In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, op 27 december 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij belanghebbenden, waaronder de ouders van [naam kind], zijn gehoord. De ouders hebben ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling, waarbij zij hebben aangegeven dat er momenteel rust is en dat [naam kind] al stappen vooruit heeft gemaakt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [naam kind] ernstig wordt bedreigd. Sinds zijn zesde levensjaar is er sprake van schoolverzuim en er zijn aanwijzingen van onderliggende problematiek. De relatie tussen [naam kind] en zijn ouders is verstoord door huiselijk geweld en de echtscheiding. [naam kind] vertoont zowel internaliserende als externaliserende gedragsproblematiek, heeft moeite met zich te uiten en isoleert zichzelf. De ouders hebben onvoldoende gezag over [naam kind] en de hulpverlening in het vrijwillige kader heeft niet het gewenste effect gehad.
Op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting heeft de kinderrechter geoordeeld dat het noodzakelijk is dat een jeugdbeschermer de regie in handen krijgt en dat er passende hulpverlening georganiseerd en gemonitord moet worden. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 11 januari 2022 tot 11 januari 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de beschikking.