen zijn. Vervolgens heeft de GI contact gehad met de kinderen, waaruit niet duidelijk gebleken is dat het hun uitdrukkelijke wens is om de kerstdagen onder de ouders te verdelen. In de huidige omgangsregeling verblijven de kinderen, om en om per jaar, beide kerstdagen bij één van de ouders. Voor beide opties is wat te zeggen, maar de lopende regeling voorkomt wisselingen en biedt duidelijkheid. Voor wat betreft de ophaaltijdstippen van de kinderen zijn de tijdstippen van 17:00 en 19:00 uur beide gebruikelijk. Van belang is dat bij een wijziging van de zorgregeling rekening wordt gehouden met het wederzijdse wantrouwen tussen de ouders, waardoor weinig flexibiliteit mogelijk is.

Het standpunt van de Raad

De Raad is van mening dat de huidige situatie, waarin de ouders onenigheid hebben over de omgangsafspraken en over de vraag of de omgang een uur langer of korter zou moeten duren, zeer teleurstellend is. Bij het vaststellen van een zorgregeling staat voorop dat de kinderen ontspannen en veilig kunnen opgroeien en met beide ouders fijn contact kunnen hebben. Er lijkt inmiddels een situatie te zijn ontstaan waarin de kinderen niets te willen hebben. En omdat de ouders samen geen besluiten kunnen nemen, leggen zij hun conflicten voor aan de GI en de rechtbank. Naarmate de kinderen ouder worden, zullen zij zich gaan afvragen hoe het komt dat deze situaties zich tussen de ouders blijven voordoen. De Raad maakt zich zorgen over het feit dat zelfs een ondertoezichtstelling ontoereikend is om de ouderproblematiek te verminderen: het is niet de bedoeling dat de ondertoezichtstelling blijft totdat de kinderen meerderjarig zijn. Tijdens de vorige zitting heeft de Raad al kenbaar gemaakt dat de ouders een situatie lijken na te streven waarin zij zelf de kinderen zo min mogelijk opvoeden en zij een derde partij betrekken om hun ouderproblemen op te lossen. De GI lijkt inmiddels vast te lopen omdat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid toch bij de ouders ligt.
Van groot belang is dat de ouders met elkaar een situatie gaan creëren waarin zij gezamenlijk besluiten gaan nemen. Indien dit de ouders niet lukt, dient gedacht te worden aan een beëindiging van hun ouderlijk gezag over de kinderen, opdat de GI de beslissingen zal kunnen gaan nemen.

De beoordeling

Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Daarnaast kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Na afloop van de ondertoezichtstelling blijft deze regeling gelden.
Uit de overgelegde stukken en de diverse mondelinge behandelingen blijkt dat tussen de ouders sprake is van forse echtscheidingsproblematiek als gevolg waarvan de onderlinge communicatie ernstig verstoord is geraakt. Het lukt de ouders onvoldoende om noodzakelijke afspraken te maken in het belang van de kinderen. De kinderen ervaren de spanningen tussen de ouders en kunnen hierdoor niet onbelast contact hebben met hun beide ouders. Gebleken is dat de ouders het niet eens kunnen worden over een aantal punten aangaande de geldende zorgregeling. De GI heeft kenbaar gemaakt dat het in het belang van de kinderen is dat er op deze punten rust komt en dat de kinderrechter een beslissing neemt over deze punten.
De kinderrechter stelt vast dat beide ouders zich kunnen vinden in de data, zoals vermeld in de Vakantieplanning 2021-2022-2023-2024, die door de vader is overgelegd. Daarnaast hebben de ouders ter zitting overeenstemming bereikt over een belmoment van de kinderen met de andere ouder in de vakanties, zoals hierna vermeld. Ook zijn ouders het erover eens dat op Oudejaarsavond de kinderen op of kort na middernacht de ouder bellen waar zij op dat moment niet verblijven.
Ten aanzien van de geschilpunten is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de kinderen is - gezien het gebrek aan goede communicatie tussen de ouders - dat er zoveel mogelijk rust in de zorgregeling blijft, waardoor er zoveel mogelijk regelmaat is en er zo min mogelijk wisselingen tussen de twee woonsituaties zijn. Dit leidt ertoe dat de kinderrechter het in het belang van de kinderen acht dat de verdeling van de zorg in de kerst- en de meivakanties blijft zoals deze is vastgelegd bij beschikking van 5 oktober 2020.
Het (eind)tijdstip waarop de kinderen worden opgehaald na de reguliere omgang, de vrije dagen en feestdagen en de vakanties bepaalt de kinderrechter op 19:00 uur. De kinderen kunnen dan nog mee-eten bij de ouder waar zij op dat moment zijn. Niet is gebleken dat dit in strijd met de belangen van de kinderen is. Wellicht ten overvloede stelt de kinderrechter vast dat dit, voor zover het nog van belang zou zijn, geen wijziging brengt in de begintijden van 15.30 uur en 12.15 uur zoals deze gelden op basis van de beschikking van 5 oktober 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
vult de bestaande zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van deze rechtbank van
5 oktober 2020, als volgt aan:
  • de kinderen hebben in de vakanties op woensdag een belmoment met de andere ouder tussen 18:30 en 19:30 uur;
  • het (eind)tijdstip waarop de kinderen tijdens de reguliere omgang, de vrije dagen en feestdagen en de vakanties worden opgehaald is 19:00 uur;
  • op Oudejaarsavond bellen de kinderen op of kort na middernacht de ouder waar zij op dat moment niet verblijven.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het overige verzochte af, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.