ECLI:NL:RBROT:2022:1766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
C/10/633273 / JE RK 22-324
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige na spoedmachtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die een uithuisplaatsing voor de duur van twee maanden heeft verzocht. De minderjarige verblijft momenteel in een crisisopvang van Pameijer na een incident bij de moeder thuis. De kinderrechter heeft eerder op 8 februari 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken, die op 17 februari 2022 werd besproken in een zitting met gesloten deuren.

Tijdens de zitting is de vader van [naam kind] gehoord, die instemt met de spoedmachtiging maar een langere uithuisplaatsing niet noodzakelijk acht. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening bij de vader is gestart en dat er een echtscheidingsstrijd tussen de ouders speelt, wat de communicatie over de kinderen bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om [naam kind] langer dan noodzakelijk uit huis te plaatsen, gezien de bereidheid van de vader om mee te werken aan de hulpverlening en het goede contact tussen hem en [naam kind].

De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar de reeds verleende spoedmachtiging in stand gehouden om tijd te geven voor de hulpverlening bij de vader. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/633273 / JE RK 22-324
datum uitspraak: 17 februari 2022

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 februari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 17 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind], die na de zitting telefonisch is gehoord,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten in crisisopvang Pameijer.
Bij beschikking van 23 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 9 april 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 februari 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 8 maart 2022. De beslissing op het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft aansluitend aan de spoedmachtiging een uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twee maanden.
De GI handhaaft ter zitting haar verzoek. De hulpverlening van MST is deze week gestart. Deze inzet van MST is nodig om toe te kunnen werken naar een thuisplaatsing. De moeder heeft bij de GI aangegeven achter deze hulpverlening te staan zodat er teruggewerkt kan worden naar huis. Een plaatsing van [naam kind] bij de vader is niet mogelijk gebleken, omdat de vader niet mee wilde werken aan de inzet van Ambulante Spoed Hulp (ASH). De vader wordt thans betrokken bij de inzet van MST. Er is nog altijd sprake van een echtscheidingsstrijd tussen de ouders, waar de kinderen mee belast worden. De ouders zijn niet in staat gebleken om in het belang van de kinderen met elkaar te communiceren. De tot nu toe ingezette hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen.

Het standpunt van de vader

De vader kan instemmen met de verleende spoedmachtiging voor de duur van vier weken. Hij vindt een uithuisplaatsing voor een langere periode niet nodig aangezien [naam kind] bij hem kan verblijven. De vader blijft tot 1 mei 2022 in de ouderlijke woning wonen, daarna gaat hij samenwonen met zijn vriendin. De vader is bereid om mee te werken aan de hulpverlening.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] naar aanleiding van een incident bij de moeder thuis met een spoedmachtiging uit huis is geplaatst. [naam kind] verblijft sinds 8 februari 2022 in een crisisopvang van Pameijer. Voorafgaand aan deze plaatsing heeft de GI getracht ASH bij de vader in te zetten, zodat [naam kind] bij hem kon worden geplaatst. Dat is niet gelukt. Er wordt MST-ID voor [naam kind] ingezet, zodat er gewerkt kan worden naar een terugplaatsing bij de moeder.
[naam kind] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij het liefst terug wil naar de moeder. Indien dat niet meteen mogelijk is, wil zij graag bij de vader verblijven. De vader heeft ter zitting aangegeven dat [naam kind] bij hem kan verblijven. Hij is bereid mee te werken aan hulpverlening, zodat [naam kind] bij hem geplaatst kan worden. Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding om [naam kind] langer dan noodzakelijk uit huis te plaatsen. De vader onderhoudt goed contact met [naam kind] en ook de moeder zou geen bezwaar hebben tegen een verblijf van [naam kind] bij de vader.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal gelet op het vorenstaande het resterende deel van het verzoek van de GI afwijzen. De kinderrechter houdt de (reeds afgegeven) spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand, zodat er tijd is om de hulpverlening bij de vader in te zetten.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het (resterende deel van het) verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.