In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die een uithuisplaatsing voor de duur van twee maanden heeft verzocht. De minderjarige verblijft momenteel in een crisisopvang van Pameijer na een incident bij de moeder thuis. De kinderrechter heeft eerder op 8 februari 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken, die op 17 februari 2022 werd besproken in een zitting met gesloten deuren.
Tijdens de zitting is de vader van [naam kind] gehoord, die instemt met de spoedmachtiging maar een langere uithuisplaatsing niet noodzakelijk acht. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening bij de vader is gestart en dat er een echtscheidingsstrijd tussen de ouders speelt, wat de communicatie over de kinderen bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om [naam kind] langer dan noodzakelijk uit huis te plaatsen, gezien de bereidheid van de vader om mee te werken aan de hulpverlening en het goede contact tussen hem en [naam kind].
De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar de reeds verleende spoedmachtiging in stand gehouden om tijd te geven voor de hulpverlening bij de vader. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.