ECLI:NL:RBROT:2022:1789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
C/10/621098 HA ZA 21-561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nietigverklaring van testament op grond van wilsbekwaamheid

In deze zaak vorderen eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], de nietigheid van het testament van hun overleden oom, [naam erflater], dat op 20 juni 2019 door notaris [naam 1] is opgemaakt. Zij stellen dat erflater ten tijde van het opstellen van het testament niet wilsbekwaam was vanwege een geestelijke stoornis. De rechtbank Rotterdam heeft op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor de stelling dat erflater niet in staat was zijn wil te vormen, bij de eisers ligt. De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat erflater op het moment van het opstellen van het testament niet in staat was zijn belangen te waarderen. De medische rapportages en de verklaring van de notaris wijzen niet op wilsonbekwaamheid. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en bepaalt dat ieder de eigen kosten van de procedure draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team haven en handel
zaaknummer: C/10/621098 HA ZA 21-561
vonnis van 9 maart 2022
in de zaak van:

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
en
2. [naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers,
advocaat: mr. A. Rhijnsburger, Rotterdam,
tegen:

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde sub 1,
advocaat: mr. M.C.G. Stut, Rotterdam,
en
2. [naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde sub 2,
die niet is verschenen of om uitstel heeft verzocht.
Eisers worden hierna aangeduid als [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Gedaagden worden hierna aangeduid als [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2].

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 14 en 15 juni 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [naam gedaagde 1], met producties;
  • de aantekening van de griffier dat de zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2021.
1.2
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1
Op 1 oktober 2019 is te [plaatsnaam] overleden [naam erflater], geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater] (hierna: erflater).
2.2
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] zijn broer en zus van erflater. Erflater was de oom van [naam gedaagde 1] en de levenspartner van [naam gedaagde 2].
2.3
Op 20 juni 2019 is door notaris [naam 1] een uiterste wilsbeschikking van erflater gepasseerd. Erflater heeft daarbij [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] tot zijn enig erfgenamen benoemd. Beiden zijn ook benoemd tot executeurs.

3..Het geschil

3.1
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat het testament d.d. 20 juni 2019 verleden door notaris [naam 1] nietig is waardoor [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] niet de erfgenamen van [naam erflater] zijn;
  • te verklaren voor recht dat de nalatenschap van [naam erflater] afgewikkeld dient te worden als ware er geen uiterste wilsbeschikking door hem opgesteld;
  • te verklaren dat de nalatenschap van [naam erflater] afgewikkeld dient te worden als ware er geen testament opgesteld;
  • veroordeling van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] om binnen 30 dagen na betekening van het te wijzen vonnis inlichtingen te verschaffen met alle bescheiden omtrent de omvang van de nalatenschap van [naam erflater] waaronder afschriften van bankrekeningen, RDW-registraties van motorvoertuigen op naam van [naam erflater] en afdracht van alle goederen en zaken die aan [naam erflater] toebehoorden, met bepaling dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren van € 1.000,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan enig onderdeel van het te wijzen vonnis te voldoen;
  • veroordeling van [naam gedaagde 1] tot afgifte van de auto Mercedes cabrio kenteken [kentekennummer], binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
  • hoofdelijke veroordeling van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] tot betaling van een nog nader te bepalen geldsom gelijk aan de waarde van de nalatenschap van [naam erflater] ten tijde van zijn overlijden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum overlijden;
  • veroordeling van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in de kosten van het geding.
3.2
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] stellen daartoe – samengevat – het volgende.
Er is sprake van een nietig testament, omdat erflater onvoldoende wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament vanwege een geestelijke stoornis. De notaris heeft onvoldoende onderzoek verricht naar de geestestoestand van erflater. [naam eiser 1] heeft een klacht ingediend bij de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de Kamer). Die klacht is grotendeels gegrond verklaard.
Begin 2019 woonde erflater nog zelfstandig. [naam eiser 1] heeft toen geconstateerd dat erflater zorg nodig had. Ook [naam 2] (hierna: [naam 2]), die erflater goed kende, maakte zich begin 2019 al zorgen over de toestand van erflater.
Uit de medische stukken kan worden afgeleid dat erflater bij het opstellen van zijn testament niet voldoende in staat was zich te realiseren wat de strekking was van zijn laatste wil zoals die werd vastgelegd.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben een actieve rol gespeeld bij het opstellen van het testament.
3.3
[naam gedaagde 2] is niet in de procedure verschenen en tegen haar is verstek verleend.
3.4
[naam gedaagde 1] heeft – samengevat – als verweer het volgende aangevoerd.
Niet gebleken is dat erflater op het moment van het opstellen van het testament leed aan een blijvende of tijdelijke stoornis als bedoeld in artikel 3:34 lid 1 BW. Betwist wordt dat sprake was van een geestelijke stoornis. Dat blijkt ook niet uit het medisch dossier en de medische rapportages. Pas op 19 juli 2019, een maand na het opstellen van het testament, wordt vermeld dat gedacht wordt aan een Lewy Body dementie. Er was nog geen diagnose gesteld.
Zelfs als wel sprake was van een blijvende of tijdelijke stoornis, staat daarmee nog niet vast dat ook sprake was van wilsonbekwaamheid. Daarvoor is immers vereist dat de stoornis een redelijke waardering van de betrokken belangen belette, althans dat de wilsverklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. Betwist wordt dat daarvan sprake was.
Dat de klacht van [naam eiser 1] over de notaris grotendeels gegrond is verklaard, betekent nog niet dat erflater op het moment van testeren niet wilsbekwaam was.
[naam gedaagde 1] betwist dat hij en [naam gedaagde 2] erflater ertoe zouden hebben aangezet om een testament op te stellen. [naam gedaagde 1] heeft erflater slechts naar het kantoor van de notaris gebracht, omdat erflater niet meer in staat was om de auto zelf te besturen.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het testament nietig is, stelt [naam gedaagde 1] dat hij bij conclusie van antwoord de benodigde inlichtingen heeft verschaft en er geen goederen meer aanwezig zijn die afgegeven kunnen worden aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Ten aanzien van de Mercedes cabrio met kenteken [kentekennummer] voert [naam gedaagde 1] het verweer dat erflater deze auto tijdens leven aan hem heeft geschonken.

4..De beoordeling

4.1
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of erflater ten tijde van het ondertekenen van het testament op 20 juni 2019 wilsbekwaam of niet was. Indien erflater op dat moment wilsonbekwaam was in die zin dat hij de gevolgen niet kon overzien, is het testament op grond van artikel 3:34 BW in samenhang met artikel 3:33 BW nietig.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat aan de vrijheid van erflater om een testament op te laten maken grote waarde moet worden toegekend. De bewijslast van de stelling dat erflater op 20 juni 2019 niet in staat was zijn wil in vrijheid te vormen, rust op [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Zij moeten de voor hun vorderingen relevante feiten stellen en bewijzen.
4.3
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:34 lid 1 BW is vereist dat sprake is van geestvermogens die blijvend of tijdelijk zijn gestoord en dat een met een verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben gesteld dat de wilsonbekwaamheid van erflater blijkt uit de door de Kamer grotendeels gegrond verklaarde klacht, het medisch dossier van erflater van de Stichting Aafje, de rapportages van het Franciscus Gasthuis, het medisch advies van [naam 3] (medisch adviseur) en de verklaring van [naam 2].
Kamer voor het notariaat
4.4
De rechtbank overweegt dat het de notaris is die de wilsbekwaamheid beoordeelt. In eerste instantie komt het daarbij aan op zijn eigen waarneming, waarbij hem een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Alleen bij gerede twijfel is verder onderzoek aangewezen en dient de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de KNB te volgen. Uit het e-mail bericht d.d. 26 februari 2020 van de notaris aan de advocaat van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] blijkt dat de notaris geen enkele reden had te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater:
“Ik heb geen enkele reden gehad te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van [naam erflater]. [naam erflater] woonde zelfstandig (…) Bij het passeren is niemand anders aanwezig geweest. Het feit dat zijn rijbewijs hem ontnomen zou zijn, is volkomen irrelevant.”
Op grond van de ministerieplicht moet een notaris een opdracht in beginsel uitvoeren, tenzij er stevige aanwijzingen zijn van wilsonbekwaamheid. Ook al was een aantal indicatoren aanwezig (zoals [naam eiser 1] en [naam eiser 2] stellen), dan betekent dit volgens het Stappenplan nog niet automatisch dat erflater wilsonbekwaam was.
Daarnaast volgt de rechtbank [naam gedaagde 1] in zijn verweer dat door de Kamer met de uitspraak dat “
niet is komen vast te staan dat de notaris voldoende heeft doorgevraagd bij erflater”,niet is geoordeeld dat erflater ten tijde van het ondertekenen van het testament wilsonbekwaam was. Volgens de Kamer had de notaris in de gegeven omstandigheden (er was bij de opdracht alleen telefonisch contact geweest en erflater wilde op 77-jarige leeftijd afwijken van het erfrecht bij versterf door een testament op te maken) nader onderzoek moeten doen naar de persoonlijke situatie van erflater. Omdat niet was komen vast te staan dat de notaris voldoende heeft doorgevraagd en gespreksaantekeningen heeft gemaakt, is de klacht van [naam eiser 1] gegrond verklaard. Deze gegrondverklaring duidt op zichzelf niet op wilsonbekwaamheid en kan dan ook niet dienen als onderbouwing van de stelling dat de wilsverklaring is opgesteld onder invloed van een geestelijke stoornis.
Medisch dossier van de Stichting Aafje en medische rapportages van het Franciscus Gasthuis.,
4.5
Volgens [naam eiser 1] en [naam eiser 2] blijkt uit het medisch dossier en de medische rapportages dat erflater niet voldoende in staat was om bij gelegenheid van het opstellen van het testament zich te realiseren wat de strekking was van zijn wil zoals die werd vastgelegd in het testament. Zij stellen dat al langere tijd sprake was van verwardheid en een geestelijke stoornis.
De rechtbank overweegt dat deze onderbouwing niet voldoende is. Uit het medisch dossier blijkt niet dat erflater in juni 2019 leed aan enige stoornis en ook in de rapportage van het Franciscus Gasthuis van 18 juni 2019 wordt (nog) niet gesproken over enige stoornis. Wel wordt aan de huisarts van erflater gerapporteerd dat het denken steeds minder goed gaat en dat het geheugen achteruit lijkt te gaan. In de daarop volgende rapportage van 19 juli 2019 wordt gerapporteerd dat sprake is van cognitieve stoornissen, symmetrisch parkinsonisme en dat vooralsnog wordt gedacht aan een Lewy body dementie. Er was echter nog geen diagnose gesteld. Overigens, ook als erflater in juli 2019 leed aan een Lewy body dementie, betekent dat niet automatisch dat hij op 21 juni 2019 wilsonbekwaam was. Dementie is, zoals de rechtbank ook tijdens de mondelinge behandeling heeft overwogen, niet gelijk te stellen aan wilsonbekwaamheid. Zoals uit de rapportage van 18 juni 2019 blijkt, had erflater soms goede en soms slechte dagen. Bepalend is of erflater door een geestelijke beperking al dan niet in staat is om de gevolgen van een rechtshandeling te overzien. Daarvan is niet gebleken.
Medisch advies van [naam 3]
4.6
Ook uit het medisch advies van [naam 3] volgt niet dat erflater ten tijde van het ondertekenen van het testament wilsonbekwaam was. Allereerst gaat [naam 3] er in zijn advies ten onrechte van uit dat de Kamer van oordeel was dat erflater op 9 juli 2019, na opname op de gesloten afdeling van Huize Smeetsland, zeker niet in staat was om zijn wil te bepalen of een zelfstandig leven te leiden. Deze mening maakt geen deel uit van de beoordeling van de Kamer, maar maakt deel uit van de onderbouwing van de klacht van [naam eiser 1]. Ten tweede verklaart [naam 3] dat hij, zonder erflater te hebben gezien, geen uitspraak mag doen ten aanzien van de vraag in hoeverre er ten tijde van het opmaken van het testament sprake is geweest van wilsonbekwaamheid. Dat volgens [naam 3] het redelijke antwoord op die vraag voor de hand ligt, maakt dit niet anders. Ook deze onderbouwing is dus niet voldoende.
Verklaring [naam 2]
4.7
Tenslotte hebben [naam eiser 1] en [naam eiser 2] gesteld dat uit de verklaring van [naam 2], die erflater goed kende, kan volgen dat erflater in feite tot weinig meer in staat was. De rechtbank overweegt dat haar verklaring weliswaar een zorgelijk beeld schetst van erflater in de periode januari tot en met maart 2019 (
“en toen maakte ik me zorgen over zijn conditie. Hij viel en was erg in de war (…) het huis was erg vervuild en de koelkast was leeg (…) Toen drong er eigenlijk niets meer tot hem door (…)), maar deze verklaring is onvoldoende als onderbouwing van de door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] gestelde wilsonbekwaamheid.
4.8
Evenmin leiden de beslissing van de Kamer, bovengemelde medische stukken, de eigen waarneming van [naam eiser 1] begin 2019 dat erflater zorg nodig had en de verklaring van [naam 2]
in samenhang bezientot de conclusie dat erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het ondertekenen van het testament.
Conclusie
4.9
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat erflater op 20 juni 2019 niet in staat was zijn belangen te waarderen en onbekwaam was om zijn wil te bepalen. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben, gelet op de gemotiveerde betwisting door [naam gedaagde 1], hun stellingen onvoldoende onderbouwd. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.9
Het uitgangspunt is dat kosten van procedures tussen bloedverwanten in beginsel voor eigen rekening blijven. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.

5..Beslissing

De rechtbank
:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
bepaalt dat [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam gedaagde 1] ieder de eigen kosten van deze procedure dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, en uitgesproken op 9 maart 2022 ter openbare terechtzitting.
3092