ECLI:NL:RBROT:2022:1837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9085381 CV EXPL 21-10022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in huurzaak met gedragsaanwijzing

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Rotterdam, heeft Stichting Woonstad Rotterdam een vordering ingediend tegen [gedaagde], vertegenwoordigd door [handelsnaam] q.q. De procedure volgde op een eerdere gedragsaanwijzing die was opgelegd aan [gedaagde] om overlast te voorkomen. Woonstad heeft haar eis gewijzigd en verzocht om de gedragsaanwijzing opnieuw op te leggen, terwijl [handelsnaam] q.q. zich verzet tegen deze maatregel, stellende dat er geen klachten zijn en dat de gedragsaanwijzing niet meer nodig is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich aan de eerdere gedragsaanwijzing heeft gehouden en dat er geen overlastklachten zijn ontvangen. Hierdoor is de vordering van Woonstad tot het opleggen van een nieuwe gedragsaanwijzing afgewezen. De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat de procedure noodzakelijk was om het overlastgevend gedrag van [gedaagde] aan te pakken. [handelsnaam] q.q. is veroordeeld in de proceskosten van Woonstad, die zijn begroot op € 235,71 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9085381 CV EXPL 21-10022
uitspraak: 18 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam]in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam],
gevestigd in [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonstad’, ‘[handelsnaam] q.q.’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 2 juli 2022;
  • de akte uitlating aan de zijde van Woonstad;
  • de antwoord akte aan de zijde van [handelsnaam] q.q.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De verdere beoordeling

2.1
Woonstad heeft in haar akte uitlating naar aanleiding van het tussenvonnis haar eis gewijzigd. Dit omdat de gedragsaanwijzing zoals deze door de kantonrechter in het tussenvonnis van 2 juli 2021 is gegeven volgens Woonstad nodig is geweest om een gedragsverandering bij [gedaagde] teweeg te brengen. De eerdere gedragsaanwijzing van Woonstad heeft immers geen effect gehad. Gelet hierop wijzigt Woonstad haar eis in die zin dat zij haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning intrekt. Wel verzoekt Woonstad bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, aan [gedaagde] de gedragsaanwijzing, zoals deze is geformuleerd in het tussenvonnis van 2 juli 2021, op te leggen, met veroordeling van [handelsnaam] q.q. in de proceskosten en de nakosten.
2.2
[handelsnaam] q.q. heeft in haar antwoordakte gemotiveerd geen reden te zien om de gedragsaanwijzing zoals opgelegd in het tussenvonnis van 2 juli 2021 bij eindvonnis te handhaven. Immers, er hebben zich geen klachten voorgedaan, de huurovereenkomst en de wet leggen in feite al dezelfde plicht op (samengevat geen overlast veroorzaken en zelf bewonen). Het belang onder deze omstandigheden (afgelopen maanden geen klachten) aan de zijde van Woonstad bestaat derhalve dan ook niet meer. Gelet op alle omstandigheden stelt [handelsnaam] q.q. dat het redelijk is de kosten van deze procedure te compenseren.
2.3
De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet geschil dat [gedaagde] zich aan de door de kantonrechter bij tussenvonnis van 2 juli 2021 opgelegde gedragsaanwijzing heeft gehouden; er zijn geen overlastklachten van omwonenden ontvangen. Verder is van belang dat een gedragsaanwijzing een tijdelijke maatregel is, bedoeld als stok achter de deur voor in dit geval [gedaagde] om zich van het veroorzaken van overlast te onthouden. Dit tijdelijke aspect van een gedragsaanwijzing verhoudt zich niet met de vordering van Woonstad om in dit vonnis diezelfde gedragsaanwijzing voor onbepaalde tijd aan [gedaagde] op te leggen. In het licht van de omstandigheid dat [gedaagde] zich de afgelopen zes maanden van het veroorzaken van overlast heeft onthouden, ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan [gedaagde] voor een aanvullende periode een gedragsaanwijzing op te leggen. De kantonrechter gaat er van uit dat [gedaagde] zich in het vervolg ook zonder gedragsaanwijzing als goed huurder gaat gedragen en derhalve geen overlast meer zal veroorzaken.
2.4
Dit betekent dat de gewijzigde vordering van Woonstad tot het opleggen van een gedragsaanwijzing wordt afgewezen.
2.5
Ten overvloede merkt de kantonrechter dat in het geval dat in de (nabije) toekomst zal blijken dat [gedaagde] opnieuw overlast veroorzaakt, [gedaagde] er ernstig rekening mee moet houden dat een eventuele vordering van Woonstad om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen met grote mate van waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. [gedaagde] is nu namelijk een gewaarschuwd mens.
2.6
Het is niet in geschil dat het starten van de onderhavige procedure en het opleggen van de gedragsaanwijzing noodzakelijk waren om het overlast gevende gedrag van [gedaagde] een halt toe te roepen. Dat de gewijzigde vordering van Woonstad nu uiteindelijk wordt afgewezen op de grond dat [gedaagde] zich aan de eerder opgelegde gedragsaanwijzing heeft gehouden, doet niet af aan de gebleken noodzaak van deze procedure. [handelsnaam] q.q. heeft in het licht hiervan te gelden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten van Woonstad wordt veroordeeld, die tot aan dit vonnis worden begroot op € 235,71 aan verschotten (bestaande uit € 109,71 explootkosten en € 126,00 aan griffierecht) en € 374,00 (twee punten à € 187,00) aan salaris voor de gemachtigde van Woonstad. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.
2.7
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe op de wet is gegrond en er geen redenen zijn het niet in te willigen.

3..De beslissing:

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [handelsnaam] q.q. in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Woonstad begroot op:
  • € 636,42 aan verschotten;
  • € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien Bewindvoering q.q. niet binnen veertien dagen na de datum dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485