ECLI:NL:RBROT:2022:1835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9608194 VV EXPL 21-541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een woning door de huurder, [gedaagde], op verzoek van de verhuurder, [eiser]. De procedure volgde op een huurovereenkomst die op 7 oktober 2021 was aangegaan. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning vanwege ernstige en structurele overlast die door de huurder werd veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast en intimidatie van andere bewoners. De huurder had de huurbetalingen niet tijdig en volledig voldaan, wat leidde tot een huurachterstand van € 3.500,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder meerdere keren was aangesproken op zijn gedrag, maar dat deze pogingen om de overlast te beëindigen niet succesvol waren. De rechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de verhuurder bij ontruiming van de woning zwaarder woog dan het belang van de huurder bij behoud van de woning. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen en de huurder veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en toekomstige huurtermijnen. De rechter heeft de proceskosten aan de huurder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9608194 VV EXPL 21-541
uitspraak: 4 februari 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. B. van der Eijk te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 januari 2022, met producties;
  • de aanvullende productie van [eiser];
  • het e-mailbericht van 21 januari 2022 van [gedaagde];
  • de schriftelijke reactie, gedateerd op 28 januari 2022, van [gedaagde].
1.2
De mondelinge behandeling heeft eerst op 12 januari 2022 plaatsgevonden. [gedaagde] is op die zitting niet verschenen, waarna verstek is verleend. Nadat [gedaagde] op 12 januari 2022 kort na afloop van de mondelinge behandeling het verstek heeft gezuiverd, is een mondelinge behandeling gepland op 28 januari 2022. Tijdens deze mondelinge behandeling is namens [eiser] zijn gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen.
1.3
Bij binnenkomst en nog voor de inhoudelijke start van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] zich agressief uitgelaten richting de kantonrechter, de griffier en de gemachtigde van [eiser]. [gedaagde] heeft er vervolgens zelf voor gekozen om, na overhandiging van zijn schriftelijke reactie, de zittingszaal te verlaten en niet aanwezig te zijn bij de (verdere) mondelinge behandeling.
1.4
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is gezegd en voorgevallen.
1.5
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen [eiser] als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 7 oktober 2021 een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing.
2.2
Op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is [gedaagde], maandelijks bij vooruitbetaling, huur verschuldigd. Op dit moment is de huur € 1.400,00 per maand. [gedaagde] heeft de huur voor oktober 2021 betaald. Ook heeft [gedaagde] op 9 november 2021, voor de huur van november 2021, een bedrag van € 700,00 betaald.
2.3
Op 30 oktober 2021 heeft, naar aanleiding van een melding van een bewoner van het complex, waar de woning onderdeel van uitmaakt (hierna: het complex), tussen [eiser] en [gedaagde] het volgende gesprek via WhatsApp plaatsgevonden:
[afbeelding whatsappgesprek]
2.4
Op 5 november 2021 heeft [eiser] [gedaagde] verzocht het resterende gedeelte van de huur voor november 2021 te betalen. Op 7 november 2021 heeft [gedaagde] beloofd het resterende gedeelte zo snel mogelijk te betalen. In de dagen daaropvolgend hebben partijen over en weer nog berichten gestuurd over het niet betalen van de huur voor november 2021.
2.5
Op 18 november 2021 heeft een bewoner van het complex [eiser] per e-mail (inclusief foto’s) geïnformeerd over incidenten die op 15 november 2021 hebben plaatsgevonden. De tijdlijn is als volgt:
[afbeelding tijdlijn]
Naast de tijdlijn heeft deze bewoner ook een screenshot gestuurd van de door [gedaagde] op 15 november 2021 gestuurde berichten. Op de plek waar nu ‘Dit bericht is verwijderd’ staat, stond volgens die bewoner eerder een door [gedaagde] geuite bedreiging.
2.6
Op 19 november 2021 heeft [eiser], naar aanleiding van het contact dat [eiser] met de politie heeft gehad, [gedaagde] geïnformeerd dat hij op de hoogte is van de incidenten die op 15 november 2021 hebben plaatsgevonden, gesommeerd om de spullen die in de nacht van 15 november 2021 kapot zijn gemaakt op eigen kosten te vervangen en verzocht het resterende bedrag aan huur voor november 2021 zo spoedig mogelijk te betalen.
2.7
Op 22 november 2021 heeft de politie de woning van [gedaagde] betreden om hem aan te houden en af te voeren naar het politiebureau op verdenking van strafbare feiten. Om welke strafbare feiten het gaat is [eiser] niet bekend.
2.8
In het proces-verbaal van de aangifte van [eiser] van 25 november 2021 is te lezen dat [gedaagde] op 19 november 2021, naar aanleiding van de e-mail van 19 november 2021 van [eiser], zich telefonisch zeer intimiderend en dreigend heeft uitgelaten jegens [eiser].
2.9
In het proces-verbaal van de aangifte van een bewoner van het complex van 3 december 2021 is te lezen dat [gedaagde] op 3 december omstreeks 09:40 uur meerdere keren op de voordeur van deze bewoner met een voorwerp heeft geslagen. Naar aanleiding hiervan is deze voordeur flink beschadigd.
2.1
Op 7 december 2021 heeft een bewoner van het complex per e-mail [eiser] laten weten dat [gedaagde] al langere tijd geluidsoverlast veroorzaakt en dat de politie al meerdere keren langs is geweest om [gedaagde] aan te spraken op zijn overlast en wangedrag.
2.11
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 13 december 2021 gesommeerd om de openstaande huur te betalen en verder is [gedaagde] aangesproken op zijn ontoelaatbare gedrag.
2.12
Naar aanleiding van de brief van 13 december 2021 heeft [gedaagde] op 15 december 2021 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde van [eiser]. Tijdens het telefoongesprek tussen [gedaagde] en de secretaresse van dat kantoor heeft [gedaagde] zich agressief, intimiderend en bedreigend uitgelaten.
2.13
Op 20 december 2021 heeft de VvE, waar de woning onderdeel van uitmaakt, [eiser] aangeschreven over de vele klachten over geluidsoverlast in de woning.
2.14
Op 22 december 2021 heeft een bewoner van het complex wederom een klacht per email gestuurd naar [eiser]. De klacht houdt in dat er die week op dinsdagavond en woensdagavond midden in de nacht door [gedaagde] weer harde muziek werd gedraaid.
2.15
Op 25 december 2021 heeft een bewoner van het complex (dezelfde als 22 december 2021) een klacht gemaild aan [eiser] over de afgelopen nacht en die ochtend. Aan [eiser] is bericht dat er die nacht om ongeveer half twee harde muziek werd gedraaid en dat het deze ochtend om half acht weer begon.
2.16
Op 31 december 2021 heeft een bewoner van het complex aan [eiser] bericht dat [gedaagde] om half twee ’s nachts drie kwartier lang keiharde muziek heeft gedraaid.
2.17
Op 11 januari 2022 heeft een bewoner van het complex aan [eiser] bericht dat [gedaagde] gemiddeld 2 a 3 uur aan harde muziek per dag draait en hij [gedaagde] vaak hard hoort schreeuwen.

3..De vordering

3.1
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
  • de woning binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden, voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser] zijn, en onder afgifte van de sleutels aan [eiser] ter beschikking te stellen;
  • tot betaling van € 3.500,00, te vermeerderen met de contractuele rente van 1%, althans de wettelijke rente, vanaf de dag van verschuldigdheid van de huur, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling;
  • tot betaling van een vergoeding van € 1.400,00 per maand vanaf 1 februari 2022 voor iedere maand dat [gedaagde] in gebreke blijft de woning te ontruimen;
  • tot betaling van de proceskosten welke vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis moet worden vermeerderd met de contractuele rente van 1%, althans de wettelijke rente.
3.2
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover nu van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, doordat hij ernstige en structurele overlast veroorzaakt. [eiser] heeft [gedaagde] meerdere keren gesommeerd om de overlast gevende situaties te beëindigen, echter tevergeefs. Het kan niet van [eiser] worden gevergd dat de onderhavige situatie nog langer blijft voortduren. De overlast die [gedaagde] veroorzaakt rechtvaardigt, vooruitlopend op een toe te wijzen ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, een veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning in deze kort geding procedure.
3.2.2
Verder is [gedaagde] ondanks aanmaning in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen. De huurachterstand tot en met januari 2022 is € 3.500,00. [gedaagde] heeft alleen de eerste maand volledig betaald daarna is hij vrijwel direct gestopt met betalen.
3.3
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering tot ontruiming nu [gedaagde] ondanks sommatie de huurachterstand steeds verder laat oplopen. Daarnaast is het wangedrag van [gedaagde] naar derden, waaronder huurders, verhuurders en derden, van dermate ernstige aard en omvang en duur dat [eiser] een spoedeisend belang heeft uit het oogpunt van veiligheid en huurgenot van de overige huurders en eigenaren.

4..Het verweer

4.1
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering.
4.2
[gedaagde] voert daartoe - voor zover van belang - aan dat hij bij aanvang van de huurovereenkomst heeft doorgegeven wat zijn functie is en verder heeft hij aangegeven dat hij qua inkomsten een moeilijke periode heeft maar welwillend is om de huur te betalen.
4.3
Verder betwist [gedaagde] dat er sprake is van overlast. Hij stelt slachtoffer te zijn van een hetze van bewoners van het complex. De bewoners behandelen hem volgens hem vanwege zijn huidskleur anders. Het klopt dat er een enkel voorval is geweest waarbij hij zijn zelfbeheersing is verloren. Ook heeft hij in coronatijd wel eens muziek gedraaid, dat was enkel voor eigen vermaak. Dat mensen zich hier aan kunnen storen is hun beleving. De intentie is nooit geweest om hun te storen.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Voor toewijzing van een vordering in kort geding - welke toewijzing vrijwel altijd een definitief karakter heeft - is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser], niet kan worden afgewacht.
5.2
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit het door [eiser] gestelde. Hij stelt en heeft voldoende onderbouwd dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt waar andere bewoners van het complex last van hebben. Gelet op de overgelegde overlastmeldingen, processen-verbaal en andere processtukken kan een bodemprocedure niet worden afgewacht. [eiser] is in zoverre dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
5.3
Op grond van de wet en de algemene bepalingen is [gedaagde] verplicht zich als goed huurder te gedragen. Met de overgelegde stukken, waaronder begrepen:
  • het proces-verbaal waarin de incidenten van 15 november 2021 zijn omschreven, en de daarbij behorende foto’s die naar [eiser] zijn gestuurd;
  • de weergave van de correspondentie/gesprekken die tussen (de gemachtigde van) [eiser] en [gedaagde] naar aanleiding van overlastmeldingen (zie 2.3/2.8/2.12) hebben plaatsgevonden;
  • het proces-verbaal waarin het incident van 3 december 2021 is omschreven;
  • de vele overlastmeldingen van verschillende bewoners uit het complex;
in samenhang met de toelichting daarop, heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt.
Deze overlast bestaat voornamelijk uit het hard draaien van muziek, hard schreeuwen, zich intimiderend en bedreigend uitlaten jegens bewoners en [eiser] zelf en schade aanbrengen aan eigendommen van [eiser] en/of andere bewoners van het complex. De overlast vindt in en rondom de woning plaats. [eiser] heeft meerdere keren geprobeerd om [gedaagde] aan te spreken op zijn gedrag om zo een einde te maken aan de overlast; deze sommaties hadden vaak een tegenovergesteld resultaat en hebben er helaas niet voor gezorgd dat de overlast is gestopt.
5.4
[gedaagde] heeft de gestelde overlast niet, althans onvoldoende weersproken. Hij stelt dat vanwege zijn huidskleur de bewoners van het complex een hetze tegen hem zijn begonnen en zijn leefstijl nu eenmaal zijn manier van leven is. [gedaagde] heeft echter niet betwist dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, zoals ook niet wordt betwist dat de incidenten van 15 november 2021 en 3 december 2021 hebben plaatsgevonden. Ook is niet weersproken dat [eiser] [gedaagde] meerdere keren heeft aangesproken op zijn gedrag en ook is niet weersproken dat de politie meerdere keren ter plaatste heeft moeten komen om een einde te maken aan de door [gedaagde] veroorzaakte overlast.
5.5
Gelet op het bovenstaande geldt ten aanzien van de huurovereenkomst het bepaalde in artikel 6:265 BW op grond waarvan iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekening, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan [gedaagde] om voldoende gemotiveerd de ‘tenzij’ bepaling toe te lichten en onderbouwen. Hierbij weegt mee dat [eiser] voor de anderen bewoners van het complex moet in staan voor een leefbare woonomgeving en moet instaan voor rustig woongenot. Daartegenover staat het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning. De kantonrechter acht het op grond van wat er naar voren is gebracht niet aannemelijk dat het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning in een bodemprocedure zwaarder zal wegen dan het grotere en gerechtvaardigde belang van [eiser] in dit geval. Hierbij heeft de kantonrechter rekening gehouden met het feit dat de overlast al geruime tijd duurt en ernstig van aard is. Pogingen om [gedaagde] tot inkeer te laten komen zijn niet succesvol gebleken.
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat meer dan aannemelijk is dat in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken en zal worden bepaald dat de woning ontruimd moet worden. De kantonrechter ziet aanleiding om op dit oordeel vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming in deze procedure al toe te wijzen. Mede gelet op de hiervoor genoemde pogingen de overlast te laten eindigen, maar met name ook gelet op de recente incidenten van 15 november 2021 en 3 december 2021, kan niet van [eiser] worden verwacht geen gebruik te maken van zijn mogelijkheid om in kort geding al de ontruiming van de woning te vragen. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, op zeven dagen na betekening van dit vonnis bepaald.
5.7
Verder vordert [eiser] betaling van de achterstallige huur en de toekomstige termijnen vanaf 1 februari 2022. [eiser] heeft gespecificeerd dat de huurachterstand berekend tot en met januari 2022 € 3.500,00 is. Dit bedrag zal, gelet op het feit dat de hoogte hiervan niet is betwist, worden toegewezen. De vordering tot betaling van toekomstige huur van € 1.400,00 per maand vanaf 1 februari 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming zal plaatsvinden zal eveneens worden toegewezen. [eiser] heeft voldoende feiten en omstandigheden geschetst op grond waarvan hij voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt een rechtens te respecteren belang te hebben bij toewijzing van dit gedeelte van de vordering.
5.8
De gevorderde contractuele rente wordt afgewezen. Omdat contractuele rente niet hoger mag zijn dan het maximaal krachtens de Wet op het Consumentenkrediet toegestane percentage. Wel wordt de gevorderde wettelijke rente toegewezen zoals hierna vermeld.
5.9
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskostenveroordeling wordt, gelet op het oordeel onder 5.8, eveneens toegewezen zoals hierna vermeld.

6..De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag aan hoofdsom dat na elke credit- en debet mutatie heeft uitgestaan vanaf de opeisbaarheid van de respectievelijke huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de maandelijkse huur van € 1.400,00 per maand voor elke maand dat [gedaagde] de woning in bezit zal houden, te rekenen vanaf 1 februari 2022 tot de datum waarop [eiser] weer beschikking over de woning verkrijgt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 367,21 aan verschotten;
  • € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
deze bedragen vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
44485