Op 21 januari 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een pleegkind, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind]. De kinderrechter constateerde dat de GI ten onrechte geen toestemming had gevraagd voor de terugplaatsing van het pleegkind bij de moeder, zoals vereist onder artikel 1:265i BW. De kinderrechter merkte op dat de GI de casus te laat had voorgelegd aan de Kinderbescherming en dat de pleegouders onvoldoende op de hoogte waren van de ontwikkelingen.
De feiten wezen uit dat [naam kind] deels bij de pleegouders en deels bij de moeder verbleef. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 januari 2022. De GI had het verzoek gewijzigd om een machtiging tot uithuisplaatsing voor deeltijd pleegzorg aan te vragen, maar had verzuimd om de noodzakelijke toestemming van de kinderrechter te verkrijgen. De moeder en pleegouders waren niet volledig geïnformeerd over de juridische vereisten, wat leidde tot onduidelijkheid en bezorgdheid over de zorg voor [naam kind].
De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 27 juni 2022, met de opdracht aan de GI om een rapportage te doen over de actuele stand van zaken. De kinderrechter benadrukte het belang van het in acht nemen van de wettelijke procedures en de noodzaak om de huidige zorgverdeling van 50/50 voorlopig voort te zetten. De zaak zal op een later tijdstip verder worden behandeld, waarbij de GI, de moeder en de pleegouders worden opgeroepen om te verschijnen.