In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia en een gedaagde huurster. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 4.801,02. De huurster betwistte de achterstand en voerde aan dat zij een betalingsregeling had getroffen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2022 werd vastgesteld dat de huurachterstand was verminderd, maar dat er nog steeds een bedrag van € 4.471,02 openstond. De kantonrechter oordeelde dat de huurster tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, maar gaf haar een laatste kans om de achterstand in te lopen. De huurster kreeg een termijn van één maand om aan haar verplichtingen te voldoen, anders zou de ontruiming van de woning worden toegewezen. Daarnaast werd de huurster veroordeeld in de proceskosten van Vestia, die op € 630,60 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.